poet, waarin zo veel Indische mensen zich herkenden, hoorden bij zijn vroege jeugd. Iets van die lichte toets, de overdrijving en de ironiserende terzijdes keerden later ook in zijn eigen werk terug. Wat hij verder herkent, is de verscheurdheid van Tjalie, die Van Dis kenmerkend vindt voor Indische mensen van de eerste generatie. Ballingen uit de tropen, die weinig op hadden met de mores van ‘die Hollanders’.
Bij Abdelkader Benali kwam Tjalie Robinson in beeld door een verzoek van de krant om een recensie over hem te schrijven. Het idee daarachter was dat een jonge migrantenschrijver, kind van Marokkaanse gastarbeiders, zich vast zou herkennen in het werk van een eerdere migrantenschrijver. Zij deelden immers de thematiek van het leven met twee vaderlanden en de conflicten die daar in het naoorlogse Nederland uit voortvloeiden. Maar Benali vond de man uit de Oost maar een vreemde snuiter en diens continue gevit op de Hollanders begreep hij niet echt. De slagerszoon uit Rotterdam ervoer de taal van het nieuwe land juist als een universum om te exploreren, niet om je tegen af te zetten. Hij bleek er niet alleen de leefwereld van zijn ouders mee te kunnen herscheppen, maar zich ook een plek te kunnen verwerven in een samenleving die naar zijn idee volop ruimte biedt aan ‘exotische stemmen’. Zonder enige affiniteit met de bekende thema's uit de koloniale geschiedenis komt ook Abdelkader Benali ten slotte echter in de ban van de lokstem van de Indische verteller. In die zin heeft zijn aanraking met Vincent Mahieu tot een literaire ontdekking geleid.
In het stuk van Michiel van Kempen figureert Tjalie Robinson als contrast met een andere (post)koloniale schrijver van statuur, de West-Indische auteur Albert Helman. Als kenner bij uitstek van de Caribische cultuurhistorie is Van Kempen in staat om de overeenkomsten uit te lichten tussen twee auteurs die beiden het hart op de tong droegen. Hij maakt echter ook duidelijk dat zij zowel thematisch als stilistisch hemelsbreed verschillen. Doordat enkele aspecten van hun leven en werk worden vergeleken, krijgt beider oeuvre meer reliëf. In zijn tweeluik herkennen we de worsteling van schrijvers die tegen de klippen op probeerden hun oosterse en westerse erfenis te integreren. Waarmee ze hun tijd ver vooruit waren.