‘O,’ zei ik.
‘Leven geven aan dode materie. Begrijp je hoe belangrijk dat is?’
Ik vroeg me af waarom hij dat zei. Ik deed het tenslotte iedere dag met mezelf.
‘Probeer te voelen wat de componist gevoeld heeft. En welk deel daarin van jou is. Bezieling. Geen slechte opdracht al zeg ik het zelf.’
Dat laatste mompelde hij, hij leek tevreden met zichzelf. Onmiddellijk benijdde ik hem daarom. En ik stemde mompelend in. Aan het einde van de sessie kreeg ik een adres en een telefoonnummer.
‘Hij is net begonnen en heeft nog wel plaats.’
Hij liep met me mee naar de voordeur. De vorige keer had ik drie kwartier in de wachtkamer gezeten, omdat ik in de huid was gekropen van de vrouw die zo hysterisch had zitten huilen voor ze de spreekkamer was binnengegaan.
Het adres was in Zuid, ik kwam erlangs op de terugweg en besloot af te stappen. Op het naamplaatje naast de verveloze deur stond dezelfde naam als die van mijn psycholoog. Ik belde aan en hoorde iemand de trap af stommelen. De voordeur ging moeizaam open, wat veroorzaakt werd door een stapel folders en kranten. De jongen in de deuropening was iets ouder dan ik, een paar jaar leek me, en aan de trekken in zijn gezicht te zien onmiskenbaar de zoon van. Ik liet hem het papier zien waarop zijn vader het adres geschreven had.
‘Je komt voor een les?’
‘Ik kom voor een les.’
‘O, kom dan maar binnen,’ zei hij enthousiast.
‘Ja, dan kom ik maar binnen,’ antwoordde ik met dezelfde intonatie.
Met grote stappen ging hij me voor naar de bovenverdieping, ik volgde met dezelfde stappen, zij het wat langzamer omdat ik ze nog niet gewend was. Boven aan de trap sloeg hij linksaf. In de kamer lagen boeken en muziek op de tafel en stoelen en opgestapeld langs de muren. Alleen de piano was vrij van rommel. Ik trok mijn jas uit terwijl hij de klep boven de toetsen opende. Dat gebaar, hij deed het met zo veel aandacht, ik nam het in me op. Hij sloeg een paar noten aan en eindigde met een toonladder.
‘Nou, laat maar eens horen,’ zei hij.
Met dichtgeknepen keel en de zenuwen in mijn lijf klonk het alsof ik met mijn fietsband langs de stoep schaafde.
‘Probeer het eens met één toon,’ zei hij en hij sloeg een toets aan.
Ik probeerde de toonhoogte te onthouden, wat me op een of andere manier niet lukte. De klank ontglipte me, als een van de vissen