hadden geen baantjes bij glimmende tijdschriften, glimmend als de gepoetste schoenen van een stervende onder Eerste Hulp Licht.
Of werk op goud-marmeren uitgeverijen. Wij waren sloebers, koningen, keizers met ambities zo groot als die van een piepjonge ‘grootvader weet alles’ Bobby Dylan, ‘nice girls in Amsterdam’, zei hij zo'n veertig jaar later, voordat hij zijn stem weer eens forceerde. Maar ik heb hem de hand mogen schudden. Yep, connecties. We droegen gympen met gaten en hadden Vijanden in poëzieland. En we wilden erop los neuken. Want daar word je toch ook kunstenaar voor? Niks internet, schrijfmachines, handschriften, ik hou van Anniemarie, maar die mobieltjes, die elektronica, die carrières, die muziek! We schelen een complete, eeuwige kosmos vol zwarte en witte gaten, een symmetriebreuk.
Die ene avond. Over gedichten die dingen zouden zijn, of als thema de dingen hadden en niet de mensen. Hoe was dat ook alweer? Ik herinner me niks! Dus wat willen jullie van mij? Toch ging die avond over poëzie. Ik móét me daarom wel iets herinneren. Dat het in orde was, of klote. Dat ik alleen was, want dat ben je altijd. Er was een discussie. Zegt me niks: ‘discussie’. Waarover? Slim gelul zonder kop of staart. Zo gaat het meestal. En je kreeg geen geld als je aan zo'n poëzieavond deelnam. Of een fooi. Dat gaf allemaal niet. Ze moesten daar in de winter stapels gedichtenbundels in de fik steken om het een beetje warm te houden.
(In de bak kreeg je een telefoonkaart voor twee blikjes cola, dat klopt tenminste.) Ik ben voor ‘vuile jood’ uitgemaakt. Maar nooit op die poëzieavonden, daar nooit! Ik heb blanke mannen tanden uit hun smoel geslagen. Maar daar nooit! Ik heb een messteek in mijn linkerlong ‘opgelopen.’ Maar daar nooit! Daar ging het over gedichten, al weet ik weinig meer over ‘de dingen’ en ‘de mensen’. Volgens mij leefde de dichter Jan Kostwinder nog op die avond. Ik weet het zeker. Hij was bepaald niet moeders mooiste. Je moest niet samen met hem onder een paraplu worden gezien. Die Kostwinder was niet dom. Zonde dat zo iemand ineens doodvalt, terwijl hij een vent is met hersens. En ik ben doorgegaan. Als het gekromde of vlakke heelal. De filosofie van ‘Het Dinggedicht’? Zal ik daar een academische verhandeling over houden? Jullie kunnen ook nadenken! Doe het zelf en laat mij slapen. Bukowski slaapt, Carver slaapt. Ik hoor hen snurken. Anniemarie rookt sigaren. Zo'n klein meisje met een grote sigaar en een fles wijn... ‘You Don't Know What Love Is’ gaat over mensen en dingen en liefde. Over een avond. Niet over ‘Meer in mensen dan in dingen’, of ‘Welke dingen, welke mensen?’ En ik weet wat