oorspronkelijke aankondiging
Welke dingen? Welke mensen?
Vrijdag 31 oktober en Zaterdag 1 november 1986
Ruim tien jaar geleden schreef Paul Rodenko in De Revisor zijn ‘Opmerkingen over materiepoëzie’. Het begrip materiepoëzie, hier en daar zeggen ze ook wel ‘dinggedichten’, betekent dat het gedicht wordt vrijgemaakt van iedere plicht tot mededelen, en dat de dichter, de maker, uit beeld verdwijnt.
Belangrijke dichters als Kouwenaar, Ten Berge, Beurskens en de hier onder genoemde, hebben op heel verschillende manieren materiepoëzie geschreven. Op dit moment lijkt de concentratie erop te vervluchtigen. De vraag is dus: met welke erfenis moeten welke dichters verder?
I: Opmerkingen over materiepoëzie
Met: Piet Meeuse, Rein Bloem, H.H. ter Balkt, Frans Budé
Piet Meeuse houdt als filosoof en dichter een inleiding over de ontwikkeling van het dinggedicht. Vervolgens spreken de dichters Rein Bloem, H.H. ter Balkt en (onder voorbehoud) Frans Budé, tien jaar na Rodenko, hun eigen opmerkingen over materiepoëzie uit, daarmee verschillende nog zeer aktuele polemieken binnen de Nederlandse poëzie opstokend.
II: Een discussie over het dingdichten
Met: Bernlef, Joost Zwagerman, Howard Krol
Een veelzeggende titel uit J. Bernlef's poëties werk is ‘Meer in dingen dan in mensen’.
Meer in dingen dan in mensen
Omdat de dood in mensen huist
de buitenkant van dingen is
kan ik alleen in dingen leven zien
Hun stug en tegendraads bestaan
hun onverminderd staren in het zicht
van de mij toegemeten jaren