Willem Otterspeer
Nieuwsgierigheid
Prettig ambigue, zo zou je de waardering van de nieuwsgierigheid in de Europese cultuurgeschiedenis kunnen noemen. ‘Al geruime tijd wordt de nieuwsgierigheid in de Westerse cultuur als een deugd beschouwd,’ zo opent Barbara Benedict haar fascinerende Curiosity. A Cultural History of Early Modern Inquiry. Zonder nieuwsgierigheid geen taal, wetenschap en religie, vond Thomas Hobbes. David Hume noemde haar ‘that love of truth, which is the first source of all our inquiries.’ ‘Maar,’ gaat Benedict zelf verder, ‘nog langer is de nieuwsgierigheid afgeschilderd als de oorzaak voor alle menselijke feilen.’
Die ambiguïteit viel ook te beluisteren op de avond die het culturele centrum Spui 25 aan de nieuwsgierigheid wijdde. Je zou het resultaat een gelijkspel kunnen noemen. Twee sprekers, Maarten Asscher en Piet Gerbrandy braken een lans voor deze muze, twee anderen, Annet Mooij en ikzelf, waren beduidend sceptischer gestemd. De vier bijdragen worden hier aan de Gids-lezers aangeboden, zodat ze kunnen vaststellen in welke gebied van het curieuze spectrum zij zelf opereren.
De Spui-avond werd georganiseerd naar aanleiding van de publicatie van de essaybundel van Maarten Asscher, Bekentenissen van een nieuwsgierig mens. Het moet gezegd, beter verdediging kan het verschijnsel niet krijgen. Toch is ook hier sprake van een zekere ambiguïteit. Deze 107 kleine essays gaan in principe over alles, maar vooral over gebeurtenissen of dingen die aan het denken zetten: het afscheid van een vakantieadres, het intrigerende van beton, de kunst van de achterflap, noem maar op. Het zijn zeer lichtvoetige essays, maar weldra neemt het denken een ernstige wending. Ze associëren een intens plezier met lezen en schrijven, maar laten tegelijk het diepserieuze fundament zien waarop dat plezier rust. Lezen is een vorm van draagbare lichtheid, schrijven een bezigheid om de broosheid van het bestaan te bezweren.
Het zijn vooral losse waarnemingen, die Asscher ons toevertrouwt.