De Gids. Jaargang 171
(2008)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 913]
| |
Ena Jansen
| |
[pagina 914]
| |
Deze ruimte stond haar vast voor ogen toen zij zich in het gedicht ‘Terugkeer uit Gelderland’Ga naar eind6 afvroeg wat een geroutineerde Nederlandse wandelaar, gewend aan het verkennen van de ‘lieflikheid [...] van stip gekadastreerde groen’, dáár zou zien, hoe hij eruit zou zien. ‘Hoe sou hy kyk hoe sou hy lyk’ als hij ‘naas my op die aardkors staan/ van my geweldige vaderland/ met geen wegwyser as my hand’? ‘'n Pastoriedogter’ is een van de weinige autobiografische prozateksten van Eybers' hand. Het staat afgedrukt in twee bundels jeugdherinneringen van Zuid-Afrikaanse schrijvers: My Jeugland (1953) en Herinnering se wei (1966)Ga naar eind7. Toen hetzelfde stuk jaren later werd opgenomen in Tirade 315 (1988) verscheen het, nog altijd in het Afrikaans, onder de veel neutralere titel ‘Jeugherinneringe’.Ga naar eind8 In ‘'n Pastoriedogter’ krijgen niet alleen haar ouders, maar ook haar zusjes Marianne en Jeanette, haar lappenpop Martha, de buren oom Giel en tante Mieta van Niekerk, schoolvriendinnetjes, haar leraar Engels, en vooral ook de koster, Oom Manie Maritz, veel aandacht. Van Oom Manie mochten zij en haar zusjes de kerkklok luiden. Tot in het jaar van haar dood vertelde zij nog vaak over hem, bijvoorbeeld dat hij placht te zeggen: ‘As ek nou die waarheid moet vertel, dan moet ek lieg.’ Zij imiteerde hem dan met uithaal en gedragen stem. Over de pastorietuin had zij het vaak. In de tuin was een geheim hoekje waar het altijd koel was, een schaduwrijke schuilplek tegen de verzengende zon en noordenwind, een plek waar zij alleen kon zijn.Ga naar eind9 Zij omschreef het als ‘'n ware lushof’ en wijdt er vele paragrafen aan.
Ik heb voor De Gids enkele fragmenten uit ‘'n Pastoriedogter’ gekozen waaruit de sensuele ontwaking blijkt van het meisje dat de eerste en grootste dichteres in het Afrikaans zou worden. Zij geeft in de slotparagraaf aan hoe ingrijpend de overgang van haar jeugdomgeving naar Johannesburg was: ‘in die vreemde omgewing het die knaende heimwee na my ouerhuis my letterlik siek gemaak na liggaam en gees’. Heimwee was van groot belang voor haar dichterschap. ‘Vanuit al die pynlike konflikte [...] het ek begin om die verse te skryf wat 'n paar jaar later in my eerste bundel opgeneem is.’ Ongeveer dezelfde woorden zou zij jaren later weer gebruiken om aan te geven hoe ingrijpend haar verhuizing in 1961 van Johannesburg naar Amsterdam was. Dat creativiteit nauw samenhangt met pijn, dat verdriet en heimwee aanleiding kunnen geven tot het schrijven van poëzie, heeft Eybers in Amsterdam sterk ervaren. ‘Ballingschap’, eerst van het dorp waar zij was opgegroeid, en later van de lichtval en de geweldige ruimtelijkheid van haar land van herkomst, specifiek van Johannesburg, was voortdurend een sterke poëtische impuls, de ‘hemelse manna’ | |
[pagina 915]
| |
waar zij altijd naar terugverlangde.Ga naar eind10 In de speciaal voor dit nummer uitgekozen gedichten wordt de wereld van Elisabeth Eybers' vroegste herinneringen, zoals wij die kennen uit ‘'n Pastoriedogter’, met durende verwondering en verlangen ook in versvorm klaar en helder verwoord. |
|