‘Ga maar verder met je stripboek,’ zei ze. Ze pakte mijn arm en keek ongelovig naar het wratje. Een paar keer had ze samen met mijn vader wratjes van mijn arm en rug geknipt en daarna de plek met tinctuur besprenkeld.
‘Mm,’ zei ze. Haar ogen stonden heel donker.
Ze liep terug naar het fornuis en gooide de karbonades in de pan. Die begonnen wild te sissen, alsof ze nog leefden.
‘Zo, hoe is het met mijn wonderkind?’ De stem van mijn vader. Opeens was hij er. Sommige wonderkinderen konden heel goed pianospelen, maar ik niet.
Tijdens het eten leek mijn moeder nog steeds boos. Mijn vader had in de trein iemand ontmoet die hij van vroeger kende en die nu vertegenwoordiger was voor een stropdassenfabrikant.
‘Augurken zou mooier zijn geweest,’ zei hij. Mijn moeder zweeg.
Ik dacht aan mijn stripboek over een man die in Afrika een boerderij begonnen was met Nederlandse koeien.
Er lagen wortels in de pan met een gelig stuk smeltende boter ertussen.
‘Vertegenwoordiger,’ herhaalde mijn vader zacht en hij schudde zijn hoofd. Hij pakte de juskom, die eruitzag als een sloep, en goot wat jus over zijn karbonade.
Mijn moeder had een rood oog. Een punt van haar kapsel hing scherp naar beneden. Ze had haar schort nog aan, dat gekreukt op haar schoot rustte, en schepte me een paar wortels op.
Mijn vader keek toe. Links op de tafel lag een pakje shag. Straks ging hij de tuin weer in, binnen roken was sinds twee maanden verboden. Elke dag liep hij door de tuin om te roken. Minstens drie keer per dag. Zoals bij stripfiguren kwamen daarbij wolken uit zijn mond.
‘Zijn jullie vandaag weg geweest?’ vroeg mijn vader.
‘Nee,’ zei mijn moeder, alsof ze ergens van werd beschuldigd.
Er was een vriendin op bezoek geweest, die haar twee keer aan het huilen had gebracht. Ze tilde een sliert van het kapsel achter haar oor.
‘Ik heb gebeld,’ zei mijn vader. ‘Niemand nam op.’
‘O ja, natuurlijk,’ zei mijn moeder. ‘Ik heb boodschappen gedaan. Maar Jonas was er wel.’
Mijn vader, kauwend, keek naar mij.
‘Ik hoorde het,’ zei ik. Ik nam een hap van een wortel die echt helemaal lam was.
Ook mijn moeder keek naar me. Samen met de vriendin had ze een sigaret gerookt. Om de lucht weg te krijgen hadden de hele middag de tuindeuren opengestaan. Ik had gezien hoe de vriendin, die Betty