mee voor een groot deel ook de ervaring zelf. En voor de kunst en de ervaring in de plaats kwam de waarheid en het woord van de allerhoogste. Het domein dat de kunst en de ervaring ongrijpbaar en onbestemd lieten, werd zo gevuld met het woord van de ene onzichtbare God. Iets wat aanvankelijk een vage ervaring was, is door deze transformaties omgevormd tot een waarheid. En die waarheid kristalliseert zich in no time uit tot de door God zelf uitgevaardigde wet en moraal. Het spreekt bijna vanzelf dat degenen die zich als spreekbuis weten op te werpen van deze God en als kenner van zijn wet, een vrijwel absolute macht kunnen uitoefenen.
En de ervaring? Die ging ondergronds. En als die bovenkwam, betekende dat gevaar en werd de moraal, die tot in de kleinste nissen van het persoonlijk leven wist door te dringen, op haar losgelaten. De religieuze ervaring zelf, toch de bron van de religie, verwerd zo tot iets wat je moest wantrouwen, tot iets wat omstreden en eigenlijk zondig was.
Maar ondertussen zitten we toch maar mooi met zo'n tien eeuwen aan christelijke kunst. Dat klopt, en hoewel een deel van die kunst natuurlijk niet meer is dan machtsvertoon en regelrechte propaganda en nauwelijks gezien kan worden als de neerslag van een religieuze ervaring, is het opmerkelijk dat het christendom meer ruimte heeft gelaten voor de kunst dan de andere twee monotheïstische religies. Hoe dat komt? Waarschijnlijk omdat een aantal mensen de strengheid en de dogmatiek die horen bij het monotheïsme niet uit kon houden. Puur het naleven van de wet mag dan leiden tot enige maatschappelijke ordening, uiteindelijk wordt het wel een kille bedoening. God was te abstract geworden en te ver weg geraakt. De wet, zijn woord, was te streng en te gevoelloos en hijzelf te meedogenloos. De warmte van de ervaring werd node gemist en moest weer wat ruimte krijgen.
De oplossing werd gevonden in, toegegeven, het wat vreemde verhaal van Jezus die als Gods zoon de zonden van de mensen op zich neemt. Maar met die zoon van God is er ineens wel een bemiddelaar tussen de godheid en de mensen. Sterker nog, met de geboorte van de zoon treedt de godheid weer toe tot het stoffelijke. Daarnaast komt er in het strenge patriarchale systeem van het monotheïsme in de figuur van Maria ineens plaats voor een vrouw in de hogere regionen. Door het belang dat wordt gehecht aan de zoon van God en aan de moeder Gods raakt het monotheïstische principe zelf bovendien enigszins gerelativeerd. En door die relativering dringt er in de religie een zekere