‘Weet je wat vispastei is?’ vroeg ze.
Nu was het zijn beurt om zich te verslikken. Hij opende een flesje dat hij uit zijn binnenzak haalde.
‘Dat eten alleen de arme mensen, en de anderen,’ antwoordde hij.
‘De anderen?’
Hij keek naar het water dat helemaal stil lag en glansde. Nam nog een slok en reikte haar het flesje. Het was sterke drank en het spoot door haar neus weer naar buiten.
‘De anderen, die daar verderop leven, die mijn taal spreken.’
Hij wees richting een van de inhammen. Waar de zee en een paar nietige berken doezelden in de zon.
‘Kom maar mee,’ zei hij.
*
Ze liepen samen de stad uit. Hij liep snel. Ze hijgde licht. Het was koud. Ze was niet gewend aan lopen in heuvelachtig landschap. Hij gaf haar een hand en draaide haar naar zich toe.
‘Ben je oké zo?’
Zijn wamte pulseerde boven haar heupen. Hij glimlachte. Met vuursteentjes in zijn ogen. Ze knikte. De weg was van asfalt en het enige moderne makeringspunt in een rollend landschap van struikgewas en steen. Ze sloegen al snel een pad in. De zon leek maar niet naar onderen te gaan en zette alles in een gouden gloed. Na een poos werden een paar schamele huisjes zichtbaar. Een oude vrouw zat achter een weefgetouw. Naast haar een bak met botten, vlees en bloed. Waar een troep honden omheen draaide. Hij las het in haar ogen.
‘Dit moet je niet willen begrijpen,’ zei hij zacht.
Begrijpen. Het was anders en armoede. Zou ze zeggen. Ze zou het gaan indelen, afzetten tegen haar eigen leven. Hij gaf haar het flesje weer. Ze nam een slok. Alsof de brand in je hakte. Toen begon de stem te zingen. Die ze eerder had gehoord. Hij was zo luid hier dat alles ervan weergalmde. De huisjes. De stenen. De paar bemoste berken.
‘Dat is mijn zusje.’
Het meisje was jong, met ogen van ijle lucht. Op haar hoofd stond een bontmuts. Het meisje was verlegen en durfde haar niet aan te kijken.
‘Wat zing je mooi,’ zei ze om iets te zeggen.
Het meisje knikte terwijl ze naar de berken staarde, en toen naar haar korte haar. Achter hen had de oude vrouw het weven weer opgepakt.
‘Hoe komt het dat jij onze andere taal spreekt?’ vroeg ze toen.