Gidsfossiel
Dramatisch overzicht
De Gids april 1893, J.N. van Hall
Théâtre libre.
De dramatische kunst - is er beweerd - is een kunst die op haar eind loopt. Het kan wel niet anders - heeft men gezegd. Al meer en meer toch is zij een louter vermaak geworden, een uitspanning, waarbij men zijn verveling doodt of zijn lust naar wat vreemd is voedt, maar waaraan al wat hooger staat: hart, geest, verstand, geen of een zeer gering doel heeft. Het is een kunstsoort, die uitsterft.
Zóo hopeloos stellen slechts zeer enkelen zich den toestand voor. Maar dat er iets niet in orde is met deze kunst, dat de dramatische muze aan bloedarmoede lijdt, en, wil zij in het leven blijven, van leefregel zal moeten veranderen, is de overtuiging van velen. Van alle kanten zijn de raadgevers komen aanloopen met middelen en voorschriften tot herstel: de een meent, dat alleen de waarheid op het tooneel redding kan aanbrengen, een ander zoekt het bij de symboliek, een derde wil de dramatische kunst vrij maken van alle banden en conventioneele voorschriften, die tot nog toe geacht werden tot hare essentialia te behooren.
Wat de behandeling van de quaestie niet gemakkelijk maakt is, dat men het er niet over eens is, voor wie het tooneel der toekomst zal moeten dienen. Voor enkele weinigen, beweert de een; voor de fijnst beschaafden, die in den schouwburg niet dan voorbereid komen, toegerust met uitgebreide litteraire kennis en geoefenden smaak; die van Ibsen geen stuk zien vertoonen of zij weten het in verband te brengen met al zijn andere drama's, en voor wie het symbool geene geheimen meer heeft.
Hoor daarentegen Strindberg in de voorrede van zijn Mademoiselle Julie. “Reeds voor lang,” - zegt hij - “is mij het tooneel, zoowel als de