Gidsfossiel
De drijvende kracht
R.P.J. Tutein Nolthenius, De Gids 1916/III
[...] Nederlandsche kunstenaars kijken wel eens met scheele oogen naar Duitschland, en zuchten: ach, dat ook wij zoo vrij konden schalten und walten! Doch die kunstenaarsvrijheid is slechts schijn. Zij zijn gebonden priesters. Evenals heel het germaansche volk, worden die kunstenaars omhoog gezweept door het nationaliteitsgeloof. Zij meenen te drijven, doch zij worden gedreven.
Machtig is dat germaansche geloof gebleken! Doch het is een door grenspalen afgeperkt geloof. Met geen mogelijkheid kan het enthousiasme verwekken bij andere volken, allerminst bij volkeren van ouder beschaving en fijner besnaard. Wèl kan die machtsuiting andere volkeren prikkelen tot eigen krachtsinspanning, hen opwekken eigen uitverkorenheid te stellen tegenover de duitsche. “Men moet slapende honden niet wakker maken”- zegt nuchter ons nederlandsch spreekwoord. Die ervaring is ook aan andere natiën niet vreemd. Slechts spreken franschen en engelschen van katten, en duitschers - Schiller althans - van een leeuw. Maar die wijze raad scheen in 't vergeetboek te zijn geraakt, en eerst de huidige wereldoorlog brengt die weder aan 't licht. Want deze oorlog zal tenminste dit resultaat bereiken: dat allerwegen het nationaliteitsgevoel herleeft. Dat geloof aan de eigen waarde, die uitverkorenheid zal ook bij de nieuwe kunst de drijvende kracht zijn.
Niet dadelijk zal zich op kunstgebied die kracht doen gevoelen. Daartoe wordt de welvaart te zeer gefnuikt. De welbereide bodem ontbreekt dus, waarop de kunst moet bloeien. Eerst komende geslachten zullen den oogst zien binnenhalen. Laten wij hopen dat zich niet te veel onkruid bevinde onder de tarwe. Haat is een slechte leermeester.
Onze oogen zullen die heerlijkheid niet zien. Is er reden tot grote