am’ versterken dagelijks ons gevoel dat wij in een verhaal leven dat in 500 woorden of in 500 bladzijden kan worden samengevat. Het hardnekkige idee dat in je stervensuur dat geleefde levensverhaal nog eenmaal versneld aan je geestesoog voorbijschiet, suggereert op zijn minst dat het leven een lineaire aangelegenheid is, met een punt van vertrek en een punt van aankomst. Daartussen bevindt zich wat de oude Grieken al de levensdraad noemden.
Deze verhalende illusie van het leven wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de manier waarop wij de tijd meten, in opvolgende uren, dagen, maanden en jaren. Deze wijze van tijdmeting is een compromis en zoals ieder compromis is het verre van ideaal. Aan de ene kant is er het bezwaar dat onze chronologie geen recht doet aan het cyclische karakter van onze natuurlijke wereld (zon, maan, seizoenen, generaties, etc.), aan de andere kant biedt het ‘open einde’-karakter van onze chronologie louter schijnzekerheid. Ik heb immers geen enkel houvast aan het gegeven dat het nu 24 maart 2007 is. Daarom werkt het altijd enigszins verontrustend en tegelijk bevrijdend om te weten dat het bijvoorbeeld voor joden vandaag 5 Nisan 5767 is. In beide gevallen gaat het om zinloze informatie, die slechts betekenis krijgt omdat een grote groep mensen dezelfde zinloze informatie voor waar houdt.
De behoefte aan het construeren van kleine en grote verhalen in ons leven lijkt dus voort te komen uit een soort ‘horror vacui’ ten opzichte van de eindeloze tijd waarin wij bestaan, en uit de behoefte om - al is het maar in het klein - iets te creëren wat logisch en zinvol oogt, terwijl de door onszelf bedachte klok van de chronologie even automatisch als willekeurig doortikt.
Zou deze angst voor de leegte het ‘iets’ zijn dat verklaart waarom ik stilsta bij die kruising om te zien of de ambulance er veilig overheen komt? Is dit de achtergrond van mijn wens om te weten of de zwaaiende mevrouw gelukkig is? Ik weet het niet. Ik kan nog wel andere verklaringen bedenken die even plausibel zijn. Dat ik mij onbewust verheug op ramptoeristisch leedvermaak voor het geval het misgaat. Er getuige van willen zijn hoe zich een afschuwelijk verkeersongeval voltrekt is abject, maar al te menselijk. Even menselijk is het leedvermaak om een zwaaiende fietser die tot haar afschuw bemerkt dat de deur allang achter haar is toegesmeten.
De verklaring die het meest verkieslijk is, waarvan ik hoop dat die in mijn bewustzijn de sterkste drijfveer is, is dat mijn nieuwsgierigheid wordt ingegeven door de wens om te weten. Niet omdat het voorval zich als een verhaal laat construeren, niet omdat het spectaculair of leuk is als het misgaat, maar gewoon omdat het een ontbrekend gegeven is in je waarneming en dus in je kennis.