[Nummer 5]
Bij dit nummer
Wie de Nederlandse letterkunde van de afgelopen eeuw beziet, kan eenvoudig constateren dat veel van het beste uit Indië afkomstig is; naast meester Multatuli staan schrijvers van groot formaat als Eddy du Perron, Willem Walraven en Maria Dermoût. Minder opvallend maar zeker van betekenis zijn vele Indische schrijfsters, die ieder een eigen geluid laten horen dat ook in deze tijd nog boeit. Levendige stemmen, die in meeslepende verhalen op zoek gaan naar wat vreemd is en wat eigen, die het vreemde nabij halen of het vreemde van het eigene blootleggen.
In deze Gids gaat het alle kanten op: Basha Fabers bioloog verlieft en verliest zich in het exotische, Henk Mak van Dijks componiste raakt bezeten van gamelan, rust niet voor zij een compleet bronzen orkest naar Europa verscheept heeft en zal de blauwe bergen van Java haar leven lang missen. De Javaanse Rabina, overgrootmoeder van Alfred Birney heeft haar plaats als exoot in Nederland nooit beschreven gezien, Beb Vuyks personage Etta ontdekte in oorlogstijd exoot te zijn in haar geliefde tropen, en zelfs in haar eigen gezin. De fysieke en mentale afstand tussen de kolonie en Nederland was ook voor het ‘handschoentje’ dat Greddy Huisman bestudeert, onmiskenbaar.
Het lijkt alsof de menselijke conditie aangescherpt afsteekt tegen het nimmer grijze van Indië, en het Indische in Nederland met zijn kleurrijke aanwezigheid fascineert. Bleef Rabina opgesloten in haar bruine huid, de Molukse Hellen, hoofdpersoon van Anneloes Timmerije, slaat met haar temperament een bres in het leven van haar stille klasgenoot.
Madelon Székely-Lulofs, wereldwijd vertaald met haar crue, stomende romans over Sumatra (waar zij de krokodil schoot die het omslag van deze Gids siert), pakte met haar verhalen de overigens nogal onderkoelde uitgever Herman Robbers, zoals de bijdrage van Frank Okker vertelt.