disciplines hebben elkaar nodig om succesvol te kunnen zijn. Samenwerking is de grote uitdaging, beide hebben er belang bij. In de literatuur vinden biologen een ongekende hoeveelheid materiaal voor de studie van de menselijke evolutie: wie de mens uit de bronstijd wil bestuderen leze Homerus, de Elizabethaanse mens vind je bij Shakespeare. In de biologie vinden alfa's niet alleen methoden en technieken bij de studie van de mens maar ook een allesomvattende theorie bij het analyseren en begrijpen van datgene wat ons nog het meest onderscheidt van de andere dieren.
als ik geen dichter was zou ik
uit honderd woordwonden bloeden
niets zou mij helpen geen gevleugeld
geen hemels woord zou het bloeden stelpen
Een darwinistische interpretatie van literatuur, hoe doe je dat? Voor zijn promotieonderzoek van de Ilias gebruikte Jonathan Gottschall naar eigen zeggen de evolutietheorie. Zijn proefschrift werd pas goed gekeurd nadat de bioloog David Sloan Wilson zich ermee bemoeid had. De dissertatie verschijnt binnenkort in druk, het resultaat kennen we dus nog niet, maar in The Literary Animal analyseert Gottschall feministische literatuur. En wat doet hij? Hij gaat tellen! Hij bepaalt het percentage mannelijke en vrouwelijke hoofdpersonen in volksverhalen uit Europa, Noord en Zuid Amerika, Azië, Afrika en Oceanië, hij berekent het percentage aantrekkelijke en onaantrekkelijke mannelijke en vrouwelijke hoofdfiguren in verhalen, en hij telt het aantal keren dat deze hoofdrolspelers een geschikte levenspartner vinden, als ze pas seksueel volwassen zijn en als ze al wat ouder zijn geworden. Het resultaat laat zich raden: een gortdroge opsomming met een schijn van wetenschappelijkheid die zo bij Karel van het Reve's raadsel der onleesbaarheid kan.
David and Nanelle Barash analyseren Othello op zoek naar jaloezie tussen de seksen; wie wil weten wat vrouwen willen, kan volgens de Barash's beter Jane Austen lezen dan Sigmund Freud, en om te weten wat mannen willen, moet je bij Thomas Hardy zijn. Voor de biologische basis van overspel moeten we Madame Bovary lezen, voor soortselectie en het bevoordelen van eigen familie kan je bij The Godfather terecht. En de wereldliteratuur, van de Sprookjes van Grimm tot Harry Potter, staat vol met het assepoestersyndroom en de eindeloze strijd tussen ouders en kinderen. Het is allemaal heel leesbaar en waar, wat David en Nannelle beschrijven, maar het is niet nieuw en niet erg samenhangend, en wat leren we nu precies als wij met een biologische bril door de bibliotheken gaan?
Het antwoord komt van de gedragsbioloog Niko Tinbergen, die in 1961 een beroemd artikel publiceerde: On aims and methods of ethology. Daarin betoogt Tinbergen dat ethologen, naast observeren en beschrijven, vier fundamentele vragen dienen te beantwoorden. In het beste essay van The Literary Animal verklaart Brian Boyd de vier vragen van Tinbergen ook van toepassing op de analyse van cultuur in het algemeen en dus ook van literatuur.
De eerste vraag luidt: wat is de directe aanleiding tot een bepaald gedrag? Vertaald naar literatuur zou de vraag kunnen zijn: waarom had Madame Bovary, toch een respectabele vrouw uit een goed milieu, één, nee zelfs meerdere minnaars?
Tinbergens tweede vraag luidt: wat is de overlevingswaarde? Het equivalent in de literatuur: helpt Emma Bovary's overspel bij haar overleven in dat saaie milieu beneden haar stand, of leidt het onherroepelijk tot zelfmoord?
De derde vraag is: hoe komt het gedrag tot stand? Is het aangeboren, zijn het de eierstokken of is het aangeleerd?
En de vierde vraag: hoe is in de loop van de tijd het gedrag veranderd, wat is de ontwikke-