| |
| |
| |
Joost Lagendijk
Angst en achterdocht in Ankara
Turkije, Europa, verstarde secularisten en moderniserende Islamisten
Op het eerste gezicht leek het een typisch voorbeeld van komkommernieuws. Eind augustus opende de Turkse krant Cumhuriyet met een alarmerend bericht. Op een strand in İzmir was een meisje in bikini van het strand gejaagd door een groep fundamentalistische moslims. Mannen en vrouwen gekleed in islamistische badpakken hadden volgens de krant duidelijk gemaakt dat er in hun ogen op het strand geen plaats was voor zulke verderfelijke uitingen van hedonistisch genot als onbedekte benen of een blote buik. De volgende dagen werd duidelijk dat dit meer was dan een uit de hand gelopen bericht van een verveelde correspondent. Cumhuriyet, de krant die zichzelf heeft uitgeroepen tot waakhond van de seculiere orde in Turkije, ging nog dagenlang door met het uitvergroten van het incident als zoveelste voorbeeld van de islamistische dreiging die Turkije boven het hoofd hangt. In Zaman, spreekbuis van een moderne en gematigde stroming binnen de Turkse islam, noemden columnisten de hele rel een typisch voorbeeld van de kruistocht van het seculiere establishment tegen de regering, die immers wordt geleid door een partij met wortels in de politieke islam. De liberale krant Sabah riep op de zaak in de juiste proporties te blijven zien. Volgens hen was het allemaal een uit de hand gelopen ruzie nadat het bikinimeisje de conservatieve strandgasten had gewezen op het feit dat ze de uitwerpselen van hun kroost niet zomaar konden achterlaten. Volgens Sabah een typisch voorbeeld van de culturele kloof tussen iemand opgegroeid in de stad met gevoel voor een schone omgeving en een groep plattelanders die geen boodschap had aan deze normen en waarden van de moderne stedelijke samenleving. Conclusie van de krant: niet opblazen zo'n incident, want dat leidt alleen maar tot sociale spanningen waar niemand iets aan heeft.
| |
Geheime agenda
In de Turkse media verschijnen de laatste maanden steeds vaker alarmerende berichten over de toenemende rol van de islam in het dagelijks leven in Turkije. Van traditionele sprookjes die in een nieuwe editie voor schoolkinderen met een islamitisch sausje worden overgoten tot pogingen van lokale overheden het alcoholgebruik ter plaatse terug te dringen door de verkoop te beperken. Volgens veel journalisten en commentatoren in Istanbul en Ankara zijn het allemaal voorbeelden van de sluipende islamisering van de Turkse samenleving. Onder leiding van de akp, de partij die in 2002 een absolute meerderheid behaalde in het Turkse parlement, zouden stapje voor stapje de fundamenten van de Turkse republiek ondergraven worden zoals die tachtig jaar geleden zijn gelegd door Atatürk, de stichter van het moderne Turkije. Een van die basisprincipes is het secularisme: een strikte scheiding van geloof en politiek, de verwijdering van religie uit het maatschappelijk leven en volledige staatscontrole over religieuze instellingen. Dat betekent bijvoorbeeld dat het dragen van een
| |
| |
hoofddoek verboden is in overheidsgebouwen en ook op universiteiten. Al jarenlang zien secularisten, verdedigers van de oorspronkelijke republikeinse principes, met lede ogen aan dat steeds meer jonge vrouwen een modieuze variant van de traditionele hoofddoek dragen en dat de druk om het dragen daarvan door volwassen studentes op de universiteiten toe te staan elk jaar toeneemt. De angst is groot dat de huidige regering onder leiding van de akp aan die druk zal toegeven, al was het maar omdat een groot deel van het akp-electoraat bestaat uit gehoofddoekte vrouwen. akp-leider en minister-president Recep Tayyip Erdoğan, wiens vrouw ook een hoofddoek draagt, houdt bij hoog en bij laag vol dat hij niet wil tornen aan het seculiere karakter van de Turkse republiek, maar het wantrouwen ten opzichte van hem en zijn partij is groot. Volgens velen heeft Erdoğan een geheime agenda en is uiterste oplettendheid geboden. Vandaar zo veel aandacht voor een bikini in İzmir. Het kamp van de achterdochtigen bestaat voor een deel uit de ‘usual suspects’: het leger, de rechterlijke macht, een deel van de staatsbureaucratie, een groot deel van de media en de grootste oppositiepartij, de van oorsprong sociaal-democratische chp onder leiding van Deniz Baykal. Zij allen hebben, zowel materieel als ideologisch, belang bij het instandhouden van de huidige verhoudingen en delen een gemeenschappelijke afkeer van de in hun ogen achterlijke plattelandscultuur die via de huidige regering de al tientallen jaren dominante moderne stedelijke cultuur dreigt aan te tasten. Steeds harder worden de woorden gebezigd door bijvoorbeeld president Sezer en de nieuwe opperbevelhebber van het leger, Büyükanıt. In uitspraken die dagenlang het nieuws domineren waarschuwen zij al maandenlang voor een fundamentalistische dreiging en werpen zij zich op als de verdedigers
van de principes van Atatürk, de kemalistische erfenis. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het niet alleen de voor de hand liggende verdedigers van de status-quo zijn die zich zorgen maken over een sluipende islamisering. In liberale, pro-Europese kringen in de grote steden in het westen van het land, en met name onder vrouwen, bestaat de angst dat de overwinning van de akp uitdrukking is van een ontwikkeling die al veel langer gaande is. Zij zien een opmars van het traditionele, conservatieve waardenpatroon uit Centraal- en Oost-Anatolie, dat deels door migratie naar de grote steden een steeds sterker stempel drukt op het dagelijks leven in heel Turkije. De verwachting is dat deze culturele en politieke opkomst van het platteland onvermijdelijk zal leiden tot een grote druk op republikeinse waarden als de gelijkheid van man en vrouw.
| |
Systeem openbreken
In het debat over de toekomst van Turkije staat tegenover de secularisten een bont gezelschap van (voormalige) islamisten, ongebonden intellectuelen en maatschappelijke organisaties, al dan niet op islamitische grondslag. Zij benadrukken juist dat de echte conservatieven degenen zijn die de huidige machtsverhoudingen verdedigen en wijzen erop dat de stichters van het moderne Turkije uit angst voor de islam een systeem in het leven hebben geroepen dat op een dogmatische manier de rol van godsdienst zo ver mogelijk heeft teruggedrongen. Als gevolg van een aantal langetermijnontwikkelingen is dat systeem steeds minder in staat een deel van de bevolking te incorporeren dat zich niet herkent in de opvattingen en waardenpatronen van de seculiere elite in Istanbul en Ankara.
Een van de breuken in de Turkse geschiedenis was de liberalisering van de economie in de jaren tachtig door premier en later president Turgut Özal. De invloed van de staat op de economie werd teruggedrongen en er kwam meer ruimte voor bedrijven buiten de kring van sterk met de staat en zijn seculiere ideologie verbonden machtsmonopolies. Het was ook Özal die het mogelijk maakte dat kranten en tv-stations in handen van particulieren de con- | |
| |
currentie aangingen met de staatsmedia, die er vooral toe dienden de kemalistische ideologie te verspreiden. Dit alles leidde ertoe dat bedrijven in Anatolië, geleid door conservatieve moslims, steeds succesvoller werden en tegelijkertijd steeds ontevredener met de gevestigde politiek. Gevolg was ook dat er opvattingen toegang kregen tot de media die jarenlang in de marge waren gedrukt omdat ze in strijd zouden zijn met de op vooruitgang en modernisering gerichte staatsideologie.
Het succes van de akp is volgens velen, aanhangers maar ook kritische waarnemers, een uitdrukking van de langzaam verschuivende machtsbalans in de Turkse samenleving. Zij beschouwen de akp als de vertegenwoordiger van de politieke en culturele ‘outsiders’ die een plaats opeisen binnen het systeem. Zij zijn ‘the new kids on the block’ die door de gevestigde elite als een bedreiging worden ervaren. Ook liberale en progressieve intellectuelen, die zelf nooit op een conservatieve partij als de akp zouden stemmen, geven toe dat Erdoğan c.s. er als eersten in geslaagd zijn het oude systeem open te breken en uit te dagen, een ontwikkeling waar veel kritische Turken zich jarenlang tevergeefs voor ingezet hebben. Uit democratisch oogpunt steunen zij dan ook de pogingen van de huidige regering om bijvoorbeeld de macht van het leger terug te dringen en de vrijheid van meningsuiting te vergroten. De schoen wringt in deze gelegenheidscoalitie als het gaat om de invloed van sterk op de islam gebaseerde conservatieve waarden en normen. Sommige progressieve akp-supporters van het eerste uur zijn inmiddels afgehaakt, omdat de hervormingen niet snel genoeg gaan, maar vooral omdat ze bang zijn dat de tolerantie die zij voor afwijkende conservatieve standpunten opbrengen door veel voormalige islamisten niet in dezelfde mate wordt opgebracht ten opzichte van andersdenkenden. De angst voor de intolerantie van de hardliners binnen de akp wint het dan van de afkeer van de starre en ondemocratische houding van de kemalistische elite.
Anderen die de overwinning van de akp in 2002 toejuichten zijn minder pessimistisch en wijzen graag op de lange traditie van gematigdheid binnen de Turkse islam. Zij zijn niet bang dat een voortgezette politieke dominantie van de akp zal leiden tot een maatschappelijk klimaat waarin zij zich niet meer thuis voelen en rekenen op de Europese Unie om eventuele ontsporingen te corrigeren. Bij hen blijft de wens tot het openbreken van het oude systeem belangrijker dan de onduidelijkheid over de vraag waar de invulling van een nieuw systeem precies toe zal leiden.
| |
Op herhaling
Een van de redenen waarom de gemoederen nu zo hoog beginnen op te lopen is het feit dat nog geen tien jaar geleden een op het eerste gezicht vergelijkbare botsing binnen de Turkse samenleving leidde tot de laatste majeure ingreep van het leger in de politiek. Op 28 februari 1997 stelde de militaire top de toenmalige regering onder leiding van de politieke islamist Necmettin Erbakan een ultimatum. Dat leidde een paar maanden later tot de val van deze regering, wier leider door seculier Turkije beschouwd werd als de belichaming van alles waar men zich met hand en tand tegen verzette. Erdoğan en de akp worden door sommige vrienden en alle vijanden beschouwd als de directe opvolgers van Erbakan en zijn Welvaartspartij (Refah Partisi, rp). Zij worden daarom met dezelfde argwaan bekeken en sommigen houden er zelfs serieus rekening mee dat het leger zich wel eens op eenzelfde manier van Erdoğan zou kunnen willen ontdoen als destijds van Erbakan. Hoewel de vergelijking op vele punten mank gaat, is het toch goed even terug te keren naar de tweede helft van de jaren negentig van de vorige eeuw en te bezien wat toen de gevolgen waren van een verkiezingsoverwinning van een partij met zeer herkenbare wortels in de politieke islam.
Aan het begin van die jaren negentig nam de
| |
| |
polarisatie tussen secularisten en islamisten verontrustende vormen aan, waarbij regelmatig doden vielen onder journalisten en intellectuelen. Als gevolg van versplintering ter linkeren rechterzijde van het politieke centrum was de grote winnaar van de gemeenteraadsverkiezingen in maart 1994 de fundamentalistische rp. De partij van Erbakan boekte haar winst met name in de grote steden. Recep Tayyip Erdoğan werd burgemeester van Istanbul. De trend zette door bij de parlementsverkiezingen in december 1995. De rp werd met ruim 20 procent van de stemmen de grootste partij. Aanvankelijk lukte het nog de rp uit de regering te houden, maar de coalitie van rechtse partijen viel reeds na vier maanden ruziënd uit elkaar. In juni 1996 vormde de rp een coalitieregering met de dyp van de voormalige, eerste vrouwelijke premier Tansu Çiller. Voor het eerst werd Turkije geregeerd door een islamistische premier. Desondanks viel de paniek mee, ook omdat er grote behoefte was aan een stabiele regering, desnoods dan maar onder islamistische leiding. De eerste maanden was er ook weinig aanleiding tot verontrusting onder seculieren. De regering werd gedoogd door de zakenwereld en het leger, maar voordurend bekritiseerd door de media.
Begin 1997 verslechterden de betrekkingen tussen regering en leger door opruiende uitlatingen en acties van radicale parlementsleden en rp-burgemeesters, en door bezoeken van Erbakan aan Iran en Libië, die voor velen het volstrekt verkeerde signaal uitzonden.
Op 28 februari 1997 presenteerde het leger
een lange lijst eisen die bedoeld was om de invloed van de islamisten op het gebied van de economie, het onderwijs en het staatsapparaat terug te dringen. Opvallend was een voorstel voor herstructurering van het onderwijs om daarmee de zogenaamde imam-hatip-scholen overbodig te maken. Oorspronkelijk bedoeld voor het opleiden van imams en ander religieus personeel waren deze scholen zeer populair onder de armere delen van de bevolking, omdat zij gratis waren. Iemand die deze school afmaakte had toegang tot de bovenbouw van de middelbare school en uiteindelijk tot de universiteit. Omdat deze scholen meer studenten leverden dan in de religieuze sector werkzaam konden zijn, kwamen velen van hen terecht in andere sectoren van het staatsapparaat. In de ogen van het leger en veel seculiere Turken bracht dit het gevaar met zich mee dat de staat langzaam maar zeker zou worden overgenomen door mensen met een islamistische agenda.
Toen er na zes weken nog niets met de aanbevelingen was gebeurd, was de maat voor de militairen vol. Het leger begon met het mobiliseren van verschillende lagen van de bevolking tegen de regering. Vakbonden en werkgevers kwamen samen in een ‘Front voor het secularisme’, in mei eiste een fanatieke secularistische aanklager de ontbinding van de rp, het leger ontsloeg meer dan honderdvijftig officieren op verdenking van islamistische activiteiten en organiseerde vanaf juni persbriefings over het dreigende fundamentalistische gevaar. Stoffige verenigingen ter bevordering van het gedachtengoed van Atatürk kregen nieuw leven ingeblazen en nieuwe leden uit verontruste seculiere kringen in de grote steden stroomden toe. Het Atatürk-mausoleum in Ankara, de seculiere tempel bij uitstek, werd drukker bezocht dan ooit.
In juni werd de druk vanuit de dyp zo groot dat Erbakan aftrad. Het was de eerste ‘postmoderne staatsgreep,’ zonder dat het leger uit de kazerne moest komen.
De onderdrukking van de islamisten gaat echter door. In februari 1998 wordt de rp door het Constitutioneel Hof verboden en Erbakan wordt voor vijf jaar uitgesloten van politieke activiteiten. In dezelfde maand wordt tegen burgemeester Erdoğan een zaak aangespannen wegens het citeren van een opruiend gedicht, en in april wordt hij veroordeeld tot tien maanden cel, waarvan hij er vier uitzit.
Opvolger van de rp is de in februari 1998 opgerichte Partij van de Deugd (Fazilet Partisi, fp). Bij de eerstvolgende nationale verkiezin- | |
| |
gen in april 1999 verliest de fp een kwart van de aanhang van de rp, maar haalt altijd nog 15 procent. In juni 2001 wordt ook de fp door het Constitutioneel Hof verboden. Er ontspint zich binnen de fp een debat over de koers tussen enerzijds conservatieven en anderzijds modernisten die de partij willen omvormen tot een brede centrum-rechtse beweging en de islamitische retoriek overboord willen zetten. Onder leiding van Abdullah Gül en Erdoğan splitsen de moderniseerders zich af en richten in augustus 2001 de Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (ak Parti) op.
| |
Islamitische revival
In 2000 keek de voormalige chef de bureau van de New York Times in Istanbul, Marvine Howe, op deze periode terug in haar boek Turkey. A Nation Divided over Islam's Revival. Zij beschrijft Turkije als een land dat gespleten is langs lijnen van levensstijlen: een seculiere inclusief vrijheden en onzekerheden en een religieuze gebaseerd op zekerheden en strikte controle. Op zoek naar het antwoord op de vraag hoe het toch kan dat in het moderne en seculiere Turkije de islam al jaren bezig is aan een comeback krijgt ze van verschillende kanten te horen dat de door Atatürk afgedwongen secularisering van Turkije ook veel kapot heeft gemaakt. In de nieuwe republikeinse ideologie, het kemalisme, was geen aandacht voor de rol die de islam altijd had gehad als een soort cement van de samenleving, over sociale en economische breuklijnen heen. Uiteindelijk steekt die behoefte aan een spirituele band tussen mensen, in allerlei verschillende vormen en varianten die afwijken van de officiële door de staat gecontroleerde interpretatie van de islam, toch weer de kop op. Veel Turken, oorspronkelijk vooral buiten de grote bevolkingscentra, maar na de massale migratie van de jaren tachtig ook aan de rafelranden van de grote steden, voelen zich het best thuis bij een partij die openlijk opkomt voor het recht aan die religieuze gevoelens zonder restricties uiting te geven. Twintig jaar geleden was dat de partij van Turgut Özal, in de jaren negentig is het de rp van Necmettin Erbakan. Die behoefte is er ondanks, maar eigenlijk ook deels als gevolg van alle successen die het kemalisme, ook volgens zijn critici, heeft geboekt bij de modernisering van Turkije.
In gesprekken met gematigde rp-parlementsleden (onder wie de latere akp-minister van Buitenlandse Zaken Abdullah Gül) en onpartijdige waarnemers krijgt Howe steeds te horen dat het de rp helemaal niet gaat om het afdwingen van meer gelovigheid onder seculiere Turken, maar om het wegnemen van belemmeringen voor gelovigen. Voorbeelden daarvan zijn de officiële restricties op religieuze praktijken en uitdrukkingen (lees: het dragen van een hoofddoek in openbare gebouwen), islamistische journalisten die in de gevangenis belanden vanwege ‘antiseculier’ gedrag en Turkse officieren die niet in uniform naar de moskee mogen en ontslagen worden als hun vrouw een hoofddoek draagt.
Howe komt na een uitgebreide zoektocht langs radicale en gematigde secularisten en islamisten tot de conclusie dat de overgrote meerderheid van de gelovige moslims geen radicale wijzigingen wil in de manier waarop de Turkse maatschappij en staat zijn georganiseerd. Fundamentalistische eisen, zoals de herinvoering van islamitische rechtspraak, kunnen op weinig steun rekenen. Wat men wel wil, is erkenning van het feit dat veel normen en waarden, ook in het moderne Turkije, gebaseerd zijn op de islam en dat er daarom een einde moet komen aan de agressieve anti-islampolitiek van het leger en de seculiere elite. Howe is positief over de mogelijkheden een brug te slaan tussen de gematigde meerderheden in het seculiere kamp en die in het islamistische. Binnen de door iedereen geaccepteerde seculiere grenzen moet er meer ruimte komen voor verschillende religieuze uitingen en levensstijlen. Alleen op basis van een dergelijk compromis kan Turkije volgens de Amerikaan- | |
| |
se journaliste een stabiele democratie worden. Dat was in het jaar 2000.
| |
Opkomst van de akp
De Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (ak Parti) werd dus in augustus 2001 opgericht. Dat was een directe reactie op het besluit van het Constitutioneel Hof twee maanden daarvoor om na de rp ook de fp van Necmettin Erbakan te verbieden. Na een fel intern debat over wat er nu moest gebeuren besloten de moderniseerders in de fp zich onder leiding van Abdullah Gül en Recep Tayyip Erdoğan af te splitsen en een nieuwe partij op te richten.
Vanaf de eerste dag was het de vraag wat het verschil was tussen de akp en fp/rp, en of mensen als Erdoğan en Gül werkelijk in staat waren te breken met hun islamistische verleden, zoals zijzelf beweerden. De argwaan onder het seculiere deel van de bevolking was groot, en ook na vier jaar regeringsverantwoordelijkheid zijn er nog steeds veel mensen die vinden dat met name Erdoğan een wolf in schaapskleren is die zijn werkelijke, islamistische bedoelingen verbergt onder een deken van moderne retoriek over democratie en mensenrechten.
De akp-leiders benadrukken vanaf de oprichting van de partij dat de akp geen islamistische partij is, maar een conservatief-democratische. Voor veel achterdochtige secularisten is dat slechts een woordenspel en zijn de werkelijke bedoelingen van Erdoğan c.s. nog dezelfde als in hun tijd als rp/fp-prominent. Toch is het opvallend te zien hoe consequent de akp haar best doet aan te tonen dat het een totaal andere partij is dan de partijen waaruit een groot deel van haar actieve kader afkomstig is.
Het lijkt erop dat met name de ervaring van Erdoğan als burgemeester van Istanbul van 1994 tot 1998 een grote rol heeft gespeeld. Vriend en vijand geven toe dat hij zeer succesvol was, niet vanwege een hoog ideologisch islamistisch gehalte van zijn politiek, maar heel simpel omdat hij al snel in de gaten had dat politici zich populair maken als ze erin slagen basisvoorzieningen en overheidsdiensten beter te laten functioneren ten behoeve van grote delen van de bevolking. Met name het feit dat het hem lukt de gemeentelijke overheid in Istanbul effectiever en minder corruptiegevoelig te laten functioneren, maakt hem geliefd, ook bij die inwoners die niets ophebben met zijn islamistische opvattingen. Volgens sommige waarnemers heeft die ervaring ertoe geleid dat de akp zich niet zoals rp en fp laat voorstaan op de bevordering van een islamistische identiteit, maar zich veeleer opwerpt als de partij die de staat beter kan laten functioneren. Dat betekent volgens die analyse ook dat de akp daarmee ophoudt een islamistische partij te zijn. Het programma en het dagelijkse politieke optreden van de partij zijn niet gebaseerd op religieuze gronden, en hoewel de gezichtsbepalende akp-politici zich wel degelijk profileren als gelovige moslims, is uitdragen van het geloof en het vertalen ervan in politieke voorstellen niet (langer) het doel. De akp zou daarmee een van de eerste en beste voorbeelden zijn van een postislamistische partij. Het is een van de redenen waarom de ontwikkeling van de partij in de rest van de islamitische wereld met zo veel interesse wordt gevolgd.
Belangstelling is er trouwens ook in Europa, en dan vooral voor de keuze van de akp voor de politieke stroming waar men zich toe rekent. Met andere woorden: bij welke familie voelt de akp zich het best thuis? Zijn dat de liberalen vanwege de gedeelde voorkeur voor een open, marktgerichte economie? Zijn dat de Groenen vanwege hun inzet voor Turkse toetreding tot de eu en de gezamenlijke voorkeur voor groen als partijkleur? Of zijn het toch de christen-democraten vanwege grote overeenkomsten in inspiratie en de promotie van conservatieve waarden? Hoewel de akp altijd geweigerd heeft zich te omschrijven als een moslim-democratische partij naar analogie van de christen-democraten, heeft de akp besloten aan- | |
| |
sluiting te zoeken bij het cda en zijn zusterpartijen. Maar gemakkelijk zal dat niet gaan. Juist binnen de familie van christen-democraten en conservatieven is het verzet tegen Turkse toetreding tot de eu groot. Met name de Duitse bondskanselier Angela Merkel en de Franse presidentskandidaat Nicolas Sarkozy laten er geen misverstand over bestaan dat zij vinden dat er binnen de eu geen plaats is voor Turkije. Dat betekent dat ondanks de steun van veel Scandinavische en Zuid-Europese christen-democraten het volledig lidmaatschap van de christen-democratische internationale nog wel even op zich zal laten wachten. Logisch is zo'n aansluiting wel, als men kijkt naar de overeenkomsten op terreinen als cultuur- en onderwijspolitiek, internationale oriëntatie en de samenstelling en structuur van de achterban. Maar merkwaardig blijft natuurlijk het verschil in opvatting over de eigen rol binnen het politieke systeem. De meeste Europese christen-democratische partijen beschouwen zich als verdedigers van de status-quo, terwijl de akp zichzelf toch vooral ziet als een
anti-establishmentpartij die het sterk op de staat georiënteerde autoritaire secularisme wil doorbreken. Volgens de akp zijn de gevestigde Turkse partijen de echte conservatieven.
| |
Breuk of continuïteit?
Terug naar de vraag wat het verschil is tussen de akp van Erdoğan en de rp/fp van Erbakan. Natuurlijk is het zelfbeeld van de akp als een conservatieve anti-establishmentpartij met als belangrijkste doel de dienstverlening door de overheid voor de gelovige meerderheid te verbeteren een directe reactie op de ‘soft coup’ van het leger in februari 1997. In één klap werd duidelijk waar de grenzen lagen voor een partij die zich expliciet op de islam beroept. Voor politici als Erdoğan en Gül was het een kwestie van politiek overleven. Als zij verder wilden als politieke vertolkers van de wensen van de gemarginaliseerden in de grote steden en de steeds zelfbewuster wordende Anatolische middenklassen, dan moesten zij een breuk met hun politieke verleden forceren. Zowel qua inhoud als qua stijl.
De opvallendste inhoudelijke koerswijziging betreft de keuze voor het lidmaatschap van Turkije van de eu. Zowel rp als fp was fel tegenstander van de pogingen van opeenvolgende regeringen in de jaren tachtig en negentig om de kandidaatstatus voor Turkije binnen te slepen. Vooral Erbakan gebruikte in de oppositie fel islamistische retoriek om de eu af te schilderen als een samenzwering van joden, katholieken en vrijmetselaars. Nog in de aanloop naar de verkiezingen in 1995 pleitte hij voor stopzetting van integratie met de eu. Van die fundamentalistische opstelling moet de akp niets hebben. De oprichters zijn tot de conclusie gekomen dat een Europees Turkije juist veel meer garanties biedt voor de door hen voorgestane opening van het rigoureuze seculiere systeem dan voortzetting van Turks isolement onder het wakend oog van het leger. De inschatting is dat de godsdienstvrijheid waar de akp zich sterk voor maakt veel meer kansen heeft binnen een democratisch en stabiel Turkije dat moet voldoen aan Europese regels over vrijheid van godsdienst en mensenrechten. Gevolg is een scherpe breuk met het Eurovijandige en antiwesterse verleden en een volmondige keuze voor democratie en mensenrechten als sleutelbegrippen in het nieuwe akp-verhaal. Die keuze heeft alles te maken met de harde les van februari 1997. Slechts door over te schakelen op een nieuwe politieke identiteit die aansluit bij ontwikkelingen buiten Turkije, zoals globalisering en internationale aandacht voor mensenrechten, is de akp in staat haar legitimiteit in Turkije te verdedigen en daarbuiten allianties aan te gaan met krachten die haar binnen en buiten de grenzen aanzien opleveren. Bijkomend voordeel is dat de seculiere tegenstanders van de akp zich bijna automatisch positioneren als tegenstanders van
democratisering en mensenrechten. De doelen van de akp en die van de eu komen praktisch
| |
| |
overeen en dat is natuurlijk wel zo handig voor de akp als er nog steeds twijfels bestaan over een eventuele geheime agenda. Terugdringen van de rol van het leger in de politiek, hervorming van het oer-kemalistische rechterlijk apparaat, vergroten van de vrijheid van meningsuiting (voor liberalen, progressieven en islamisten) en versterken van het maatschappelijk middenveld (wederom voor iedereen). Wie kan daartegen zijn?
Argwanende secularisten zijn nog steeds bang dat deze politieke metamorfose vooral is ingegeven door tactische overwegingen. Volgens hen komt het de akp nu goed uit zo veel te praten over mensenrechten, maar als puntje bij paaltje komt zijn zij bang dat de partij toch zal kiezen voor de rechten van haar eigen conservatieve en gelovige achterban. Het blijft een legitieme vraag, zeker omdat de akp nog maar zo kort bestaat en nog niet over een langere periode heeft kunnen bewijzen dat het haar ernst is. Een zekere scepsis is dan ook op zijn plaats, en die zal alleen door een continue en voortgaande steun van de akp voor het Europese project en de daarbij horende waarden kunnen worden weerlegd.
| |
Anatolische tijgers
De oprichting van de akp is echter niet alleen een gevolg van een bewuste poging tot politieke herdefiniëring. Veel analisten zijn het erover eens dat de opkomst van een zelfbewuste ondernemersklasse in Anatolië een minstens zo belangrijke rol heeft gespeeld. Het gaat hier te ver om in detail te beschrijven hoe zich in de nieuwe stedelijke centra van Centraal-Anatolië als gevolg van de liberalisering van de Turkse economie in de jaren tachtig een stille revolutie voltrok. Tot ver in de jaren tachtig werd de Turkse economie bijna volledig beheerst door ondernemingen die gevestigd waren in Istanbul en sterk verbonden waren met de staat en zijn kemalistische ideologie. De nieuwe mogelijkheden als gevolg van de politiek van premier Turgut Özal werden vooral aangegrepen door een nieuwe generatie goed opgeleide ondernemers in Anatolië. Met verbazingwekkende snelheid slaagden zij erin van succesvolle kleine en middelgrote regionale ondernemingen spelers op de nationale en zelfs internationale markt te maken. In veel gevallen gaat het daarbij om ondernemers die nog zeer sterk geworteld zijn in de plattelandscultuur met haar sterke islamitische waardenpatronen, maar die tegelijkertijd ongeremd gebruikmaken van de nieuwste productie- en verkooptechnieken om hun producten (met name meubels) wereldwijd aan de man te brengen. De denktank European Stability Initiative (esi) betitelde de spectaculaire groei van deze nieuwe industriëlen met gevoel voor drama en publiciteit als de opkomst van een klasse van ‘islamitische calvinisten’. Dat etiket had vooral te maken met de door het esi geconstateerde succesvolle combinatie van een islamitisch waardenpatroon en een op het calvinisme gelijkend werkethos dat volgens de beroemde socioloog Max Weber verantwoordelijk was voor de snelle groei van het kapitalisme in Noordwest-Europa in de negentiende eeuw. Op die
vergelijking valt wel het nodige af te dingen, maar het geeft aan hoe vanuit uiteenlopende hoeken met een combinatie van ontzag en verbazing naar het fenomeen van de plotselinge opkomst van een islamitische kapitalistische klasse wordt gekeken. Deze nieuwe spelers in de Turkse economie beschouwen de interventies van de staat in de economie en de concentratie van economische en politieke macht in Istanbul als de belangrijkste oorzaken voor de steeds terugkerende stagnatie in de Turkse economie en de ongelijke welvaartsverdeling over het hele land. Ook keren zij zich fel tegen de neiging van de seculiere elite in Istanbul om Centraal- en Oost-Anatolië af te schilderen als een achterlijk want sterk islamitisch deel van Turkije. Via hun eigen, sterk gegroeide organisaties zetten zij zich in voor het openbreken van het politieke systeem ten behoeve van de nieuwkomers in de economie en hun afwijkende opvattingen. Het
| |
| |
hoeft geen verbazing te wekken dat de oprichting van een nieuwe partij die respect voor traditionele islamitische opvattingen combineert met steun voor een liberale economische politiek op grote steun van de Anatolische tijgers kon rekenen.
| |
akp aan het roer
Ruim een jaar na haar oprichting won de akp op spectaculaire wijze de parlementsverkiezingen van november 2002. Met ruim 34 procent van de stemmen werd zij veruit de grootste partij in het nieuwe parlement. Slechts de chp van Deniz Baykal wist eveneens de kiesdrempel van 10 procent te halen. De rest van de partijen, inclusief de drie regeringspartijen, slaagde daar niet in, en dat betekende dat de akp in één klap een tweederde meerderheid had. Het was een afstraffing van de regerende coalitie, die de schuld kreeg van de economische crisis van 2001 en de gelijkstelling in de publieke opinie van politiek met corruptie. Het was een beloning voor de partij en de lijsttrekker die beloofden een einde te maken aan armoede en corruptie. Of was het, zoals veel secularisten vreesden, toch ook een bewijs van een gevaarlijke ontwikkeling richting islamisering van staat en maatschappij, ditmaal onder aanvoering van een partij die goed wist te verbergen waar het haar werkelijk om te doen was?
Een jaar voor de geplande verkiezingen van november 2007 is het lastig reeds de balans op te maken van de eerste akp-regering. Als het gaat om de voorbereiding van Turkije op het lidmaatschap van de eu zal vriend en vijand beamen dat de akp tot december 2004, het moment waarop de eu besloot in 2005 onderhandelingen over Turks lidmaatschap te beginnen, een ambitie aan de dag heeft gelegd die door geen van haar seculiere voorgangers is geevenaard. Met grote snelheid werden hervormingen doorgevoerd die van Turkije in ieder geval op papier een democratischer land maken op weg naar de eu. De omzetting van al die nieuwe wetten in de praktijk blijkt echter een stuk moeilijker. Behalve de regering zelf zijn alle waarnemers in en buiten Turkije het erover eens dat er de laatste anderhalf jaar te weinig vooruitgang is geboekt op cruciale terreinen als vergroting van de vrijheid van meningsuiting of het garanderen van de rechten van etnische en religieuze minderheden. Dat teruggelopen tempo heeft veel te maken met de moeilijkheden die elke regering zou tegenkomen als ze gevestigde belangen en posities moet aanpakken, ook al is dat voor een goed doel, in dit geval toetreding tot de eu. Maar het heeft ook alles te maken met een opkomend Turks nationalisme dat in het parlement en op straat vertaald wordt in een steeds luidruchtiger verzet tegen Europese eisen die als partijdig of onrealistisch worden beschouwd. Zeker nu ook in Europa het klimaat rond uitbreiding van de eu sterk verkild is, heeft een groeiend aantal Turken de indruk dat hun land toch nooit lid van de eu zal worden, en dat het daarom weinig zin heeft zich in allerlei bochten te wringen om te voldoen aan Europese verlangens die elk jaar strenger en luider geformuleerd lijken te worden. In een dergelijk maatschappelijk klimaat, in de aanloop naar de verkiezingen
voor president en parlement in 2007, is ook de akp niet immuun gebleken voor de groeiende Euroscepsis. Hoewel invloedrijke ministers als Gül en Ali Babacan, minister van Economische Zaken en hoofdonderhandelaar met de eu, zich blijven committeren aan de noodzaak van ingrijpende hervormingen, lijkt Erdoğan zelf inmiddels wat minder enthousiast. De oplopende spanningen tussen secularisten en de akp zoals geschetst aan het begin van dit artikel zijn daarbij niet echt behulpzaam. Eind 2006 zal moeten blijken of de eu en Turkije het erover eens kunnen worden hoe de lange weg naar Turks lidmaatschap kan worden afgelegd op een manier die beide partijen tot tevredenheid stemt.
In het kader van dit artikel is de vraag belangrijk wat de dominantie van de akp in het Turkse parlement heeft betekend voor de dis- | |
| |
cussie over de grenzen van de seculiere staat en het steeds heftiger terugkerende debat over de bekende symboolkwesties als het dragen van de hoofddoek op universiteiten.
| |
Hoofddoek
Volgens opiniepeilingen heeft de meerderheid van de Turkse bevolking geen bezwaren tegen hoofddoeken in openbare gebouwen, en sinds vier jaar is er in Ankara een partij aan de macht die het verbod op het dragen van de hoofddoek zegt te willen versoepelen. Maar toch zit een daadwerkelijke liberalisering er de komende tijd niet in.
Voorzichtige pogingen van de regering om deze kwestie aan de orde te stellen, liepen al vanaf het begin stuk op de weigering van de oppositie om mee te werken aan een verzachting van het hoofddoekverbod en op toenemend verzet van het leger en een groot deel van de media. De gemoederen liepen helemaal hoog op toen in mei 2006 een rechter werd vermoord, waarschijnlijk vanwege een uitspraak tegen een lerares die een hoofddoek droeg. De moord leidde tot een grote demonstratie in Ankara ter verdediging van het secularisme en riep bij velen herinneringen op aan de gespannen situatie in het voorjaar van 1997. Sindsdien lijkt een kalm en beredeneerd debat over de voors en tegens van het dragen van een hoofddoek verder weg dan ooit.
De regering had haar hoop in deze kwestie ook voor een deel gebaseerd op de eu, en vooral het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, dat gevraagd was uitspraak te doen in een zaak betreffende een verbod op het dragen van een hoofddoek in Turkije. De uitspraak van het Hof in november 2005 bracht echter geen helderheid, maar was juist voer voor verdere discussie. Volgens sommige waarnemers was het de afloop van deze zaak die bij Erdoğan de animo voor Turks lidmaatschap drastisch heeft doen afnemen, omdat hij teleurgesteld moest constateren dat het doorvoeren van hervormingen via de Europese band in deze voor veel moslims zo gevoelige kwestie niet mogelijk was.
Het Hof in Straatsburg oordeelde namelijk dat klaagster Leyla Şahin in 1998 terecht de toegang tot een aantal colleges en tentamens aan de medische faculteit van de Universiteit van Istanbul was ontzegd wegens het dragen van een islamitische hoofddoek. Voorstanders van het hoofddoekverbod meenden meteen dat de strijd met deze uitspraak van de hoogste instantie van het hoogste Europese Hof eens en voor altijd in hun voordeel was beslecht. Anderen oordeelden dat het Hof het eenvoudigweg niet had aangedurfd om te zagen aan een van de belangrijkste pijlers van de Turkse staat, namelijk het secularisme. Wie de uitspraak van de Europese rechters er nog eens op naleest wordt niet veel wijzer. Het gaat te ver om te stellen dat deze uitspraak betekent dat het debat over de hoofddoek nu voorbij is. Immers: de rechters zeggen enkel dat Turkije, gezien zijn op secularisme gebaseerde democratie, het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (evrm) respecteert door studenten te verbieden met hoofddoek of baard op college te verschijnen. Het zegt niet dat een hoofddoekverbod voor studentes op zich een goede zaak is. Interessant daarbij is het minderheidsstandpunt van de Belgische rechter, die wel vond dat de rechten van Şahin geschonden waren. Wie de uitspraak goed leest zal moeten constateren dat die eerder een begin is van een debat over de hoofddoek dan het einde ervan. De ook nu nog openstaande vragen kunnen en moeten dus in Turkije zelf beantwoord worden, niet in Straatsburg. Het ironische in de zaak ‘Şahin tegen Turkije’ was wel dat de Turkse regering het met de klacht eigenlijk van harte eens was. Erdoğan zelf is een verklaard tegenstander van het verbod op de hoofddoek en zijn eigen dochters gaan in de Verenigde Staten naar de universiteit om met hoofddoek te kunnen studeren. Voorlopig lijkt de nalatenschap van Atatürk sterker dan de wens van de regering
| |
| |
en de wil van de meerderheid van de bevolking.
Een andere verkiezingsbelofte van de akp betrof het onderwijs, en wel de al genoemde imam-hatip-scholen. Een gevoelige kwestie, die voor het leger een belangrijke rol speelde in zijn ‘soft coup’ van 1997. İmam-hatip-scholen zijn opleidingsinstituten voor imam hatips - voorgangers in de moskee - op het niveau van een middelbare school, waar naast het gewone curriculum zo'n achttien uur per week aan koranstudie en theologie wordt besteed. Strenge aanhangers van de secularistische ideologie hebben er altijd met argwaan naar gekeken, zeker toen het aantal leerlingen begin jaren negentig tot grote hoogte steeg. Na de coup van 1997 werd het leerlingen van deze scholen lastiger gemaakt om door te studeren. Erdoğan, die zelf zo'n school bezocht, wilde deze ongelijkheid tussen aankomende studenten afschaffen. Een wetsontwerp daartoe werd in mei 2004 door het parlement aangenomen, omdat de akp daarin over een grote meerderheid beschikt. De streng seculiere en zeer machtige Hoge Raad voor het Onderwijs (yok) heeft de wet echter met succes aangevochten tot de hoogste rechter. De aankomende verkiezingen en de toenemende druk vanuit de oppositie op Erdoğan vanwege zijn zogenaamde verborgen agenda maken het waarschijnlijk dat de akp-top besluit dit controversiële onderwerp voorlopig te laten rusten.
| |
Nieuwe consensus
In Turkije doet zich nu de merkwaardige situatie voor dat de spanningen tussen secularisten en mensen die zich verzetten tegen een al te rigide interpretatie van Atatürks erfenis toenemen, terwijl er op de gevoeligste dossiers in dit debat (hoofddoek, imam-hatip-scholen) de afgelopen jaren niets is veranderd en ook niet te verwachten is dat er snel iets zal gebeuren. De achterdocht in het seculiere kamp is vooral gebaseerd op de vermeende ‘geheime agenda’ van de premier en zijn partij enerzijds en een lange reeks kleinere incidenten anderzijds, variërend van lokale alcoholverboden in akp-bestuurde gemeenten tot het opduiken van schoolboeken waarin de regerende partij wat al te nadrukkelijk haar eigen opvattingen over geloof en samenleving heeft ondergebracht. Is het dan allemaal opgeklopte verkiezingsretoriek, gebaseerd op overbelichte maar volstrekt niet representatieve kleine afwijkingen van een patroon dat resistenter is tegen verandering dan de oppositie vreest en de regering hoopt?
Daarvoor is de heftigheid en de regelmaat waarmee deze kwestie steeds weer opduikt echter net iets te groot. De tegenstellingen mogen dan vaak worden opgeblazen, vlak onder de oppervlakte van de Turkse samenleving zit een diep wantrouwen verborgen dat enorm veel energie opslurpt en dat in ongewijzigde vorm de toch al moeilijke weg richting de eu alleen nog maar lastiger zal maken. Secularisten blijven geloven dat een versoepeling op een bepaald punt de poort zal openzetten naar een totale ondermijning van de moderne samenleving die hun zo dierbaar is. Islamisten van diverse pluimage zien in de verdediging van de status-quo een opzettelijke poging van het seculiere establishment nieuwe economische en culturele krachten buiten de macht te houden. Als aan die patstelling op afzienbare termijn geen einde komt, zal dat de kansen op verdere toenadering tot Europa en uiteindelijk lidmaatschap van de eu enorm bemoeilijken. Een samenleving die met zichzelf overhoop ligt en waarin grote groepen elkaar niet vertrouwen, kan niet de vereende krachten vrijmaken die nodig zijn om die grote en moeilijke stap te zetten. Zonder een nieuwe maatschappelijke consensus over de richting waarin de meerderheid van de Turkse bevolking wil dat hun land zich beweegt, zullen angst en achterdocht het politieke en maatschappelijke debat blijven domineren.
De secularisten moeten daarom afstappen van hun soms paranoïde gewoonte om alles
| |
| |
wat uit de hoek van de akp komt te beschouwen als een eerste stap in de verkeerde richting. Ook zij zullen moeten accepteren dat Turkije in een globaliserende wereld belang heeft bij een open economie en een open democratie. Beperkingen die in het verleden verdedigbaar waren, zijn obstakels geworden die in een land dat lid wil worden van de eu niet langer acceptabel zijn. In plaats van iedere verandering op alarmistische wijze te bejegenen zouden seculiere oppositiepartijen er beter aan doen met eigen voorstellen te komen die duidelijk maken dat de seculiere uitgangspunten van de Turkse republiek verenigbaar zijn met de eisen van een moderne samenleving waarin de meerderheid de minderheden accommodeert in plaats van intimideert.
Maar ook de (voormalige) islamisten zullen klare wijn moeten schenken. In Turkije en daarbuiten begint de steun voor de akp-regering vanuit liberale en progressieve hoek terug te lopen. Dat heeft alles te maken met de richtingloosheid van de afgelopen achttien maanden. Het openbreken van een star en ondemocratisch systeem kan nog steeds op veel sympathie rekenen, maar onduidelijk is geworden hoe het nieuwe systeem er nu precies uit moet gaan zien. Daarom is het de hoogste tijd dat de akp-leiders zonder mitsen of maren aangeven waar zij met Turkije naartoe willen. Als het doel het lidmaatschap van de eu is, dan kan dat doel niet straffeloos jarenlang in de koelkast gezet worden. Als het doel is het herdefiniëren van het begrip secularisme, dan is snel duidelijkheid nodig over de nieuwe spelregels en de exacte verschillen met het huidige model. Als het doel is het versoepelen van het hoofddoekverbod, dan mag niet langer onduidelijk zijn hoe het nieuwe maatschappelijke compromis hierover eruit moet zien en of toelating op universiteiten een einddoel is of slechts een tussenstap.
De belangrijkste vraag die de akp en haar supporters moeten beantwoorden is die naar de mate van tolerantie die men wil en kan opbrengen voor mensen die hun wereldvisie niet delen. Veel liberale en progressieve Turken zijn bereid het dragen van een hoofddoek op de universiteit te verdedigen hoewel ze het hun eigen dochters ten zeerste zouden ontraden.
Is de huidige regering bereid de gelijkwaardigheid van vrouwen niet alleen te respecteren maar ook te verdedigen tegen hardliners in de eigen achterban? Krijgen religieuze minderheden, binnen en buiten de islam, eindelijk meer kansen onder een tweede akp-regering?
Het is niet toevallig hetzelfde soort vragen naar tolerantie en verdraagzaamheid dat ook centraal staat in het debat over de islam binnen de huidige eu. Het zou Europa sieren en de eisen ten opzichte van Turkije aan kracht doen winnen als de Europese landen met een substantiële moslimminderheid er zelf in zouden slagen een antwoord te vinden op de vraag hoe binnen moderne, democratische en seculiere samenlevingen ruimte te creëren voor de soms confronterende beleving van verschillende godsdiensten.
Zonder duidelijke antwoorden zal het nog lang onrustig blijven. In Ankara en in Amsterdam.
| |
Gebruikte literatuur
Marvine Howe, Turkey. A Nation Divided over Islam's Revival (Oxford, 2000). |
David Shankland, Islam and Society in Turkey (Huntingdon, 1999). |
wrr, De Europese Unie, Turkije en de islam (Amsterdam, 2004). |
M. Hakan Yavuz, Islamic Political Identity in Turkey (Oxford, 2003). |
M. Hakan Yavuz (ed.), The Emergence of a New Turkey. Democracy and the ak Parti (Utah, 2006). |
Erik Jan Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije (Nijmegen, 2006). |
|
|