| |
| |
| |
| |
| |
| |
Tomas Lieske
De verleider tot de zwangere tiener
Hier aan de rand van de stenen dieren fonteinen
klater ik het water, tot het gespat kaatst tegen het zomerhuis.
In het zomerhuis dat wij gaan bewonen, blink ik de ramen
en straal ik de warmte die verzonken hangt langs de muren.
Naast de muren twee zwarte paarden voor de calèche zweet ik
de geurige damp die de vliegen bekoort die zwermen boven de hortensia's.
De hortensia's in de witgouden vazen drenk ik het water
met dorste tot hun blauwroze schermen spiegelen als in zilver.
Ik zilver met zwart-wit argenten accenten het servies
waaruit jij thee schenkt en dat lichtpunten werpt op jouw schaduw.
De zebrakleurige schaduw van de houten symmetrische luiken
streep ik over je lichaam dat ik ontdek onder je witte kleren.
Tussen de witte kleren neergevlinderd over de fauteuils, de abat-jours,
ontbloot ik je buik en je velours borsten en ons gezamenlijk wij
ons, de twee nieuwe mensen die wij zullen zijn,
begin ik en stort ik volledig mijzelf over jou uit.
| |
| |
| |
Kompel
Een kompel dringt haar lichaam binnen, op de wijze: souterrain.
Hij boort een weg, een diepe gang, tikt
zich een echo, luistert naar de inwendige
stortingen en zet zijn klopboor aan.
Met bravoure treedt hij binnen, maar op de natte
vloer voelt hij zich verlegen worden. Hij herkent
het mozaïek, de altijd vergeten fresco's,
de kleine brokkelzuil met hondenkop.
Ik had, denkt de kompel, een hoed moeten dragen,
een scharlaken flambard, een zacht gevoerde kroon
om de indruk te wekken althans van gelijk niveau.
| |
| |
| |
De tweeling van Veronica
Alsof ze het kind in de drank waren verloren toen ze vijftien waren.
Plotseling verzopen, de laatste slok onbezonnen
weggespoeld, ontwaakt in de overtuiging
dat ze vanaf dat moment voor de heb waren;
ze waren tot telefonisch verwenmeisje bevorderd.
De eerste beller kreeg haar zus erbij cadeau.
Wie verwend werd, genoot van vier telefonische handen.
Alsof ze het kind in zichzelf opgehangen hadden,
onzichtbaar gemaakt achter een huid
van eersterangs salami, van spiegelgladde eieren,
van het strakke, vroege blad van citroenen, van eendenmossels.
| |
| |
| |
Del de luxe
Een del de luxe, eersteklas, zeker allerheiligst,
twee borsten als Portugese oorlogsschepen,
als planeten met spiegelgladde oppervlakten,
als kerstversiering voor sequoiareuzen.
Als zij voor haar minnaar staat, zal hij dromen
van zwangerschap, hij zal beven van geboorte,
gillen van geilheid. Nooit kwam een slagschip
hem zo rond voor, nooit planeten zo magnetisch,
nooit kerstversiering zo bleek, zo vast
op te tillen aan de tepels, zo geurig.
Hij zal haar vragen het kerstdiner naakt
te verslinden, het bestek te laten tikken
in verontwaardigde stilte, de volzware borsten
zacht boven de lof te laten wiegen.
En iemand zal tijdens de dessertwijn haar lade opentrekken;
de gasten zullen elkaar de gierpont benijden;
ze zullen over de tafel roeien en haar opdragen
de ampullen te openen, de adelvissen aan te snijden,
de aagtappelen te breken, de angel in te slaan.
| |
| |
| |
Striptease
De kleren worden stuk voor stuk aan de lucht
gehangen waar ze verwaaien als vleugelen
van angelieke kevers die het naakte lichaam eer
betonen als alle schilden uitgevouwen zijn.
Zij is een schilderij met halsbrekende panelen.
Haar huid vangt lucht en wordt geëtaleerd.
Maar bij ons altijd de zekerheid dat zij iets
veel intiemers blijft verhullen. Achter haar huid
bewaart zij haar eigen vlammencadans;
zij toont haar ijskoude verleiding.
Meer dan gastvrij stelt zij haar flessentuin open,
nodigt de fluithazen uit voor een maaltijd
aan haar kool, pareert wat men haar toewenst,
schudt haar koelglanzende, welgevormde spalling,
en plukt haar laatste kledingstuk, haar valkenzak,
rukt de minieme kap van haar snuifvogel af.
| |
| |
| |
De wereld van Marilyn
Hé, hé, yankee, zongen wij, hé, hé, guldenvliesman.
Wij roeiden al zo lang. We lagen op schema.
De eerste bizons zwommen al naast ons en trokken
gelijk met ons op. Onze gesprekken waren luchtig
en wezen ons lichtend de weg. Tot iets in ons lichaam
kapot werd geslagen. We werden dobberend wakker
en herkenden onze omgeving niet. Wat was erin gestort?
Wat had zich gruwelijk hard in ons brein geboord?
Zelf kwamen we uit de ijstijd van de oude wereld
en buiten was een nieuwe zomer volop aan de gang.
Wij kwamen door alles wat gebeurd was langzaam
in een nieuwe wereld terecht, een helle wereld,
ongelooflijk veel wijder. Dit, zei de roeier die voor mij
zat, naar zijn hoofd greep maar moeite had met het heffen
van zijn hand, is de wereld van Marilyn Monroe
en we verlaten de wereld van bijvoorbeeld Beatrix.
We doen goed alle breedgerande hoeden te ruilen
voor jurken, zo strak dat zij erin genaaid moet worden.
Fuck it! We keken lange tijd naar de wolken
die van kleur verschoten en wij knikten, roeiden verder.
Want wie wil in godsnaam met Beatrix naar bed,
en wie wil niet met Marilyn van alles?
|
|