ook een van diens zelfportretten in de galerij, de foto uit circa 1865. Zoals bekend was Hermans een verwoed fotograaf, die ook enkele malen over deze kunstvorm schreef, in het bijzonder over technische aspecten. Twijfel aan zijn kwaliteiten op dit terrein was er de oorzaak van dat hij vrij laat met zijn violon d'Ingres naar buiten kwam en enkele fotoboeken publiceerde (Koningin Eenoog en Een foto uit eigen doos).
Enkele zaken vallen in deze galerij op. Geen van de geportretteerden stamt uit de periode vóór het jaar 1800. Lectuur van teksten geproduceerd vóór het begin van de negentiende eeuw wordt volgens Hermans bijna altijd in ernstige mate gehinderd door de afstand tot onze huidige westerse cultuur; oudere teksten kunnen dan ook alleen met verklarende noten gelezen worden, en dat bederft het genoegen. Aan de andere kant ontbreken jongere schrijvers, auteurs uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Het betreft bijna altijd schrijvers die hij eind jaren dertig en begin jaren veertig als scholier en jonge man las, en die hij altijd is blijven herlezen. Maar de bewondering voor hun werk is niet altijd onverdeeld. De vraag naar mogelijke invloed op het eigen werk kan dan ook moeilijk gesteld worden, nog afgezien van de meetbaarheid daarvan. Hermans was over beïnvloeding erg duidelijk: het is zoals het eten van gras door een koe, zei hij, dat gras vind je niet meer terug in de melk. In het bijzonder valt op dat een aantal schrijvers en filosofen die Hermans in hoge mate geboeid hebben, niet vertegenwoordigd waren in de galerij: in het bijzonder betreft het Flaubert, Kafka en Wittgenstein.
Bij Flaubert - ‘ons aller leermeester’- trof hem niet alleen de verfijnde stijl en de functionaliteit van de beschrijvingen, maar ook het sarcasme en de misantropie. Waar ik L'éducation sentimentale - die boeiende mengeling van een privé-geschiedenis en de politieke geschiedenis (in dit opzicht te vergelijken met Ik heb altijd gelijk) - het hoogtepunt vond, had hij een duidelijke voorkeur voor Madame Bovary, met zijn bittere, onvergetelijke passages.
Net als bij Bordewijk erkende Hermans invloed van Kafka, die hij in 1938 was gaan lezen: ‘ik ben Kafka begonnen te lezen toen ik in een recensie op Bordewijk las dat het op Kafka leek’. Hij leende de boeken uit de Openbare Leeszaal; ‘een openbaring’ betekende de lectuur van Der Process en van de verhalen ‘Die Verwandlung’ (‘het model van een volmaakte novelle’)*, ‘In der Strafkolonie’, ‘Ein Landarzt’ en ‘Erstes Leid’ (‘Das Urteil’ expliciet niet). Over Kafka, die hij samen met Flaubert tot die zeer grote auteurs rekende van wie hij invloed erkende, schreef hij enkele essays.