De Gids. Jaargang 168
(2005)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 349]
| |
[Nummer 5]Abram de Swaan
| |
[pagina 350]
| |
ter al die kritische uitspraken over Israël zit, maar dat er toch een onuitgesproken boodschap meeklinkt in veel van die kritische vertogen. Wat weerklinkt is iets heel anders, dat voor veel joden haast even moeilijk te accepteren is: een zekere overgave, een soort enthousiasme in het aanklagen van Israël. Ik zal de verschillende vormen van dit anti-Israëlisch enthousiasme beschrijven, analyseren en voorzover mogelijk verklaren. Maar omdat maar weinigen van mijn generatie helemaal vrij staan tegenover Israël in zijn conflict met de Palestijnen en omdat ik wil proberen om andermans verborgen drijfveren te onthullen, past het mij om eerst mijzelf te introduceren in dit omstreden terrein. Ik ben socioloog. Mijn opgave is het om de dynamiek van de menselijke interactie te doorgronden. Ik ben ook een jood, geboren onder de nazi-bezetting.Ga naar eind2. Ik hoor tot de generatie die uit het lot van de joden een les wilde trekken voor alle mensen. Ook ik heb sedertdien een diep wantrouwen opgedaan tegen mensen die zich opwerpen als voorvechters van de mensheid, niemand uitgezonderd. Maar laat mij toch proberen om niet voor één groepering te spreken, maar vanuit een algemeen perspectief, en op een sociologische manier. In de kern behelst de sociologie een tragisch besef van het menselijk bestaan. De sociologische benadering bestudeert onderling afhankelijke mensen in de sociale arrangementen die zij met elkaar vormen. Binnen die constellaties van onderlinge afhankelijkheid oefenen mensen op allerlei manieren druk en dwang op elkaar uit.Ga naar eind3. Vandaar dat de dynamiek van die interactie mensen in situaties brengt die zij zelf niet gemaakt of bedacht hebben en ze dwingt tot daden waar ze zelf nooit voor gekozen zouden hebben als ze het hadden kunnen verhinderen. De resultaten van dat optreden zijn vaak onbedoeld, meestal van tevoren onbekend en zelfs wanneer ze eenmaal feit geworden zijn ook nog maar ternauwernood begrepen. Meestal doet zich kortstondig een keuzemogelijkheid voor, enige bewegingsvrijheid, soms wat meer, soms wat minder. Maar vaak beseffen de mensen die zich in de stroom van gebeurtenissen bevinden niet welke keuzen zich aan hen voordoen en op welk moment. | |
1. De maalstroomConflict is uiteraard het voorbeeld bij uitstek van een wederzijds dwingende gang van zaken, van een ‘blind proces’, of desgewenst, van een ‘blind noodlot’. De nu al een eeuw voortdurende strijd tus- | |
[pagina 351]
| |
sen joden en Palestijnen is hét paradigma van zo'n wederzijds dwingende constellatie. Datzelfde voortdurende conflict toont ook aan dat een plaatselijke, schijnbaar beperkte figuratie kan uitdijen door steeds nieuwe partijen mee te sleuren in de draaikolk, die op hun beurt elkaar trachten te bedwingen terwijl de strijd zich verder verbreidt en verhevigt. Het Israëlisch-Palestijns conflict is wel heel aanstekelijk, omdat de naburige Arabische volkeren zich uitspreken voor de zaak van de verwante Palestijnen, de moslim-immigranten in West-Europa zich identificeren met hun onderdrukte broeders en zusters in het geloof, terwijl de meeste joden in de diaspora, in Europa en Amerika, vanwege een gezamenlijk verleden en een gemeenschappelijk geloof zich met de joodse staat verbonden voelen. De Europese naties die vochten in de Tweede Wereldoorlog en op allerlei manieren verwikkeld raakten bij het lot van de joden kunnen zich tot op de dag van vandaag maar moeilijk ontdoen van de neiging om de joden te beschouwen als een uitzondering onder de volkeren, aan wie zij iets verschuldigd zijn en die zelf aan een hogere moraal dan anderen gehouden zijn, vanwege de spirituele verhevenheid van het slachtofferschap. Alsof dit nog niet genoeg is. De Arabische regeringen zijn afhankelijk van het Westen voor de afzet van hun olie, voor technische hulp en militaire steun. Het Westen en het grootste deel van de rest van de wereld zijn afhankelijk van die Arabische landen voor de levensnoodzakelijke olieaanvoer. En, ook dat nog, christenen en moslims gaan in hun leerstellingen terug tot de joodse bijbel en de joden verwerpen beide geloven en houden vast aan de thora. Israël is het heilige land voor christenen, moslims en joden gelijkelijk, Jeruzalem de heilige stad van alle drie monotheïstische religies. Al deze draden zijn verstrengeld geraakt in een kluwen, zo onontwarbaar dat waarschijnlijk helemaal niemand zich geheel los kan maken van alle verwikkelingen, van al de banden die binden en verblinden, en vervreemden. Sommige van deze bindingen beklijven nu al eeuwen, ja millennia. Maar hoe verweven en verstrikt het web ook is, na al die eeuwen, eens moet de ontknoping volgen. Dat kan alleen maar als beide partijen bereid zijn sommige van hun kostbaarste verworvenheden en hun innigst gekoesterde illusies op te geven. Maar wie moet dan bezittingen prijsgeven, wie moet verwachtingen opgeven waaraan zo lang is vastgehouden, wie moet zijn veiligheid riskeren omwille van de vrede en wie moet met zijn hoge idealen breken voor een karig vergelijk? De andere partij, uiteraard. Vreemd genoeg is de uitweg uit dit moeras sinds jaar en dag be- | |
[pagina 352]
| |
kend, die uitkomst is al tot in de details vastgelegd, heeft brede steun verkregen onder betrokken buitenstaanders en in Palestina en Israël zelf, en daar is ook het besef wijdverbreid dat dit de enige optie is: twee staten, een Israëlische en een Palestijnse staat, ongeveer begrensd door de bestandslijnen van 1949-1967; Jeruzalem verdeeld tussen beide, onder internationaal toezicht; en, als ze niet kunnen terugkeren, dan schadeloosstelling voor de ontheemde Palestijnen. Maar deze uitkomst lijkt onbereikbaar. Dat ligt aan de ‘autonome dynamiek’ van de constellatie, nog eens versterkt door hebzucht, achterdocht en achterbaksheid of wantrouwen, hardleersheid en ressentiment ter ene of andere zijde. Aan beide kanten opereren klieken die gebaat zijn bij de heersende wantoestand, in materiële en morele zin, als kooplui en strijders, als drijvers en dwepers. Voor een buitenstaander lijken de oorlogsfacties aan beide kanten maar al te zeer op elkaar. Dat zou geen verrassing moeten zijn: ze hebben elkaar nu al een eeuw weerstaan en weerspiegeld. Telkens wanneer de ene of de andere kant op het punt staat een verzoenend gebaar te maken, begaat de oorlogsfactie van de andere kant een schanddaad die de tegenpartij wel tot razernij moet drijven. Toen ik niet zo lang geleden op bezoek was in Israël zouden de leden van de Likoed-partij stemmen over het voorstel om de troepen uit Gaza terug te trekken. Aan de vooravond van het referendum werd een zwangere Israëlische koloniste met drie van haar kinderen in haar auto doodgeschoten door Palestijnse strijders. De volgende middag stemde zestig procent van de Likoed-leden tegen het voorstel. Hoogstwaarschijnlijk had die brute moord daar veel toe bijgedragen. En misschien bevrijdde die aanslag Sharon wel uit een lastig parket, omdat hij nu verzoeningsgezind kon lijken zonder al een begin te hoeven maken met de zo omstreden terugtrekking. Wanneer anderzijds de Palestijnen op het punt staan om een staakt-het-vuren te aanvaarden, dan, strijk en zet, zal Israël een provocerende aanval uitvoeren op een verzetshaard in bezet gebied. De oorlogsfacties aan beide kanten gaan te werk alsof ze door een verborgen hand gestuurd worden. Maar daar is helemaal geen sturing voor nodig. Hun tegenspel is verborgen samenspel. Ze reageren op elkanders stille signalen. Ook al zijn de krachten nog zo ongelijk, ook al zijn de belangen en de idealen geheel tegengesteld, tussen de twee oorlogsfacties bestaat een verborgen wederkerigheid, die het beide partijen mogelijk maakt de eigen positie te behouden. Zij zijn, beide, deel van een wederzijds dwingende constellatie. Beide kanten zijn gevangen in de haast onontkoombare dialectiek van de escalatie. Daar is alleen aan te ontsnappen als aan beide zijden de te- | |
[pagina 353]
| |
genkrachten die naar verzoening streven hun oorlogsfactie in de hand kunnen houden en er bovendien op kunnen vertrouwen dat de andere partij dat ook kan. Zonder ingrepen van buitenaf zal dat waarschijnlijk niet lukken.
In sommige opzichten kan de sociologische analyse, die tragische visie op de situatie, fatalistisch lijken, zelfs immoreel. Ze is inderdaad amoreel, althans voorlopig. Ze behelst de opschorting van één soort moraal, die van de toedeling van specifiek verwijt, ter wille van een andere moraal, die van het inzicht in de manier waarop de figuratie werkt. Als het proces zich inderdaad blindelings ontvouwt, onvoorzien en onbegrepen door de betrokkenen, dan kan het een onontkoombaar fatum lijken. Maar dat is het niet. Integendeel, de enige hoop op enigerlei werkzaam, heilzaam ingrijpen ligt nu net in het vermogen om de dynamiek van de omvattende constellatie te vatten, om de constellatie als geheel te begrijpen, zodat die hopelijk ooit eens enigermate beheersbaar zal blijken. Zelfs in dit perspectief van wederkerig dwingende afhankelijkheidsverhoudingen kan individuen hun optreden toch worden aangerekend, binnen de krappe manoeuvreerruimte die hun rest. Zo werd Ariël Sharon verantwoordelijk gehouden voor zijn medeplichtigheid, op zijn allerminst zijn medeplichtige dadeloosheid, tijdens de slachtingen in Sabra en Shatila, en voor zijn beleid van bloedige onderdrukking van de Palestijnen. Net zo kon Yasser Arafat worden aangesproken op de corruptie van de Palestijnse autoriteit en de plo, voor het smoren van alle interne oppositie en, op zijn minst, het gedogen van terroristische wandaden zoals de zelfmoordaanslagen. In feite bleken binnen deze toch zo dwingende constellatie allerlei maatregelen toch het effect te sorteren dat de beleidsmakers ervan verwacht hadden. Zo verliep het Israëlisch vestigingsprogramma in bezet gebied aanvankelijk voorspoedig en zien de voldongen feiten ‘op de grond’ er precies zo uit als op de kaarten van de plannenmakers. Maar de - niet geheel onvoorzienbare - prijs was een jarenlange opeenvolging van terreur en contraterreur. En dat verschafte weer het excuus voor een voortgezet vestigingsbeleid. In Gaza worden nu onder felle weerstand van de kolonisten diezelfde kolonies ontruimd die de regering daar eerder had toegestaan en aangemoedigd. En ook op de Westoever zullen de voorposten van het orthodoxe zionisme zich ooit nog eens tegen de eigen staat keren wanneer die proberen zou de vestigingen daar te ontmantelen. | |
[pagina 354]
| |
Het is haast onmogelijk om de verleiding te weerstaan van zelfrechtvaardiging en beschuldiging van de tegenpartij. Dwangmatig wordt de samenspraak als tegenspraak steeds weer herhaald: Zij zijn begonnen, het is hun schuld, wij moesten wel... En zo voort. Ad infinitum, ad nauseam. Alle partijen zijn verstrikt geraakt in het heen en weer van wraak en weerwraak, de acties van de ene partij dwingen de reacties van de andere partij af, en verschaffen daarvoor een excuus, en vice versa.Ga naar eind4. Het gaat er niet om dat de ene partij slechter is dan de ander maar dat de twee partijen elkaar slechter maken. En toch zijn er aan beide zijden mensen die op zijn minst een wapenstilstand bepleiten en op zijn best een of ander vredesakkoord. Alleen al het bestaan, enkel al de zichtbaarheid van die vredesgezinden aan beide kanten schept een kleine ruimte voor verzoeningspogingen aan de andere kant (terwijl uiteraard de concessies en de excuses geopperd in het eigen kamp ‘de vijand ammunitie verschaffen’. Weer zo'n dwang die inherent is aan de constellatie.). Het Palestijns-Israëlisch conflict speelt zich af binnen wederkerige dwangverhoudingen, maar die zijn niet symmetrisch: de machtsbalans is ongelijk. Israël is een middelgrote economische macht, het is alleen op eigen kracht al een militaire grootmacht in het Midden-Oosten en het weet zich gesteund door de wereldhegemoon Amerika. De Palestijnen kunnen daar niet veel anders tegenoverstellen dan het armeluiswapen van de terreur. Israël is omringd door bijna twee dozijn Arabische landen die allemaal luidop hun steun aan de Palestijnse zaak belijden, maar materieel of militair nauwelijks iets bijdragen, behalve dienstbetoon aan terroristen. In de afgelopen jaren heeft de rechtervleugel in Israël aan aanhang gewonnen. Deze heeft tegelijkertijd de thora gepolitiseerd (het ‘beloofde land’ als een opeisbaar territorium) en de ‘holocaust’ gemystificeerd (tot een aanspraak die alle wereldse legaliteit te boven gaat). Dit is geen gemeengoed onder de joden. Integendeel, het wordt afgewezen door de meerderheid, in Israël en daarbuiten. Maar diezelfde heilsleer wordt enthousiast begroet door de ‘herboren’ christenen in de vs. Zij hebben daarvoor hun eigen redenen die niet stroken met joodse geloofsovertuigingen, met Israëls belangen op de lange termijn. Daarnaast staat de verzwakte vredesbeweging. Zij wil de patstelling doorbreken met de ontmanteling van de kolonies die Israël met inbreuk op het volkenrecht heeft gesticht of gedoogd. Ze bepleit de ontruiming van de Westoever die al even onwettig bezet gehouden wordt. Maar ook deze verzoeningsgezinde houding is uiteindelijk ingegeven door een verwerking van het oorlogsverleden, die in dit | |
[pagina 355]
| |
geval niet tot particularistische maar juist tot universalistische conclusies leidt. Tot op de dag van vandaag kan geen volwassen mens over Israël of over de joden praten zonder dat in zijn woorden, hoe zwak ook, die onbedwingbare oorlogsgeschiedenis meeklinkt. En toch, de geschiedenis van de Europese joden rechtvaardigt geen enkele morele aanspraak op de Palestijnen. Als de shoah al ooit enige politieke eis kon legitimeren, dan is daaraan indertijd voldaan, toen de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog, met medeweging van hun recente verleden, de joden een eigen staat toekenden. Daar houden de politieke aanspraken vanwege de holocaust voor Israël op. Maar daarmee zijn de volwassen Europeanen, joden en niet-joden, nog niet verlost van de houdgreep van dat verleden op de gemoederen. Meer dan welke tegenstelling ook veroorzaakt het Palestijns-Israëlisch conflict een wereldwijde woordenstrijd. Niemand kan zich helemaal onttrekken aan de fascinatie van die eindeloze twist, bijna niemand kan er getuige van zijn zonder meegezogen te worden in een draaikolk van symbolen. En bijna niets betekent wat het lijkt. Meestal zijn verre conflicten voor mensen elders ter wereld nauwelijks van belang en moeten ze zich ertoe zetten om zich er zelfs maar even in te verdiepen. Het probleem met het Palestijns-Israëlisch geschil is dat het te veel betekent en voor te veel mensen te veel verschillende betekenissen heeft. Het is te interessant. | |
2. Het bedeesd anti-Israëlisch enthousiasmeKritiek op Israël komt moeizaam in Europa. Er moet altijd nog iets overwonnen worden. Maar als die aarzeling eenmaal opzijgezet is, dan volgt ineens de opluchting. Dan volgt met vaart en verve de ene beschuldiging op de andere en breekt opeens een anti-Israëlisch enthousiasme door. Het gevoel van opluchting dat zoveel Europeanen ervaren wordt niet altijd met eenzelfde open en aanstekelijk enthousiasme uitgedragen. Meestal wordt het geuit op omzichtiger manieren. ‘Kritiek op Israël is hier taboe,’ zucht de gast in de tv-studio en hij kijkt terloops over zijn schouder alsof de Mossad al in de deur staat. Daarmee wordt hij op slag die moedige enkeling die zijn stem verheffen durft tegen de alomtegenwoordige censuur opgelegd door... (ja, door wie eigenlijk?). Kritiek op Israël is nooit taboe geweest. De joodse immigratie naar Palestina was voorwerp van heftige polemiek (met joden aan | |
[pagina 356]
| |
beide zijden van de scheidslijn). De stichting van Israël was ook al onderwerp van openlijke en verbitterde tegenstellingen (evenzeer onder joden). Over de Israëlische politiek wordt al bijna zestig jaar en public gestreden, binnen het democratische Israël en in de rest van de wereld. De veroordeling van het zionisme als een vorm van racisme was een officieel leerstuk van de Verenigde Naties krachtens een resolutie van de Algemene Vergadering (uit 1975, herroepen in 1991). Maar ‘kritiek op Israël kan heel gevaarlijk zijn’, beweert iemand anders in het forum. Solidariteit met Israël net zo goed. In deze woeste woordenstrijd hakt elke kant gretig op de andere in. Maar de vraag blijft toch: wat is dat gevaar dan wel? Is de wereldsamenzwering weer eens aan het werk? Nee, dat ook weer niet. Maar er zijn lichtgeraakte joden die elke kritiek op Israël wreken met de beschuldiging van antisemitisme. Dat is een misselijk verwijt en het feit dat de meeste critici van Israël daar diepe aanstoot aan nemen is al blijk van een weerzin tegen jodenhaat die zij met hun tegenstanders delen. Iemand die van zijn lange leven nog nooit een antisemitisch woord geuit heeft, die bij een derdegraadsverhoor nog geen antisemitische gedachte zou laten blijken, verdient het niet om antisemiet genoemd te worden. De joden die desondanks proberen dat etiket te plakken op ieder die ook maar iets tegen Israël heeft in te brengen, verlagen zich tot een vileine debatertruc. Wat erger is: ze trivialiseren een aanklacht die beter bewaard kan blijven voor de echte jodenhaters. Roep niet ‘vuur’ als er geen brand is. En toch: wat heeft die aanklagers dan zo getergd dat ze degenen die kritiek geuit hebben zo heftig attaqueren? Is het de pose van burgermoed bij de critici, de suggestie dat die een groot gevaar trotseren met hun kritiek, de insinuatie dat de overgrote meerderheid zich stilhoudt over Israël, niet uit overtuiging, niet bij gebrek daaraan, maar uit angst? Dat suggereert dan toch dat verborgen maar ‘gevaarlijke’ machten de openbare mening subtiel geïntimideerd hebben. En raad eens wie die machten dan wel kunnen zijn? ‘De joodse lobby in de vs bepaalt het buitenlands beleid, rijke joden beheersen de media en de meningsvorming.’ Ook dit is een gemeenplaats geworden en ook hierbij kijkt de spreker dapper in het rond: het moest eindelijk maar eens gezegd worden. Het is waar: de joden in de vs hebben Politieke Actiecomités opgezet die heel effectief opereren. De Ieren trouwens ook, ten tijde van het Noord-Iers conflict, en de Cubaanse immigranten in de vs net zo tot op de dag van vandaag. Je kunt ervan op aan dat Saoedi- | |
[pagina 357]
| |
sche investeerders en diplomaten minstens zo invloedrijk zijn, maar misschien wat minder zichtbaar. Zo werkt de Amerikaanse politiek nu eenmaal. ‘Rijke joden...’ (daar heb je ze weer): je kunt toch nauwelijks verwachten dat de Amerikaanse machthebbers gehoor geven aan arme joden (al zijn er daar heel wat van). ‘Israël is de grootste bedreiging van de wereldvrede.’ Nog zoiets, het lijkt een feitelijke constatering, maar het negeert het feit dat Israëli's én Palestijnen (en de Arabieren in de omringende landen) in een onderling conflict verstrikt geraakt zijn. Het is in wezen een nauwelijks verkapte uitnodiging aan Israël om zich discreet van de aardbodem te verwijderen opdat de Arabische wereld voorgoed de vrede kan tekenen met het Westen. Met geen woord wordt gerept van die andere landen die de wereldvrede bedreigen, van Noord-Korea, of Iran, van Pakistan, of wie weet de vs. En opnieuw weerklinkt ver en vaag, en onheilspellend: ‘De joden zijn ons ongeluk’ (Die Juden sind unser Unglück). Maar niets van dat alles is met zoveel woorden ook gezegd. En toch kan geen oudere Europeaan de onderliggende boodschap zijn ontgaan. De uitspraken die tot nu toe aangehaald zijn lijden op het eerste gehoor alleen maar aan wat overdrijving, zoals dat in het politiek vertoog niet ongebruikelijk is. Maar het is de ‘onderdrijving’, de zogenaamde ‘subtext’, die ontleed moet worden. Veel van die opmerkingen klinken vreemd genoeg als heel verre echo's van aloude antisemitische spreuken. ‘Toch moest het een keer gezegd worden.’ Het lijkt wel alsof die stemmen er niet aan kunnen ontkomen om iets op te rakelen uit een verleden dat nog steeds, nauwelijks merkbaar, doorklinkt in hun innerlijk gehoor. Niet lang geleden ontstond in Nederland schandaal rond een pro-Palestijnse activiste (ze heette Gretta Duisenberg).Ga naar eind5. Ze had net gehoord dat haar actie zesduizend handtekeningen had opgeleverd en riep spontaan uit: ‘Waarom niet zes miljoen!’ Daarmee zou ze ongewild hebben laten blijken wie ze eigenlijk was. Maar was dat zo? Ja en nee. Ze had onwillekeurig laten merken dat, net zoals bij elke volwassen Nederlander, de ‘holocaust’ in haar achterhoofd zat en blijkbaar op het puntje van haar tong. Want ‘zes miljoen’, dat weet iedere lezer, daar is geen geschiedenisquiz, geen historische canon voor nodig, dat is het getal dat het aantal joodse slachtoffers van de nazi's aanduidt. Dat kun je niet niet weten. En dat verleden zit het denken over Israël ernstig in de weg. Maar hoe kom je ervan af? Net op het moment dat de critici van Israël denken dat ze zich hebben weten te bevrijden van de loden ballast van de geschiedenis moeten ze die herhalen, zij het in een tot op homeopathisch niveau verdunde versie. | |
[pagina 358]
| |
Veel joden geloven dat ze aan één woord genoeg hebben om de ware antisemiet te herkennen achter een sluier van fatsoen. Maar ze vergissen zich. Wat ze meestal horen, of lezen, is de vage weerklank van dezelfde preoccupatie die ook hen - maar dan met meer tragiek - achtervolgt. (Onder joden circuleert de uitdrukking ‘rishes’ voor een lichte afkeer van joden bij niet-joden die dat vaak van zichzelf niet merken. En uiteraard, tegen zo'n heimelijke toedichting bestaat geen enkele verdediging.) Maar waarom is het tot op de dag van vandaag zo moeilijk om op een realistische, sobere en, zonodig, kritische toon over Israël te praten? Omdat de ouderen van nu opgegroeid zijn met het antisemitisme en met het offensief daartegen. Ze hebben geleerd om op hun woorden te passen en beseffen dat één verkeerde wending ze al kan verraden. Ze moeten misschien wel, of niet, bij zichzelf een laatste spoor van antisemitisme onder ogen zien, dat zijzelf evenzeer verafschuwen. Ze zijn bovendien groot geworden in het feministisch tijdperk, toen mannen op hun hoede moesten zijn voor wat ze zeiden en zelfs voor onwillekeurige, onbesefte resten van seksisme. Ze werden volwassen in de postkoloniale periode van het antiracisme en moesten begrijpen dat diep in het binnenste van elke blanke een misprijzen, zelfs een afkeer van donkere mensen leeft. Ze ontwikkelden een weerzin tegen het racisme en wezen het ten strengste af, volledig, tot in het kleinste detail, dat - hoe onbeduidend ook - je nog altijd kon ontmaskeren als een bevlekt wezen. Want dit geweten is een ontzagwekkend geweten. Het kan de diepst verborgen gedachten lezen. Het ziet alles. Pas op je woorden, op je gevoelens, op je meest geheime roerselen. ‘Heb ik iets verkeerds gezegd?’ Ik hoop van niet. En hier begint een zijweg naar een ander betoog, over de grandioze opluchting die de Fortuynen en de Van Goghs, de Wildersen teweeg hebben gebracht: ‘Het mag, het moet eindelijk eens gezegd worden...’ Maar als het zo luidop gezegd wordt, komt het er vaak net verkeerd uit, te grof of te omslachtig, te schril of te onhandig. Het is zogezegd een overreactie van de bewuste anti-antisemiet op een onverwerkt restje antisemitisme, een vaag en ver restant aan schuldgevoel, een lichte ergernis jegens de joden die het allemaal nog steeds zo moeilijk maken, en dat alles overschreeuwd met een ogenschijnlijk feitelijke kritiek op Israël die dan toch net een valse toon aanslaat. Maar dat is iets heel anders dan antisemitisme. Het is bijna het omgekeerde. De oudere generaties in Europa zijn nog steeds gevangenen van een genocidaal verleden. Daarvan is geen bevrijding mogelijk, behalve misschien in rouw en contemplatie. | |
[pagina 359]
| |
3. Anti-Israëlisch enthousiasme en de neutralisering van de holocaustHet is tijd, de hoogste tijd, voor een eerlijke, evenwichtige en meevoelende kritiek op Israël en Palestina. Maar dat is voor heel wat mensen niet genoeg. Zij vinden dat Israël door wat het de Palestijnen heeft aangedaan zijn plaats tussen de volkeren verbeurd heeft. En toch kan geen volwassen, ontwikkelde Europeaan aan de shoah denken en tegelijkertijd Israël het bestaansrecht ontzeggen. Om Israël zijn plaats in de wereld te kunnen weigeren moet dus de greep van de shoah worden ontkracht. De botste manier om dat te bereiken is domweg te ontkennen dat het ooit gebeurd is. De shoah, de vernietiging van de Europese joden door de nazi's, moet ontkend worden. Die loochening is niet langer het monopolie van krankzinnig rechts. Veel negationisten, die dus de feitelijke waarheid van de vernietigingskampen ontkennen, komen nu van links en meestal (zoals in het geval van de Franse ex-communist Roger Garaudy) is het bestaan van Israël de ware reden voor hun ontkenning: Israël heeft arme en weerloze boeren hun land ontnomen, het heeft zich opgewerkt tot een economische en militaire macht, en dat alles onder het aanroepen van de shoah als eerste rechtvaardigingsgrond. Als dus de shoah niet echt gebeurd is, verliest Israël elk recht. Als de shoah ontkend kan worden, komt het bestaansrecht van Israël te vervallen. De negationisten beweren dat de shoah nooit gebeurd is en dat dus Israël tenietgedaan moet worden. De ontkenning van de shoah als historisch feit blijft voorbehouden aan de buitenste marge van de Europese politiek en aan een brede stroming in de Arabische publieke opinie.Ga naar eind6. Maar de shoah hoeft niet ontkend te worden als historisch feit, hij hoeft alleen maar als morele waarheid ontkracht te worden. Dat was de meest gebruikelijke positie binnen de Europese extreme rechtervleugel en het wordt meer en meer geaccepteerd in linkse kringen. De Franse nationaal-socialist Le Pen, leider van het Front National, dat niet lang geleden nog twintig procent van de stemmen kreeg, nam een tussenpositie in: de shoah was een historisch feit, maar een feit zonder betekenis: ‘un détail de l'histoire’. Het is helemaal niet nodig om de jodenmoord te ontkennen, bagatelliseren en trivialiseren is al genoeg. Tegenwoordig komt het maar al te vaak voor dat in elk ander opzicht respectabele auteurs de feiten van de holocaust erkennen en zelfs benadrukken, maar de morele relevantie ervan niet meer accepteren. Een van de eerste, invloedrijke stemmen die zich zo uitlieten was Gilles Deleuze: | |
[pagina 360]
| |
De veroveraars waren degenen die zelf de grootste genocide in de geschiedenis hadden ondergaan. De zionisten hebben deze genocide tot een absoluut kwaad gemaakt. Maar de transformatie van de grootste genocide in de geschiedenis tot een absoluut kwaad is een religieuze en mystieke visie, niet een historische visie. Het maakt geen einde aan het kwaad; integendeel, het zaait het uit, het laat het neerkomen op andere onschuldigen, eist een genoegdoening die anderen een deel van het leed oplegt dat de joden hebben geleden (verdrijving, opsluiting in getto's, verdwijning als volk). Met ‘koudere’ middelen dan genocide komt het toch tot dezelfde resultaten.Ga naar eind7. Het gif zit in de staart: zijn die resultaten echt hetzelfde? Zijn de Palestijnen werkelijk met miljoenen omgebracht, met warme of met koude middelen? Deleuze, die hooggeachte ‘maître à penser’ laat zien hoe hij met de retorische kunstgreep van de overdrijving twee achterbakse manoeuvres tegelijk weet te volbrengen: hij schrijft een hoogst sektarische opvatting van de shoah aan ‘de zionisten’ toe (toen Deleuze deze woorden schreef was ‘zionist’ nog de codenaam waarmee de communisten de joden verketterden). En het is de schuld van de zionisten dat de shoah nu van alle morele betekenis ontdaan is. Vervolgens lukt het Deleuze de zionisten (en dus Israël) gelijk te stellen met de nazi's omdat zij een ‘koude’ genocide voltrekken. Wat dat ook betekenen mag, het komt volgens Deleuze op hetzelfde neer.Ga naar eind8. Was Deleuze een antisemiet? Er is geen reden om dat te veronderstellen. Maar wat bracht hem dan tot zijn tirade? (En wat bracht de Amerikaanse redacteuren van Discourse ertoe om die vijf jaar later te herdrukken onder de toen al lachwekkend geworden titel ‘De Grandeur van Arafat’?) Deleuze was woedend. En niet zonder reden. Hij schreef zijn stuk kort na de massamoorden in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila (maar verzwijgt dat die moorden werden begaan door Libanese christelijke milities, terwijl Israëlische troepen - en ook dat is onvergeeflijk - het lieten gebeuren; alles onder verantwoordelijkheid van hun commandant, Ariël Sharon, die daarom in Israël veroordeeld werd en van zijn commando ontheven). Deleuze luchtte zijn verontwaardiging in het pas opgerichte tijdschrift Études Palestiniennes. Maar toch was er aanvankelijk nog iets dat hem tegenhield, waar hij zich overheen moest zetten. Het dode gewicht van al die vermoorde joden. Van die ballast wist hij zich te ontdoen. De zionisten, de joden zelf dus, hadden hem ervan bevrijd. Het zijn de joden die de holocaust ongeldig ge- | |
[pagina 361]
| |
maakt hebben, omdat ze zelf genocidale verdelgers geworden zijn. Deleuze had zich eindelijk losgemaakt van een obsessie en zijn meelevende lezers met hem. Deleuze kon van nu af aan hartstochtelijk zijn en ook opgelucht: hij had een nieuw enthousiasme ontdekt, een anti-Israëlisch enthousiasme. Wat een verademing. Maar om zoveel verdraaiing, zoveel overdrijving vol te kunnen houden, moet de opwinding voortduren als koortsachtig rechtvaardige verontwaardiging, kortom, als anti-Israëlisch enthousiasme. Volgens de enthousiastelingen is het de schuld van de joden dat het leed van de slachtoffers en van de overlevenden ontdaan is van zijn morele betekenis. De schroef gaat er nog een perverse draai dieper in. Neem de Portugese schrijver en Nobelprijswinnaar José Saramago, die de slachtoffers van Auschwitz en Sobibor aanroept. Zij zouden hun nakomelingen hebben aangeklaagd als ze nog getuige hadden kunnen zijn van hun misdaden. Ik vraag me af of die joden die stierven in de concentratiekampen, die in de loop van de geschiedenis vervolgd werden, die stierven in de pogroms, die vergeten achterbleven in de getto's, ik vraag me af of deze immense menigte van ongelukkigen zich niet zou schamen bij de aanblik van de infame daden die hun nakomelingen nu begaan.Ga naar eind9. Een tien voor retoriek. Saramago's goede joden zijn dode joden. Hij heeft die lezing van zijn tekst misschien niet zo bedoeld, misschien heeft hij er niet eens aan gedacht. Maar er gaapt een afgrond tussen zijn postchristelijke, ex-communistische gevoelswereld en die van de overlevende joden of de nakomelingen van de vermoorde joden. Is het onderwerp van de shoah dan sacrosanct? Natuurlijk niet. Maar als Saramago zich echt zoveel afvroeg had hij de relevantere vraag kunnen stellen: ‘Waarom doen jullie, die zelf zoveel geleden hebben, nu anderen zoveel leed aan?’ En het antwoord zou kunnen luiden: ‘Dat doen we hun aan, juist om nooit zo te hoeven lijden als onze ouders geleden hebben.’ Moet nu hier nog worden aangetekend dat de ‘infame daden’ van de nakomelingen heel, heel ver verwijderd zijn van de nagenoeg totale vernietiging van de joden door de nazi's? Je zou denken van niet. Maar wacht nog even. Die perverse gelijkstelling is inmiddels al bijna gemeenplaats geworden onder radicale critici van Israël. Saramago zet heel ingenieus de shoah in tegen de slachtoffers zelf. Hij schrijft met hartstocht, gedreven door verontwaardiging en zin voor rechtvaardigheid. Maar zijn uitspraken zijn ook onmatig, | |
[pagina 362]
| |
verkrampt en misleidend. Joden zullen ze gauw opvatten als antisemitisch. Maar zijn ze dat? Zijn ze ingegeven door een haat tegen alle joden, niet om wat afzonderlijke joden hebben aangericht, maar tegen alle joden zonder onderscheid, niet om wat ze hebben gedaan, maar om wat ze zijn? Of nog anders gezegd: zijn ze ongewild of niet een blijk van haat tegen de joodse essentie? Dat zou me verbazen. Dat is zo vulgair, zo ongeletterd, zo vreselijk ‘passé’. Sommige joden zullen volhouden dat - al beseft hij het zelf misschien niet - Saramago toch een antisemiet is, maar onbewust. Dat is een kwaadaardige kunstgreep. Want er is geen verdediging mogelijk tegen de beschuldiging, of de insinuatie, de suggestie, van onbewust antisemitisme, of onbewust wat dan ook. Desalniettemin kan het toch waar zijn. In wezen gaat het hier niet om antisemitisme. Afgaand op het artikel en deze passage in het bijzonder, is wat ervanaf slaat een hartstochtelijke, enthousiaste aanval op Israël en op alle joden die zich ermee identificeren of het verdedigen. Het is onmiskenbaar een zeer ver voortgeschreden geval van anti-Israëlisch enthousiasme. Toen Hitler het joodse volk vernietigde, was er nog geen televisie en de mensen wisten niet wat gaande was; de mensen kwamen er pas achter na 1945 en nu zien ze dezelfde vernietiging elke dag... Ze doen wat Hitler het joodse volk aandeed tijdens de Tweede Wereldoorlog, ze vernietigen een volk, het Palestijnse volk... Willen wij echt onze kinderen over twintig jaar onder ogen komen als ze ons vragen, antwoord van ons eisen, hoe zoiets kon gebeuren? Hier is niet een groot redenaar aan het woord, niet een Deleuze of een Saramago, dit is een citaat uit een discussie op het internet over een voorstel om Israëlische academici te boycotten. Wat ook hier weer opvalt is de toon van oprechte verontwaardiging en tegelijk koortsachtige overdrijving. Israël doet het Palestijnse volk niet aan wat Hitler de joden aandeed en de scribent weet dat heel goed. Maar waarom stelt hij het dan toch zo voor in een briefwisseling waarin iedere correspondent weet dat het niet waar is? Het begin van de aangehaalde passage verwijst naar (ouderlijke?) schuld en schaamte over eigen dadeloosheid tijdens de jodenvervolging door de nazi's. Nu herhaalt zich de geschiedenis en is er alsnog een kans om goed te maken wat toen verzuimd werd. En ditmaal is de prijs van ingrijpen veel lager, sterker nog, het gaat geheel op andermans kosten, op die van de geboycotte Israëli's. Dat wekt enthousiasme. | |
[pagina 363]
| |
Je moet opgegroeid zijn in Duitsland of Nederland (van Frankrijk en Groot-Brittannië weet ik het niet zo zeker) en het goedbedoelde, ongenadig moraliserende onderwijs over de holocaust hebben ondergaan, op school en in de media, om te kunnen begrijpen hoe zwaar dat woog op de jeugdige gemoederen. Die morele last kan nu afgeworpen worden en de joden in het gezicht geslingerd: ‘Wij zijn niet schuldig. Zij, de vermeende slachtoffers van gisteren, zijn de ware daders van vandaag.’ Als de joden er al ooit recht op hadden, dan hebben zij nu in elk geval hun morele aanspraken verbeurd. Het is al erg genoeg op de bezette Westoever, zonder dat het daar ook maar in de buurt komt van een holocaust. De grenzeloze overdrijving moet in een emotionele behoefte voorzien. En ze drijft veel joden die daar kennis van nemen tot razernij: de shoah is van hen, niemand anders mag eraan komen en hem al helemaal niet voor eigen doeleinden gebruiken. Zij zien dat als het stelligste bewijs van onverdund, liederlijk antisemitisme. Maar dat is het niet, het is een pas opgedaan politiek enthousiasme, een anti-Israëlisch enthousiasme. En zo te zien geeft het een goed, een heel goed gevoel. Het is niet moeilijk, het is verontrustend gemakkelijk om dit soort citaten te vinden. Ze hebben iets mechanisch: Bush = Sharon = Hitler. Joden zijn nazi's. Israël staat gelijk met het Derde Rijk. Dat is allemaal al erg genoeg, het is heel erg. Het wordt nog erger als deze mechanische, manicheïstische reflexen voor reflectie moeten doorgaan. | |
4. Anti-Israëlisch enthousiasme als anti-imperialismeEen halve eeuw lang heeft links in Europa en Amerika elke bevrijdingsbeweging die streed tegen de westerse, koloniale bezetter onvoorwaardelijk gesteund. Keer op keer kwamen de vrijheidsvechters als overwinnaars uit de strijd en met hen zegevierde plaatsvervangend telkens weer ook links. Per procuratie marcheerde het mee in de triomftocht door de eigentijdse geschiedenis. Linkse mensen bleken voortaan telkens weer bereid om de onderdrukking en het geweld van de postkoloniale regimes te verdoezelen en te vergoelijken. Ten langen leste stortte ook het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime ineen en nam het anc de macht over. Nu bleef er ter wereld nog maar één burcht van koloniale onderdrukking over: Israël. Voor jongere generaties is de holocaust niet langer de belichaming van het kwaad. Hun beslissende ervaring was de strijd tegen de apartheid. Het Zuid-Afrikaans precedent bepaalt geheel en al | |
[pagina 364]
| |
hun benadering van het Palestijns-Israëlisch conflict. Zijn de bezette gebieden niet zoiets als de thuislanden in Zuid-Afrika, de Bantoestans? De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties had toch bij herhaling per declaratie vastgesteld: ‘Zionisme is racisme’? Daarmee stond het op één lijn met de doctrine van blanke overheersing die de apartheid moest grondvesten. Dus was er nog maar één rechtvaardige strijd uit te vechten, tegen racisme, kolonialisme, imperialisme, in één woord, tegen Israël! Er zijn nogal wat verontrustende overeenkomsten tussen Israël met zijn bezette gebieden en het Zuid-Afrika van de apartheid met zijn Bantoestans. De onloochenbare onderdrukking van de Palestijnen lijkt in sommige opzichten op die van de zwarten en de kleurlingen in het recente verleden van Zuid-Afrika. Maar het huidige zionisme van de middenmoot is geen racistische ideologie, eerder een tamelijk ouderwetse nationalistische gezindheid met religieuze bijklank, ongeveer zoals het nationalistisch enthousiasme dat vandaag de dag is aan te treffen in Polen of Hongarije. Het is echter in bepaalde extremistische kringen geperverteerd tot een racistische en zelfs fascistoïde doctrine.Ga naar eind10. Anders dan het apartheidsstelsel is de Israëlische economie niet gebaseerd op de uitbuiting van Palestijnse arbeidskrachten, maar functioneert ze juist met de politieke uitsluiting van de Palestijnen. In tegenstelling tot het apartheidsregime leven een miljoen Palestijnse Arabieren in Israël met vrijwel alle burgerrechten (ze mogen en hoeven niet in militaire dienst), zij het als tweederangsburgers, ongeveer zoals Turken of Marokkanen in Nederland. Het Afrikaans Nationaal Congres oefende geen systematische terreur uit tegen burgers, de milities van Hamas en de Al Aqsa-brigades wél. Anders dan Zuid-Afrika houdt Israël er geen systematische, racistische discriminatieleer op na, de onderdrukkingspraktijken worden nog steeds gerechtvaardigd op pragmatische gronden, als noodzakelijke maatregelen tegen de gedurige terroristische aanvallen vanuit bezet gebied. Maar een perverse combinatie van orthodoxie en zionisme kan ooit worden ingezet om de voortgaande uitsluiting en onderdrukking van de Palestijnse bevolking te rechtvaardigen. Net zo drijft het Palestijns verzet tot nog toe vooral op een nationalistisch bevrijdingsstreven, maar in de botsing met orthodoxe en zionistische dweperij vervallen de Palestijnen van de weeromstuit in een fundamentalistisch mengsel van islamisme en nationalisme, gericht op de volledige vernietiging van Israël. Met andere woorden: de Israëli's zijn nog steeds heftig verdeeld over deze kernkwesties, en de Palestijnen al evenzeer. Naarmate het | |
[pagina 365]
| |
conflict escaleert winnen de extreme fracties aan aanhang, blazen de vlammen van de strijd nog verder aan en drijven daarmee de tegenpartij tot nog extremere stellingnames. Ook hier volgen de interacties binnen de constellatie hun eigen, destructieve dynamiek. Zoals de zaken nu staan is Israël Zuid-Afrika niet, of nauwkeuriger en omineuzer, het is nog niet Zuid-Afrika. En het is ook nog heel ver verwijderd van een dramatische verzoening op de wijze van Mandela en De Klerk.
Voor het nieuwe links van antiglobalisten, altermondialisten en ‘tiersmondistes’ zijn er geen nuances en geen twijfels. Israël is de laatste kolonie die omvergeworpen moet worden, de joden van Israël de laatste kolonisators die nog moeten worden verslagen. Het enkele bestaan van Israël is de belangrijkste oorzaak van de verdeeldheid in de wereld. Het is de eerste beschermeling en meest betrouwbare boodschappenjongen van de vs. Het is het bruggenhoofd van het imperialisme in de Arabische wereld. De joden in de diaspora vormen een wereldwijd netwerk tot steun en bescherming van Israël en wenden hun invloed en hun geld aan om overal de landelijke politiek om te buigen ten gunste van hun thuisland. De davidster staat gelijk aan de swastika. Rabbijnen schreeuwen ‘Sieg Heil’. De vette kapitalist met zijn kromme neus en met dollartekens in zijn ogen is weer terug: op Arabische spotprenten en op alternatieve websites.Ga naar eind11. Deze rudimentaire gelijkstellingen zijn volkomen congruent aan de conspiratoire paranoia van het klassieke antisemitisme.Ga naar eind12. De grondstoffen zijn nog steeds gemakkelijk verkrijgbaar in bibliotheken en archieven en laten zich heel eenvoudig verwerken tot antizionistische polemiek.Ga naar eind13. Alles valt opeens keurig op zijn plaats. Maar met alle versimpeling en overdrijving lijkt het uiteindelijke beeld merkwaardig precies op de oude mythe van de joodse wereldsamenzwering. Zijn de nieuwe activisten antisemieten? Zij vinden van niet. Antisemitisme is iets van vroeger, een preoccupatie voor de generatie van hun ouders. Zij zijn ontheven van de schuld en de schaamte van de recente geschiedenis allereerst omdat ze jong zijn, en anti-imperialistisch, antikapitalistisch bovendien, en bij dat alles ook nog antifascistisch. Eerlijk gezegd houden ze zich helemaal niet bezig met joden, niet anti en ook niet pro, ze hebben uitsluitend een afkeer van kapitalistische, imperialistische en fascistische joden. En hoe zouden de jonge Noord-Afrikanen die zich in kleine groepjes bij hun demonstraties aansluiten, met een bivakmuts op en zwaaiend met de Palestijnse vlag, ooit antisemiet kunnen zijn? | |
[pagina 366]
| |
Ze zijn nota bene zelf semieten. Zij horen bij de onderworpenen der aarde, zij hebben part noch deel aan het beladen Europees verleden. Zij zijn juist de slachtoffers van het huidige Europa. Als ze een keer iemand aanvallen die er in hun ogen joods uitziet, dan is dat in een opwelling van anti-Israëlisch enthousiasme, een spontane drang om eindelijk oog in oog staan met een zichtbare, tastbare tegenstander die voor even het abstracte, ongrijpbare systeem van de wereldwijde zionistische onderdrukking belichaamt. Uiteindelijk rest er in deze gecompliceerde, ondoorgrondelijke wereld maar één ding dat zich nog leent voor onverbloemde, terechte verontwaardiging. En dat is Israël met al zijn handlangers. Er is, opnieuw, gelegenheid tot enthousiasme, tot anti-Israëlisch enthousiasme. En, zoals gezegd, dat geeft grote opluchting, het werkt van zichzelf al bevrijdend. Maar om dat enthousiasme vol te kunnen houden moet heel veel worden genegeerd. Er is niet één democratisch, vooruitstrevend regime in de hele Arabische wereld. Islamitische regeringen van Algerije tot Irak, van Pakistan tot Saoedi-Arabië hebben hun burgers bij miljoenen onderdrukt en bij duizenden afgeslacht, omdat ze politieke tegenstanders waren of enkel en alleen omdat ze tot een andere stam of een ander geloof behoorden. Vrijwel niets wordt er geproduceerd in de Arabische wereld, alleen de olie wordt er opgepompt en uitgevoerd. De inkomsten verdwijnen naar de buitenlandse bankrekeningen van een kleine coterie van prinsen en gunstelingen. Al deze landen zijn hevig gekant tegen Israël, maar treurig genoeg heeft hen dat er niet toe kunnen bewegen om metterdaad iets voor de Palestijnen te doen. In deze linkse verbeeldingswereld telt geen misdaad en geen wreedheid tenzij door een westerling begaan.Ga naar eind14. Iran, Soedan, Zimbabwe, Myanmar of Noord-Korea kunnen bij dit links maar geen enthousiaste verontwaardiging oproepen (rechts kan het al helemaal niets schelen). Zelfs de moordpartijen die de milities van de Janjaweed met steun van de Soedanese regering aanrichten onder de bewoners van Darfur kunnen de vonk van gretige, oprechte verontwaardiging niet doen overslaan. De dertigjarige bezetting van Libanon door Syrië lokte geen woord van protest uit, behalve waar dat meteen en hardhandig onderdrukt werd: in Libanon zelf. Tot ten langen leste de bevolking daar in beweging kwam, niet gesteund door demonstranten op de Boulevard St. Germain of het Amsterdamse Museumplein, maar door de regeringen van Frankrijk en de vs. Wat kan deze onverschilligheid, deze volstrekte harteloosheid ten | |
[pagina 367]
| |
aanzien van talloze wreedheden en alomtegenwoordige corruptie verklaren? De onwil om te erkennen dat zoveel bevrijdingsbewegingen zijn vastgelopen in tirannie en kleptocratie, het onvermogen om de postkoloniale regimes aansprakelijk te stellen voor hun aandeel in de mislukking, en de onmacht om tegenover het onvermijdelijke vrijemarktdenken een andere ontwikkelingsstrategie te stellen. Het komt beter uit om in plaats daarvan één enkele schuldige aan te wijzen. En dat is Israël. Er valt Israël veel te verwijten. Maar dat is alleen zinvol in de context van het Palestijns-Israëlisch conflict als een wederzijds dwingende constellatie met al haar vertakkingen en verwikkelingen. Het anti-Israëlisch enthousiasme lost niets op. Het gaat er nu om de strijdende partijen, ongelijk als ze zijn, te helpen om te deëscaleren, om de woede en angst te temperen, om de fanatici aan weerszijden in te tomen en kansen te scheppen voor de gematigden aan beide kanten. Israëli's en Palestijnen zijn te ver heen om dat zonder hulp van buiten te kunnen volbrengen.Ga naar eind15. De vs hebben hun rol van min of meer onpartijdige bemiddelaar opgegeven. De Arabische landen hebben nooit onpartijdigheid voorgewend. De Europese Unie heeft zelfs niet geprobeerd om te bemiddelen. En toch, in dat vermaledijde Europees verleden kan de Unie de motieven en misschien de middelen vinden om de strijdende partijen uit elkaar te halen en tot elkaar te brengen. |
|