| |
| |
| |
Barbara Allart
Wetenschapsredacteuren en hun invloed op wetenschap in De Gids
In oktober 2003 kreeg ik de opdracht om een overzicht te maken van alle artikelen die in de periode 1900-2000 over natuurwetenschap in de breedste zin in De Gids gepubliceerd waren. Toen ik begon ging ik ervan uit dat de wetenschapsredacteuren daar wel een flink stempel op hadden gedrukt. Ik was verrast toen bleek dat redacteuren niet voor een specifieke taak werden benoemd. Niets wees erop dat een nieuwe redacteur een opdracht meekreeg om zijn vakgenoten specifiek te stimuleren tot publiceren in De Gids. Wel lijkt het in de twintigste eeuw gebruik te zijn geweest om altijd een bètawetenschapper in de Gids-redactie te hebben. De Gids heeft er in de periode 1900-2000 elf in de redactie gehad: zes fysici, twee biologen, een chemicus, een wiskundige/wetenschapshistoricus en een medicus/antropoloog. Twee andere redacteuren die zich veel om natuurwetenschappelijke kwesties bekommerden waren de classicus B.A. van Groningen en de jurist en socioloog G. van Benthem van den Bergh. Het is niet duidelijk of deze heren als wetenschapsredacteuren waren aangetrokken, maar zij blijken zich wel als zodanig ontpopt te hebben. Voor het gemak noem ik ze in dit stuk toch maar ‘wetenschapsredacteuren’.
Wat hebben deze redacteuren voor, tijdens en na hun redactieperiode zelf ingebracht aan artikelen over natuurwetenschap en hoe verhield zich dat tot hun eigen vakgebied of persoonlijke belangstelling? Daarnaast is het ook interessant om te kijken wat er tijdens de zittingsperiode van een wetenschapsredacteur totaal aan natuurwetenschappelijke bijdragen is verschenen. Hoeveel artikelen verschijnen er in een redactieperiode over natuurwetenschap? Domineert het vakgebied van de redacteur of wordt juist een heel breed spectrum aan onderwerpen belicht? Hoe verhouden de natuurwetenschappelijk getinte artikelen zich tot het tijdschrift als geheel? En maakt het dan uit of je naar percentages pagina's kijkt of naar absolute aantallen artikelen? In deze bijdragen zal ik me strikt beperken
| |
| |
tot aantallen, omvang en percentages; de smeuïger verhalen over de inhoud van deze artikelen staan elders in dit nummer.
| |
Wetenschapsredacteuren tot 1950
Voor de onderzochte periode was de zoöloog A.A.W. Hubrecht de eerste redacteur met een natuurwetenschappelijke achtergrond. Hij was in 1893 in de redactie gekomen en heeft deze functie twintig jaar vervuld. Tot 1972 zou er niet opnieuw een bioloog in de redactie zitting nemen. Hubrecht schreef tussen 1900 en 1913 17 artikelen voor De Gids. Hiervan gingen er 7 direct over zijn eigen vakgebied, de biologie. In de veertien jaar dat Hubrecht na 1900 wetenschapsredacteur was, verschenen er 110 bijdragen over natuurwetenschap in De Gids; 18 daarvan hadden een biologisch onderwerp, 13 een antropologisch en 12 een algemeen natuurwetenschappelijk thema. Verder gingen 10 artikelen over psychologie, 9 over geneeskunde, 7 over expedities en 6 over aardwetenschappen. Fysiologie, landbouwwetenschap en natuurkunde kregen elk 4 artikelen, techniek, wetenschappelijk onderwijs en wetenschapsgeschiedenis elk 3 en land- en volkenkunde, metafysica, psychiatrie, scheikunde en wetenschap op universiteiten elk 2. Over pedagogiek, sterrenkunde, wiskunde en diverse natuurwetenschappelijke onderwerpen verscheen er elk 1 artikel. Al met al een breed spectrum en een redelijk evenwichtige verdeling. Kijken we naar de gemiddelde lengte van de artikelen of het absolute aantal pagina's dat in Hubrechts redactieperiode in De Gids aan natuurwetenschappen gewijd was, dan worden alle records voor de rest van de eeuw gevestigd: in 1900 is de gemiddelde lengte van een artikel 25 pagina's, in 1901 32 pagina's en in 1904 35 pagina's. Van de topdrie aan totaal aantal pagina's gewijd aan de natuurwetenschappen staan er twee in Hubrechts periode: 255 pagina's in 1901 en 281 pagina's in 1904. Percentueel gezien werd dat later wel overtroffen, want de omvang van een jaargang van De Gids nam na 1924 drastisch af. Had een jaargang tot die tijd circa 2300 pagina's, vanaf 1923 was dat circa 1700 en vanaf de jaren 1940 daalde dat tot
onder de 1000 pagina's. Na een dieptepunt van 644 pagina's in 1969 klom het weer op tot rond de 1000 in 2000.
Hubrechts opvolger in 1914 was de chemicus en literator Ch.M. van Deventer, die een bijzondere belangstelling had voor wetenschapsgeschiedenis. Hij heeft deze functie echter slechts een jaar vervuld. Van Deventer schreef eveneens 17 bijdragen voor De Gids, waarvan 4 recensies, maar daarvan schreef hij er maar 2 als redacteur; gezien het feit dat hij slechts een jaar redacteur geweest is,
| |
| |
komt hij gemiddeld echter nog hoog uit met 2 publicaties per redactiejaar. Van de 13 artikelen die hij schreef gingen er 5 over zijn vakgebied scheikunde. In het jaar dat de chemicus Van Deventer redactielid was verschenen er 12 stukken over natuurwetenschap, waarvan er 4 geneeskundige thema's behandelden, en aardwetenschappen, fysiologie, natuurkunde, scheikunde, techniek, wetenschap op universiteiten, wetenschappelijk onderwijs en wetenschapsgeschiedenis elk in 1 artikel besproken werden. Misschien komt het doordat zijn redactieperiode zo kort was, maar over de hele periode gemeten scoort Van Deventer met 9,8 procent natuurwetenschap in De Gids het hoogste van alle wetenschapsredacteuren in de twintigste eeuw.
Een opvolger voor Van Deventer was niet onmiddellijk gevonden en pas in 1916 nam de fysicus J.P. Kuenen het stokje weer op. Behalve voor de thermodynamica had Kuenen ook grote belangstelling voor psychologie. Kuenen was bescheidener in zijn eigen bijdragen dan zijn voorgangers en schreef in vijf jaar tijd 3 stukken, waarvan 2 over natuurkunde, en 3 recensies. Al zijn bijdragen schreef hij als redacteur. Kuenen zat bijna zeven jaar in de redactie en onder zijn aanvoering kwamen er tussen 1916 en 1922 91 bijdragen over natuurwetenschap uit: 15 over psychologie, 12 over biologie en 11 over algemeen natuurwetenschappelijke onderwerpen. De natuurkunde, scheikunde, geneeskunde en aardwetenschappen volgen met respectievelijk 6, 6, 5, en 5 artikelen. Onder Kuenen beleefde De Gids wat betreft de aandacht voor natuurwetenschappelijke onderwerpen een van zijn topjaren. In 1916 verschenen 22 bijdragen over natuurwetenschap, wat een tweede plaats in de ranglijst oplevert. Met 247 pagina's staat 1917 op de derde plaats. Over zijn hele redactieperiode komt Kuenen op een derde plaats met 7,9 procent.
Kuenen werd na zijn dood in september 1922 niet gelijk opgevolgd. Pas drie jaar later, in 1925, werd de fysicus J.D. van der Waals jr. in de redactie opgenomen. Hij was met name geïnteresseerd in zijn eigen vakgebied en de coryfeeën van de natuurkunde. Tussen 1925 en 1933 publiceerde hij 14 bijdragen, waarvan 6 artikelen en 8 recensies. Van de 6 artikelen van Van der Waals jr. gingen er 4 direct of zijdelings over natuurkunde. Tijdens de negen jaar dat Van der Waals jr. wetenschapsredacteur was, verschenen er 72 bijdragen, waarvan 17 over natuurkundige onderwerpen, 9 over psychologie, 6 over biologie, algemeen natuurwetenschappelijke onderwerpen en wetenschapsfilosofie, 5 over wetenschappelijk onderwijs, 4 over natuurwetenschap aan universiteiten, 3 over wetenschapsgeschiedenis
| |
| |
en wiskunde, 2 over aardwetenschappen, geneeskunde, natuurwetenschap in De Gids, metafysica en techniek en 1 over land- en volkenkunde, psychiatrie en sterrenkunde.
In 1934 vertrok Van der Waals jr. met een aantal anderen uit de redactie uit onvrede over de oplossing van een plagiaatkwestie. Een opvolger werd gevonden in de wiskundige en wetenschapshistoricus E.J. Dijksterhuis. Deze redacteur zou een duidelijk stempel drukken op de inhoud van De Gids, al was het alleen maar door zijn onovertroffen productiviteit. Hij produceerde 246 bijdragen voor De Gids en zelfs na aftrek van de boekbesprekingen blijven er nog 45 inhoudelijke artikelen over; ruim twee keer zoveel als de meest productieve wetenschapsredacteuren voor en na hem. In zijn zesentwintig jaar als redacteur schreef hij 39 artikelen en 196 recensies, waarmee hij een publicatiegemiddelde van 9 bijdragen per jaar haalde. In 11 van zijn artikelen behandelde hij aspecten van de wetenschapsgeschiedenis, in 10 de wiskunde. In de periode-Dijksterhuis (1934-59) verschenen 208 bijdragen over natuurwetenschappelijke onderwerpen; natuurkunde en wiskunde hielden elkaar in evenwicht met respectievelijk 39 en 37 artikelen, wetenschapsgeschiedenis - een stokpaardje van Dijksterhuis - volgde met 27, natuurwetenschap algemeen met 25 en wetenschapsfilosofie met 24. Biologie kreeg er in deze periode 18, mede dankzij een themanummer in 1959 over ‘100 jaar na de Origin of Species’, wetenschappelijk onderwijs 9 en sterrenkunde 7. Natuurwetenschap in De Gids, techniek en wetenschap aan de universiteiten kregen elk 3 artikelen, expedities, land- en volkenkunde, psychologie en scheikunde elk 2 en aardwetenschappen, geneeskunde, landbouwwetenschappen, metafysica en wetenschappelijke aspecten van de muziek elk 1. In 1936 haalde De Gids het hoogste aantal natuurwetenschappelijke bijdragen ooit: 27 stuks. Behalve in aantallen recensies (de hele topdrie valt in deze periode) wordt er verder in de periode-Dijksterhuis nog één record gebroken: 1942 staat met 15,4 procent van het
totale aantal pagina's gewijd aan natuurwetenschappelijke onderwerpen op de tweede plaats. Over zijn solo-redactieperiode komt Dijksterhuis op de tweede plaats met 8,3 procent.
| |
Het begin van een meerkoppige wetenschapsredactie
De classicus B.A. van Groningen, die in 1948 naast Dijksterhuis in de redactie kwam, hield zich bezig met wetenschapsbeoefening op
| |
| |
universiteiten. Zijn redacteurschap, dat tot 1964 duurde, overlapte twaalf jaar met Dijksterhuis (1948-1959) en vier jaar met de medicus/fysisch antropoloog A. de Froe (1961-1964). Feitelijk deed Van Groningen de redactie vanaf 1959 alleen, want Dijksterhuis werd op nieuwjaarsdag van dat jaar getroffen door een beroerte en was niet meer actief. Van Groningen schreef in dertig jaar 8 bijdragen (5 artikelen, 3 recensies) voor De Gids, waarvan 2 artikelen en 3 recensies als redacteur. Twee van zijn artikelen behandelden de wetenschap op universiteiten. Van Groningen was vooral productief in de tijd dat hij naast Dijksterhuis werkte; op één na dateren al zijn artikelen uit die periode. Onder het duo Dijksterhuis/Van Groningen verschenen er tussen 1948 en 1959 133 publicaties over natuurwetenschap; 45 hadden de wetenschapsgeschiedenis tot onderwerp, op afstand gevolgd door algemene natuurwetenschappelijke onderwerpen (21), natuurkunde (12), biologie, wetenschapsfilosofie en sterrenkunde (elk 8), natuurwetenschap op universiteiten en wiskunde (elk 6), geneeskunde en diverse wetenschappelijke onderwerpen (elk 5), techniek en wetenschappelijk onderwijs (elk 2), aardwetenschappen, antropologie, natuurwetenschap in De Gids, psychologie en scheikunde (elk 1). Door het ontbreken van artikelen - er waren alleen 11 recensies - staat 1958 helemaal onderaan met een gemiddelde lengte van 1 pagina per bijdrage en daarmee ook op de derde plaats van onder wat betreft het percentage artikelen over natuurwetenschap; 1,5 procent. Alleen 1960 onder Van Groningen en 1964 onder Van Groningen en De Froe waren nog slechter met respectievelijk 1,1 procent (9 pagina's) en 0,9 procent (8 pagina's).
De medicus en antropoloog A. de Froe liet in De Gids vooral zijn antropologische belangstelling spreken. De Froe, die redacteur was van 1961 tot 1982, schreef in negentien jaar tijd 11 artikelen en 1 recensie, op één na in zijn positie als redacteur. Hij bleef actief als auteur tot 1977; in zijn laatste vijf jaar als redacteur publiceerde hij niet meer in De Gids. Van zijn artikelen kunnen er 5 als antropobiologisch gekarakteriseerd worden, 2 als medisch. In de periode-Van Groningen/De Froe (1961-1964) verschenen 24 artikelen: 4 over algemene natuurwetenschappelijke onderwerpen; 3 over biologie. De Froes specialismen geneeskunde en antropologie kregen respectievelijk 3 en 2 artikelen. Over natuurkunde, scheikunde en techniek verschenen ook elk 2 artikelen, over aardwetenschappen, natuurwetenschap in De Gids, psychiatrie, psychologie, wetenschapsgeschiedenis en wiskunde elk 1. De bulk van deze artikelen was te danken aan een themanummer over ‘De Toekomst’ in 1961, dat 13 artikelen over natuurwetenschap opleverde. Dankzij dit themanummer
| |
| |
komt 1961 toch nog in een topdrie voor: met 15,6 procent van het totale aantal pagina's van de jaargang (133 op 852) was dit voor de natuurwetenschappen het beste jaar. Dit wordt voor de totale periode echter weer geheel tenietgedaan door een historisch dieptepunt in 1964 waarin de natuurwetenschap met 8 pagina's nog geen 1 procent van de totale jaargang uitmaakte.
In 1965 werd de theoretisch fysicus S.R. de Groot benoemd als redactielid naast De Froe; hij vervulde deze functie tot 1971. De Groot schreef zelf 4 artikelen in deze redactieperiode. Hiervan gingen er 3 over natuurkunde en 1 over natuurwetenschappen algemeen. Van 1965 tot 1967 runden De Froe en De Groot de wetenschapsredactie gezamenlijk. In deze periode verschenen 14 stukken, waarvan 3 de natuurkunde en algemeen natuurwetenschappelijke onderwerpen behandelden, 2 de geneeskunde en natuurwetenschap in De Gids en 1 de biologie, diverse natuurwetenschappelijke onderwerpen, scheikunde en wiskunde.
Van 1968 tot 1971 kregen De Froe en De Groot versterking van de jurist en socioloog G. van Benthem van den Bergh. Deze richtte zich in de eerste plaats op maatschappelijke aspecten van wetenschap en technologie. Van Benthem van den Bergh was vooral actief in 1971, toen hij 4 van zijn in totaal 5 bijdragen schreef. Al zijn bijdragen dateren uit zijn redactieperiode; de eerste vier behandelen de rol van wetenschap en techniek in de samenleving, het laatste artikel is van een heel andere orde en gaat over de werking van de herinnering. Deze periode van triumviraat resulteerde in 34 bijdragen over natuurwetenschap, waarbij de nadruk lag op algemeen natuurwetenschappelijke onderwerpen (11) en techniek (9). Bescheidener kwam ook wetenschap aan universiteiten (4), antropologie, geneeskunde, wetenschapsfilosofie (elk 2), biologie, natuurkunde, wetenschappelijk onderwijs en wiskunde (elk 1) aan bod. 1970 staat met 14,5 procent van de totale jaargang op de derde plaats.
In 1972 kwam er opnieuw een bioloog in de redactie in de persoon van Bram van der Lek, politicus voor de psp in de Tweede Kamer, die zich vooral richtte op de politieke aspecten van wetenschap en techniek. Van der Lek heeft 9 artikelen in De Gids gepubliceerd, maar slechts 1 daarvan in de tijd dat hij zelf redacteur was. Al zijn artikelen handelden over maatschappelijke kwesties rond wetenschap en techniek. Van der Lek verving binnen het wetenschapsredactionele trio tussen 1972 en 1979 De Groot. In deze nieuwe samenstelling verschenen 36 teksten, waarin de geneeskunde met 14 artikelen de meeste aandacht kreeg. Dit aantal was voor een belangrijk
| |
| |
deel te danken aan een themanummer over ziekte in 1973. Op grote afstand volgden natuurwetenschappen algemeen en wetenschappelijk onderwijs met elk 5 artikelen, biologie (4), wetenschapsfilosofie (3), diverse wetenschappelijke onderwerpen (2), natuurwetenschap aan universiteiten en wiskunde (elk 1). Klinkt 36 artikelen voor een periode van 8 jaar al bescheiden, in deze periode vielen dan ook twee jaargangen waarin het treurige dieptepunt van de natuurwetenschap in De Gids bereikt lijkt te zijn. Zowel in 1975 als 1976 verschenen slechts 2 artikelen over natuurwetenschappelijke kwesties. 1976 wordt gered door de lengte van deze bijdragen, waardoor het percentage nog boven de 5 procent blijft, maar in 1975 komt men niet verder dan 1,6 procent van de totale jaargang.
Sinds de jaren 1980 worden de wetenschapsredacteuren - al dan niet toevallig - weer uitsluitend gerekruteerd uit de kringen van fysici; in 1979 vertrok Van der Lek en keerde de hoogleraar theoretische natuurkunde S.R. de Groot terug in de redactie. Hij schreef in deze periode twee recensies; een ander artikel verscheen later. Twee van zijn bijdragen waren wetenschapshistorisch van aard, de derde ging over natuurkunde. In totaal verschenen tussen 1979 en 1982 27 bijdragen over natuurwetenschap, waarvan er 10 de natuurkunde behandelden, 5 techniek en wetenschapsgeschiedenis, 2 natuurwetenschappen algemeen en psychologie en 1 biologie, sterrenkunde en wetenschapsfilosofie.
Van Benthem van den Bergh ging in 1983 alleen verder als wetenschapsredacteur. In de jaren 1983-1984 verschenen 23 artikelen, met een brede spreiding aan onderwerpen: in 4 artikelen kwamen diverse natuurwetenschappelijke onderwerpen aan de orde, natuurwetenschap algemeen en wetenschapsgeschiedenis kregen elk 3 artikelen, biologie, natuurkunde, techniek, natuurwetenschap aan universiteiten en wiskunde elk 2, antropologie, geneeskunde en psychologie elk 1. Van 1985 tot 1988 kreeg hij versterking van de fysicus H.B.G. Casimir. Casimir schreef zowel voor, tijdens als na zijn redacteurschap; totaal 14 artikelen in zeventien jaar, waarvan hij er 9 als redacteur schreef. In 5 artikelen gaat hij in op kwesties van natuurkundige aard, maar ook gebruik van taal en stijl in de natuurwetenschap is een regelmatig terugkerend thema. Onder hun gezamenlijke leiding verschenen er 24 stukken over natuurwetenschap, waarvan 6 over antropologie, 5 over natuurkunde, 4 over wetenschap aan de universiteiten, 2 over biologie en psychologie en 1 over diverse natuurwetenschappelijke onderwerpen, geneeskunde, landbouwwetenschap, natuurwetenschap algemeen en techniek.
| |
| |
| |
De terugkeer van de soloredactie
Sinds 1989 wordt de wetenschapsredactie van De Gids weer door één man gevormd. Na het vertrek van Van Benthem van den Bergh in 1988 bleef Casimir alleen achter. In de periode 1989-1993 kwamen 26 artikelen uit. Daarvan behandelden er 5 geneeskundige onderwerpen, 4 antropologische, 3 algemeen natuurwetenschappelijke, 2 diverse natuurwetenschappelijke onderwerpen, natuurkundige, sterrenkundige, wetenschapshistorische onderwerpen; de biologie, fysiologie, psychologie, scheikunde, techniek en wetenschapsfilosofie kregen elk 1 artikel. Ook Casimirs redactieperiode kende een jaar waarin slechts 2 bijdragen over natuurwetenschap verschenen: 1990, met 20 pagina's goed voor 1,9 procent.
Sinds 1994 heeft F.W. Saris zitting in de redactie. Bij Saris is het aantal eigen bijdragen juist sterk toegenomen sinds hij redacteur is: 14 van de 18 bijdragen, waaronder 1 recensie, schreef hij sinds hij wetenschapsredacteur werd. Van zijn artikelen gaan er 10 over natuurkunde, de overige beschrijven de natuurwetenschappen in hun bredere maatschappelijke context. Onder redactie van Saris verschenen in de periode 1994-2000 63 artikelen. Hiervan stonden er 17 in een themanummer over Teylers Museum in 1998, dat met een totaal van 22 bijdragen op een met 1916 gedeelde tweede plaats komt. Van deze 63 artikelen gingen er 18 over natuurkunde, 7 over biologie en natuurwetenschap algemeen, 6 over wetenschap aan universiteiten, 5 over aardwetenschappen, 3 over diverse natuurwetenschappelijke onderwerpen, geneeskunde en techniek, 2 over natuurwetenschap in De Gids, wetenschapsfilosofie en wetenschapsgeschiedenis en 1 over antropologie, expedities, scheikunde, sterrenkunde en wetenschappelijk onderwijs.
| |
Wat is het profiel van een goede wetenschapsredacteur?
Wat vertellen al deze cijfers ons nu eigenlijk? Puur cijfermatig blijkt dat in de twintigste eeuw een jaargang van De Gids gemiddeld 1358 pagina's telde, waarvan er gemiddeld ruim 91 aan natuurwetenschap besteed werden (dat is 6,7 procent), verdeeld over 6,6 artikelen en 3 recensies van gemiddeld 10 pagina's. Maar kunnen we er ook een profiel voor de ideale wetenschapsredacteur uit afleiden? In elk geval is duidelijk dat solo opererende wetenschapsredacteuren een groter aantal artikelen binnenhalen dan een meerkoppige redactie. Dit geldt zowel in relatieve als in absolute zin. Verder klinkt het specialisme van de redacteur in veel gevallen wel door in de in- | |
| |
houd van het tijdschrift; de spreiding van artikelen kent doorgaans een piek in het vakgebied van de wetenschapsredacteur. Verbreding van de redactie blijkt de spreiding echter niet per definitie evenwichtiger te maken.
Opvallend is dat de wetenschapsredacteuren in de twintigste eeuw niet lijken te zijn binnengehaald op grond van grote aantallen publicaties in De Gids; slechts in enkele gevallen schreef de redacteur ook vóór zijn redactietijd al in het tijdschrift. Van Deventer, Dijksterhuis en Saris waren de uitzonderingen. Voor Van der Lek was het redacteurschap daarentegen geen productieve periode; hij schreef in die tijd slechts één artikel. Sommige wetenschapsredacteuren schreven juist uitsluitend in de periode dat ze redacteur waren zoals Hubrecht - voor de onderzochte periode -, Kuenen, Van der Waals jr., Van Benthem van den Bergh, De Froe en De Groot (de laatste twee op één artikel na). Veelschrijvers worden dus lang niet altijd productieve redacteuren, maar improductieve redacteuren kunnen zich later wel tot veelschrijvers ontpoppen. Veel vaker komt het echter voor dat een oud-redacteur nog één artikel schrijft en vervolgens nooit meer iets van zich laat horen.
Kijkend naar de statistieken van de twintigste eeuw lijkt het er bovendien op dat een wetenschapsredacteur van De Gids een man moet zijn. Nergens blijkt dat De Gids de afgelopen eeuw een poging heeft gedaan een vrouw voor deze functie te benaderen. Niet voor niets heet dit nummer ‘Bèta's onder de letterheren’. De Gids is in het algemeen nog een mannenbolwerk; sinds 1950 hebben er welgeteld zes vrouwen in de redactie gezeten. Alleen al voor de annalen zou het interessant zijn om na te gaan of een vrouwelijke wetenschapsredacteur de inhoud van De Gids zichtbaar zou beïnvloeden of afwijkende patronen zou bewerkstelligen. Hier ligt een schone taak voor de zittende redactie: inmiddels zou er in het Nederlandse taalgebied toch een aantal vrouwelijke bètawetenschappers moeten rondlopen die deze functie kunnen vervullen. Het zou een fraaie zet zijn in de jarenlange strijd om de feminisering van de bètawetenschap.
Richtlijnen ten aanzien van het selecteren van redacteuren zijn uit deze cijfers niet af te leiden. Dus dan zullen we zelf een conclusie moeten verzinnen die niet uit deze cijfers naar voren komt: een goede redacteur moet goede contacten hebben in het veld en deze weten te optimaliseren door enthousiasme over zijn - en in de toekomst wellicht ook haar - blad uit en over te dragen, waardoor het aantal bijdragen over natuurwetenschap stijgt. Themanummers - en dat blijkt wél uit deze tellingen - zoals dit dragen in elk geval
| |
| |
flink bij aan het opkrikken van het gemiddelde. En over honderd jaar, als iemand besluit om eens te onderzoeken hoeveel aandacht De Gids in de eenentwintigste eeuw aan natuurwetenschap besteedde, zal de hoge score van 2005 ongetwijfeld aan de wetenschapsredacteur worden toegeschreven...
De bibliografie van alle artikelen over natuurwetenschappen in De Gids van 1900 tot 2000 is te vinden op de website: www.nobelprijsvoordeliteratuur.nl/degids/archief1900200.asp. Zojuist verscheen een bloemlezing uit de bibliografie: Saris en Visser (red.) Trots en twijfel. Kopstukken uit de Nederlandse natuurwetenschap van de twintigste eeuw.
|
|