Jos van den Broek
Psalm 1
Voor Leo Vroman, homo ludens
De gehele aarde was ooit één van taal en één van spraak. Dat duurde maar even, vertelt Genesis 11:9, want, staat er geschreven: ‘Toen zeiden zij tot elkaar: welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren waarvan de top tot de hemel reikt.’ De toren van Babel was een feit.
Of was de toren, die het spreken in vele tongen tot gevolg had, niet feit maar fictie? Het Systeem kent namelijk geen Babylonische spraakverwarring. Het spreekt geen Koeterwaals of Kantonees, maar uit zich in een soort genetisch Esperanto. Wat Zamenhof nooit heeft kunnen bewerkstelligen, kreeg het Systeem al miljarden jaren geleden voor elkaar met een universele taal geschreven met slechts vier letters: a, c, t en g. Een in een universele code - de ‘Genetische Code’ genoemd - genoteerde boodschap, begrepen door alle levensvormen die rondkrioelden en nog rondkrioelen op aarde: van bacteriën tot bavianen, van papegaaien tot paddestoelen, van virussen tot vinvissen.
Het Systeem spreekt slechts de universele taal van het erfelijke materiaal. De veelschrijvers van het Systeem zetten de vierlettertaal van de erfelijke boodschap dna eerst om in de uit bijna dezelfde vier letters bestaande boodschap van boodschapper-rna. a blijft a, c blijft c, g blijft g, t wordt echter u. Op haar beurt wordt de rna-boodschap vertaald in de werktaal van het Systeem: de taal van de eiwitten.
De vertaling volgens de Genetische Code verloopt uiterst simpel, universeel en doeltreffend. Elke drie letters van de dna-taal worden - via drie letters van de rna-boodschap - uiteindelijk omgezet in de eiwittaal. In formulevorm:
dna-taal➝rna-boodschap➝eiwittaal