De Gids. Jaargang 168
(2005)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
Catrien Santing
| |
[pagina 122]
| |
nagaan om welke levensvormen het in zijn private leven ging, om deze tot slot tentatief te duiden binnen de context van de genderverhoudingen en hun betekenis in zijn werk. | |
Je moeder was volmaaktTwee keer huwde Huizinga en beide vrouwen bereidden hem naar zijn opinie volmaakt geluk. Tussen deze huwelijken zat vijfentwintig jaar, een lange tijd in een periode waarin het als weduwnaar met vijf kinderen gebruikelijk was snel tot hertrouwen over te gaan. Niemand uit de reeks van huishoudsters en gezelschapsdames, hoe geliefd ook bij de kinderen Huizinga, bracht het ooit verder. Van andere geliefden dan de twee officiële echtgenotes is niets bekend, of we moeten de opmerking dat het mislopen van een cum bij het doctoraalexamen aan ‘troebelen des harten’ te wijten zou zijn geweest, hineininterpretieren.Ga naar eind5. De enige vrouw die in zijn studietijd enige rol van betekenis lijkt te hebben gespeeld, was naast zijn stiefmoeder, de zuster van zijn levenslange vriend, de arts en psychiater C.T. van Valkenburg. Haar mezzosopraan betekende Huizinga's introductie tot de muziek en sindsdien stonden hem welgevallige vrouwen voor harmonieus stemgebruik of pianospel. Als ware muzen bracht deze categorie dames de historicus wijsheid, welsprekendheid, een vredig gemoed, het vermogen om de goden en hun daden te zingen en iedereen gelukkig te stemmen. Opvallend is overigens dat de Winschotense Polyhymnia het in Mijn weg tot de historie niet tot een zelfstandige naam bracht, ze bleef ‘zuster van’ en ‘later wijlen mevrouw Johan Wagenaar’. Deze relatie tussen vrouwen en persoonlijke evenwichtigheid inclusief harmonieuze gezelligheid legde de autobiograaf zelf toen hij zijn gemoedstoestand tijdens de voorhuwelijkse jaren te Haarlem noteerde. De vierentwintigjarige leraar ondernam veel fietstochten met als doel de afwisseling van manische stemmingen en terugkerende depressies te onderdrukken. ‘Dit alles werd volstrekt anders, sedert ik in maart 1902 was getrouwd met Mary Vincentia Schorer [...]. In die heldere jaren heeft mijn geest vooral geleefd in de muziek van Bach en bovenal in die van Schubert [...] en in alles wat van beeldende kunst onder ons bereik viel’Ga naar eind6.. Zijn eerste echtgenote vertegenwoordigde de zon, de energiebron waaraan man en kinderen zich onbeperkt konden warmen en laven, totdat zij overleed op 21 juli 1914. Haar echtgenoot bleef achter met vijf kleine kinderen en slechts de herinnering aan volmaakt geluk. Het verlies van Mary zou voortaan als een slagschaduw over zijn bestaan hangen, alles | |
[pagina 123]
| |
wat hij vanaf haar dood meemaakte was gemankeerd... omdat het meest wezenlijke miste: zij. In brieven aan collegae en vrienden werd trouw verslag gedaan van het wel en wee van de kinderen, maar naar de twee dochtertjes Elisabeth en Retha ging de meeste aandacht uit. De laatste was zijn oogappel, omdat zij het meest op haar moeder leek. ‘Elle rappelle sa mère par sa nature gaie et equilibrée, douce et forte à la fois, et semble douée d'une musicalité plus qu'ordinaire’, zo werd het feminiene ideaaltype tijdens de Eerste Wereldoorlog nog eens tegen Henri Pirenne samengevat.Ga naar eind7. De huishoudsters, van wie Bine de Sitter, juffrouw Smits en Heleen Krayenhoff de Leur de belangrijksten uit een lange serie waren, vervulden hun rol met wisselend succes. De eerste was een zuster van Huizinga's vriend uit zijn studententijd, de Leidse astronoom Willem de Sitter. Zij stal meteen de harten van de kinderen, maar werd na twee jaar door hun vader ontslagen. Tante Bine zou hen hun moeder doen vergeten. Bij de dames Smits en Krayenhoff bestond dat gevaar kennelijk veel minder. In zijn Herinneringen aan mijn vader noteerde zoon Leonhard dat zij, door vader op grond van hun muzikale talenten geselecteerd, in de uitvoering van hun officiële taken nogal wat steken lieten vallen.Ga naar eind8. Beiden hadden een conservatoriumopleiding voltooid. Hun pianospel bevredigde de emotionele noden van hun werkgever kennelijk al dermate dat van grotere intimiteiten geen sprake hoefde te zijn. Brieven en foto's tonen overigens dat zij een beslist gelijkwaardige rol in het gezinsleven speelden. Correspondenten deden hun telkens de hartelijke groeten en Huizinga bracht op zijn beurt altijd de beste wensen van zijn huishoudsters over. Op diners, bijvoorbeeld die van De Gids, traden zij op als begeleidster of zelfs als gastvrouw, zij vergezelden het gezin veelal op vakantie en namen deel aan logeerpartijen op het buiten Toornvliet evenals op de Buissche Heide van het echtpaar Roland Holst. | |
Geen gewoon engagementDe sensibele Richard Roland Holst rook al snel onraad.Ga naar eind9. Had zijn vriend al te enthousiast verslag gedaan van het kennismakingsbezoek van de eventuele nieuwe huishoudster, de Amsterdamse mejuffrouw Schölvinck? Roland Holst betoonde zich als altijd een vriend uit duizenden. In de stellige overtuiging dat deze voortaan weer zou worden opgevangen na zijn werk en dan nog wel door de ‘intelligente zorg, de vrolijkheid van de jeugd en de gratie van een | |
[pagina 124]
| |
sympathieke natuur’ feliciteerde hij Huizinga reeds op 22 maart 1937 met zijn keuze. De zon zou hiermee ongetwijfeld in Huizinga's weduwnaarsbestaan terugkeren. En zo geschiedde het inderdaad. Al vóór haar intrede verliep de briefwisseling ondanks de prozaïsche zaken als dienstbodes en schrijfmachines van het merk Erika die erin afgedaan werden, al op opvallend warme toon. De aanhef veranderde binnen een maand van ‘Waarde Mej. Schölvinck’ in ‘Beste Guste’, waarbij de beleefdheidsvorm even snel verdween. Auguste informeerde allerhartelijkst naar het welzijn van de kinderen Huizinga en haar toekomstige werkgever ondertekende spoedig met ‘Hartelijke groeten en tot ziens! Je J.’ Ter gelegenheid van haar intrede aan de Van Slingelandtlaan vervaardigde de heer des huizes een sonnet. Daarin drukte hij uit hoe de lente met haar bloesemgeur en wiekslag der vogelen was doorgedrongen tot het nieuwe huis in de Leidse Hout. De komst van Auguste verdreef de somberheid en zij ‘vond haar plaats in 't huis, haar plek in 't hart’Ga naar eind10.. Op 4 oktober 1937 kon de huwelijksreis naar Engeland beginnen. De briefwisseling in de periode tussen aanzoek en voltrekking van het huwelijk geeft een goed beeld van hofmakerij in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Huizinga, zich terdege bewust van het opmerkelijke der situatie, manoeuvreerde tegelijkertijd liefdevol en ferm. Hij was ongevoelig voor kritiek, leende zijn oor niet aan geklets en pakte gewoon door. Aan de veelal als conservatief afgeschilderde historicus was in ieder geval elke pruderie vreemd. Er werd heel wat afgekust op ogen, mond en hals in het voorjaar van 1937, maar klaarblijkelijk in het nette. Rekening houdend met de maagdelijkheid van zijn aanbedene, volgde overleg met studievriend Van Valkenburg over de te betrachten ‘huwelijkse hygiëne’, gelukkig met een positieve afloop, zo verzuchtte de toekomstige echtgenoot opgelucht tegenover zijn aanbedene.Ga naar eind11. Over seksualiteit is kennelijk open gesproken. De oudere en meer ervarene kende er de kracht van en probeerde zijn toekomstige vrouw uit te leggen waarvoor seksuele verlangens in zijn ogen stonden - de natuurlijke vervolmaking van liefde. Tegelijkertijd bereidde hij zijn vrouw erop voor dat ze gezien zijn gevorderde leeftijd rekening moest houden met een gebrek aan vurigheid in hun huwelijksleven.Ga naar eind12. Het huwelijk tussen twee mensen met een leeftijdsverschil van een kleine veertig jaar en twee geloven op het kussen - Schölvinck was van katholieken huize, Huizinga doopsgezind - mag een groot succes worden genoemd. Het werd na vier jaar zelfs bekroond met de geboorte van een dochtertje. Huizinga's geluk was weer compleet. In brieven deed hij even vertederd verslag van haar taalkundi- | |
[pagina 125]
| |
ge vorderingen en haar zonnige karakter als dat decennia eerder over zijn oudere kinderen was gebeurd. Het was een echtverbintenis gesloten uit liefde, waarvan de invulling geheel past bij de traditionele ‘family man’ die Huizinga was en natuurlijk bij de jaren dertig, waarin de regering-Colijn het leven van de gehuwde vrouw zoveel mogelijk tot de huiskamer trachtte te beperken. Nog in de periode van eerste verliefdheid was sprake van de ‘banen’ die de voormalige huishoudster had vervuld en hopelijk voortgezet gingen worden, zij het dat zij een andere kleur zouden krijgen. De functieomschrijving behelsde ‘secretaresse, chauffeuse, onmisbare leidster, en ook nog wel een beetje lieve dochter’.Ga naar eind13. Augustes kwaliteiten als kwartiermaakster en sfeerschepster kwamen in de oorlogsjaren zeer goed van pas. Huizinga was uit de Randstad verbannen naar De Steeg, waar het kleine gezin het moest zien te rooien te midden van het kanongebulder van de gevechten om de Rijnbrug en het toenemende gebrek aan kolen en voedsel. Onverminderd vervuld van liefde en dankbaarheid jegens de onvoorwaardelijke trouw en allesomvattende inzet van zijn Auguste, zijn de brieven vlak voor zijn sterven. | |
De middelste bruidOp de terugweg van Amerika beschreef Huizinga aan dochter Elisabeth de opvarenden van het ss Volendam.Ga naar eind14. Een troepje knappe ‘Amerikaansche flappers’ fleurde naar zijn mening de lange avonden aan boord bepaald op. Bij tijd en wijle betoonde de doorgaans zo stijve Huizinga zich een man van de wereld. Oog voor goed gekleed en verzorgd vrouwelijk schoon had hij zeker. Zoon Leonhard kon er veertig jaar later nog steeds niet over uit dat vader tijdens een thé dansant te Brussel de ogen niet van een danspaar had kunnen afhouden en vervolgens zijn waardering voor de ‘bijzonder mooie vrouw’ ook nog meende te moeten uiten.Ga naar eind15. Vader was geen verstrooide professor, maar ‘een in ieder opzicht levend mens’. In de Herinneringen trachtte Leonhard manmoedigheid ten aanzien van de beweegredenen van de strenge vader tentoon te spreiden, maar de druiven hadden hem thuis klaarblijkelijk zuur gesmaakt. Dat neemt niet weg dat hij tussen de regels door opmerkelijke observaties ten beste geeft, waarvan die over Huizinga's hartstochtelijkheid de treffendste is. Die hartstocht gold in de eerste plaats de wetenschap; in combinatie met discipline en werkkracht heeft de historicus er wereldfaam mee verworven. Inderdaad, een dergelijke passie voor het vak verraadt doorgaans ook een gepassioneerde inborst die als het nodig is de liefde voor iets en iemand coû- | |
[pagina 126]
| |
te que coûte belijdt. Zijn ‘prachtige handen waren als geschapen om schone vormen te liefkozen’, om zijn zoon toch nog maar eens aan te halen.Ga naar eind16. Zinnelijkheid was de Gronings-Leidse professor inderdaad niet vreemd, maar dat betekent in het geheel niet dat die ooit de vrije teugel kreeg. Integendeel, de bedoelingen achter de Drie Bruiden van de door de student Huizinga hogelijk vereerde Jan Toorop lijken eerder zijn levenslange overtuigingen te representeren. Het schilderij was in 1896 te zien in het Groninger Museum.Ga naar eind17. Toorop had alle ideeën en sentimenten die de goddelijke schepping kende in één artistieke vorm weten uit de drukken, waarin men de drie vrouwengestalten in het midden als typen moet zien. Het fin de siècle prefereerde officieel de linkerbruid die haar totale zuiverheid wenste te behouden en naar een mystiek huwelijk streefde. De wel erg doorschijnende maagd zal de blozende Groningse adolescent niet hebben bekoord, maar zijn afkeur voor de rechterdame die slechts zintuiglijk genot bood en zocht, moet even groot zijn geweest. Nee, de middelste bruid stond hem ongetwijfeld het meest na. Naakt onder een prachtige sluier, onderhield zij even bedeesd als resoluut contact met de echte wereld en kwam zo tot volle wasdom. Voor haar geen zuiverheid symboliserende witte lelies, maar stevige en geheel ontloken witte rozen van fors formaat - een beeld dat in Herfsttij terugkeerde.Ga naar eind18. Toorops Les Rôdeurs-gelukzoekers viel eveneens in Groningen te zien. Het door Huizinga evenzeer bewonderde kunstwerk schijnt profetisch: zijn hele leven beleed deze de afkeer van reinheid bezoedelende saters.Ga naar eind19. Een van die rôdeurs op het schilderij is een naakte man bij een appelboom, naast de vrouw diende de man zich immers evenzeer te hoeden voor al te veel zinnelijk genot! Eenzelfde instelling vinden we bij het misprijzen van de Gids-redacteur Huizinga, die van mening was dat zijn eerbiedwaardige periodiek niet diende om de seksuele behoeften van jongelieden te bevredigen.Ga naar eind20. De afschuw voor platvloerse erotiek als uiting van een bewust geafficheerd ‘bohémienleven’ gold tevens de opvattingen en levensstijl van dichters als Adriaan Roland Holst, Martinus Nijhoff en in mindere mate Jacques Bloem. De discussie barstte werkelijk los in antwoord op Nijhoffs denigrerende woorden over de traditionele levenswandel van Jan Veth. De onverholen kritiek van de dichter sloeg niet zozeer op de biograaf als op ‘den heer met het lintje [...] in de gedaante van een bourgeois’,Ga naar eind21. maar troffen op pijnlijke wijze doel. Veths gaafheid van ziel had zich naar mening van de biograaf geuit in een geslaagde ba- | |
[pagina 127]
| |
lans tussen bedrijfs- zowel als gezinsleven enerzijds en de ideeënwereld anderzijds. Weemoed op het randje van afgunst klinkt door in de constatering dat ‘het geluk en eigen aard hem daarbij gunstig waren’, de huiselijke haard was het kostbare vat van levensgeluk, waaraan een te fanatiek beleden estheticisme afbreuk deed.Ga naar eind22. De jonge dichter ontving bij wijze van antwoord een schriftelijk college, waarin de premisse dat een ‘gedegen en nuttig haardvuur’ het voor de artiest essentiële heilige vuur doofde tot op het bot werd gefileerd en vervolgens verworpen. De historicus wees er direct op dat de verwerpelijke antithese artiest en bourgeois niet meer was dan een gedurende de Romantiek uitgevonden fictie. Het was niet aan de medemens te beoordelen in wie het vuur wel brandde en in wie niet, laat staan daaraan conclusies te verbinden. Met ontzag voor het haardvuur was in het geheel niets mis, ‘de volken die echte goden kenden, vereerden het als een zeer heilige godin, wat zij niet deden met de kunst’Ga naar eind23.. De godin Juno, de bruid van de gulden middenweg, verdiende verre de voorkeur boven de wulpse Venus en de strenge Minerva. Geleerde vrouwen speelden nagenoeg geen rol in Huizinga's leven. Op de wispelturige promovenda Mea Mees-Verwey reageerde hij bepaald wrevelig en hij schoof haar op grond van gebrek aan kwaliteiten af naar haar vader. Andere vrouwelijke gedoctoreerden typten later zijn stukken uit, geen van de zeven achtte hij intellectueel ebenbürtig. Minerva stond vooral voor het voorwerp van studie, ‘Non sine ne tibi partus honos / niet zonder mij is u eer geworden’ luidde dan ook de tekst op de door Huizinga in 1913 voor de universiteit van Groningen ontworpen Minerva-penning.Ga naar eind24. De enige die werkelijk in de categorie Minerva viel, was Henriëtte Roland Holst, zij het dat de correspondentie tussen haar man Rik en Huizinga toch bepaald warmer en zeker persoonlijker valt te noemen. Het heeft er alle schijn van dat Han net als echtgenoot Rik Henriëtte eerder wegens haar ‘grootheid’ dan om haar vrouwelijkheid hoogachtte.Ga naar eind25. Dit private traditionalisme betekende geenszins dat mensen op grond van een niet vlekkeloze levenswandel uit het leven gebannen werden. Integendeel, de betrekkingen met Rik Roland Holst waren tot diens dood zeer innig, daar deed diens jarenlange, openlijk beleden affaire met Ina Santhagens-Waller niets aan af. Hetzelfde gold voor de betrekkingen met de zich op persoonlijk vlak ook tamelijk wild gedragende André Jolles: respect verdiende men bij Huizinga vooral door oprecht beleden, authentieke intellectualiteit. | |
[pagina 128]
| |
De vrouw als onmisbaar levenselementIn 1913 berichtte André Jolles Huizinga in niet mis te verstane bewoordingen over een boekje met de titel Die Frau im Mittelalter dat kortelings door ene Finke was gepubliceerd. Het commentaar ademt onmiskenbaar een sfeer van mannen onder elkaar: ‘De kennis van de vrouw en de liefde is een experimentele en geen louter theoretische wetenschap - in ieder geval zijn praktische Uebungen hier van groot nut’.Ga naar eind26. Hoeveel praktische ervaring de heren ook hadden op het terrein van de vrouwen, een en ander neemt niet weg dat zij deze species vooral zagen als Gestalt, die binnen de door Jolles ontworpen vormleer toch vooral moest worden opgevat als een soortbegrip met diverse esthetische en historische betekenissen. Uiteindelijk had Jolles immers niet zozeer een literatuurwetenschappelijk systeem willen ontwerpen als wel een morfologie van het geestelijk leven als geheel. Daarin past de vrouw vooral als Einfache Form (Jolles) of als ‘levenselement’ (Huizinga). Het vrouwelijke in relatie tot de liefde, als schone hetzij weerzinwekkende vorm, figureert volop in Herfsttij der Middeleeuwen, maar treedt tevens naar voren in de ontwerpen voor het voorgenomen boek over de twaalfde eeuw. In de tweede helft van de jaren twintig werden lijstjes opgesteld met objectieve vormen, de bouwstenen waaruit de mentale kathedraal van de twaalfde eeuw zou zijn opgetrokken. In de categorie ‘figuren’ prijkt naast priester, ridder en pelgrim de vrouw. Het boek over de twaalfde eeuw kreeg uiteindelijk nooit zijn beslag. In de opstellen over Alanus van Rijsel en Abélard ontmoet de lezer niettemin weer Huizinga's opvatting over de aurea medietas; hij citeerde Alanus' ‘Pax odio, fraudique fides, spes iuncta timori/ Est amor et mixtus cum ratione furor - vrede gemengd met haat, trouw met bedrog, hoop gecombineerd met vrees, dat is de liefde en evenzeer razernij vermengd met rede’.Ga naar eind27. De studie over Alanus - met editie van De virtutibus et vitiis - verkent de verhouding tussen het poëtische en het theologische in diens oeuvre. De geringe waardering voor Venus, Cupido en Hymenaeus - zij worden afgedaan als slechts poëtische vormen en afgezet tegen de deugden en de natuur die juist wel in de filosofische wereldbeschouwing verankerd waren - zegt veel over de geestelijke occupatie van de auteurs Alanus en Huizinga. Die geestelijke occupatie betreft in het aan de Piae uxoris animae van Mary Vincentia opgedragen Herfsttij voor alles de verschijningsvormen en kronkelige wegen van de liefde. Woorden als hartstocht, idylle, felheid en zachtheid, levenstoon, vertroosting, gemoedsbeweging komen veelvuldig voor, wat erop wijst dat het | |
[pagina 129]
| |
werk, hoewel veel eerder aangevangen, de functie van traumaverwerking heeft gehad. In de jaren na het overlijden van zijn eerste vrouw lagen de emoties dicht onder de huid. ‘Iedere tijd smacht naar een schoonere wereld. Hoe dieper de wanhoop en verslagenheid over het verwarde heden, des te inniger het smachten’.Ga naar eind28. Deze eerste zin van ‘De zucht naar schoner leven’ weerspiegelt de vanwege persoonlijk en wereldleed getourmenteerde gemoedstoestand van de auteur. Het had er alle schijn van dat uit zijn bestaan ‘zachte blijdschap en rustig levensgeluk’ voorgoed waren verdwenen. Zijn eigen schone levensvorm, de volkomen tweezaamheid met Mary Vincentia Schorer, kon hem niet meer bevrijden uit de rauwe werkelijkheid. De drie levenselementen zijn in Herfsttij bij uitstek ‘dapperheid, eer, en liefde’.Ga naar eind29. Hoewel dapperheid en eer de omgang met de vrouw eveneens beïnvloedden, kwamen haar plaats en rol in de levens- en gedachtevormen van de Bourgondische late Middeleeuwen het sterkst tot uiting in de hoofdstukken over de liefde. Deze, zo meende de schrijver te moeten opmerken te midden van een wemeling aan citaten uit kronieken en romans, ontving haar vormgeving niet uitsluitend door literatuur en kunst, maar evenzeer in het leven zelf. De hoofdstukken viii, ‘De styleering der liefde’, ix, ‘De omgangsvormen der liefde’, en x, ‘Het idyllisch levensbeeld’, bespreken onverbloemd de complicaties rond en implicaties van het plukken van Bel-Accueils roosje in de Roman de la Rose. Sport, scherts, spel en hoofse omgang, zij werden verondersteld een erotische zowel als ethische grond te hebben gehad. Immers de behoefte van edelen ook hun liefdesverlangen te stileren was hun scheppingsgrond geweest. Al het veertiende- en vijftiende-eeuws gepraat over het redden van maagdelijke vrouwen ten spijt, betekenis en functie van de vrouw lagen ook toen vast in werkelijke levensverhoudingen en daarin speelde ‘het sexueele moment’ een onmiskenbaar grote rol. De redeneringen onthullen een opmerkelijk scherp oog voor de negatieve grondtoon van het middeleeuwse liefdesideaal; de drang tot esthetische en zedelijke vervolmaking verhinderde natuurlijke vervulling van liefde. Dit probleem, namelijk dat beschavingsideaal en christelijke en maatschappelijke deugden voortaan samenvielen, zou de relaties tussen man en vrouw tot in lengte van dagen bepalen, en deed dat zeker in Huizinga's eigen leven en opvattingen. Het platvloers ‘phallisch symbolisme’ in kluchten en balladen viel in zijn ogen te betitelen als ‘survival’. Wilde men daarin niet vervallen, dan bleef er voor man en vrouw niets anders over dan zich via indirecte erotiek tot elkaar te bekennen. Het bedrijven van de conven- | |
[pagina 130]
| |
tionele vormen van liefde bleef mannenwerk, want het waren niet de vrouwen die de boeken hadden geschreven, zo haalde hij Christine de Pisan aan. Het spel der liefde volgde tot ver na de Middeleeuwen de hoofse regie en dat kon onmogelijk anders: het aantal vormen waarin liefde zich kon manifesteren was immers beperkt.
Johan Huizinga verafschuwde Freud en bestreed vurig de overtuiging dat kennis van het persoonlijk leven van de auteur noodzakelijk was voor het doorgronden van een oeuvre.Ga naar eind30. Hij zou gegruwd hebben van een artikel over zijn eigen liefdesgeschiedenis en het ongetwijfeld als onwetenschappelijk hebben afgedaan. Ondanks zijn afstandelijkheid ontbeerde de historicus bepaald geen inlevingsvermogen bij het doorgronden van andermans gevoelens, zo bewijzen de vele raak getroffen karakterschetsen in zijn biografische geschriften. In Leven en werk van Jan Veth wordt beweerd dat de persoon van de kunstenaar maar gedeeltelijk uit zijn werk bleek, ‘want het is niet zeker, dat het zijn ganschen geest weerspiegelt. Vooral ook uit zijn bewonderingen kent men hem’Ga naar eind31. en dat heb ik als afdoende legitimatie opgevat. Bewondering gold in zijn eigen geval in hoge mate het fenomeen vrouw. Zonder het letterlijk en figuurlijk beminnen van de schone feminiene vormen zou het idyllisch levensbeeld van Huizinga levenslang onvolkomen zijn gebleven. Door zijn hart open te stellen bereikte hij bij tijd en wijle een gevoel van complete vervulling in leven en werk. |
|