De Gids. Jaargang 168
(2005)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Ben van der Velden
| |
[pagina 3]
| |
achtergrondinformatie was bedoeld. Zijn ogen sloten zich weer, hij legde zijn hoofd terug op de bankleuning en zei: ‘Nee.’ Vervolgens vroeg ik hem waarom niet. ‘Europa wordt door Bush behandeld als jongste medefirmant,’ zei hij. Daarna begon Prodi, nog altijd met gesloten ogen op de bank liggend, een betoog over een noodzakelijke Europese onafhankelijkheid van de vs. Hij zei dat Europa militair onafhankelijk moest worden. Hij schetste een vooruitzicht van Europa als belangrijke politieke macht op wereldniveau. Vervolgens sprak hij, nog steeds met gesloten ogen, zorgelijk over de uitbreiding van de eu met nieuwe lidstaten in Oost-Europa. ‘Die landen hebben niet de ambitie om onafhankelijk van de Verenigde Staten op het wereldtoneel te opereren,’ zei hij. ‘Ze zijn al blij dat ze onafhankelijk zijn van Rusland en dat de navo en de Europese Unie hen tegenover Rusland beschermen.’ Plotseling opende hij zijn ogen. Hij stond op en zei dat hij maar weer eens moest gaan. Toen hij de deur uit was, zei kabinetschef Manservisi dat hij vermoedde dat Prodi hem iets had willen vragen, maar hij had geen idee wat. Voor de voortzetting van ons onderbroken gesprek was geen tijd meer.Ga naar eind1. Ook in gezelschap van Europese regeringsleiders gedroeg Prodi zich dikwijls als een professor Zonnebloem. Een van zijn naaste medewerkers vertelde mij eens over ‘zijn clowneske gedrag’ in de Europese Raad, de topbijeenkomst enkele keren per jaar van de Europese regeringsleiders samen met de staatshoofden van Frankrijk en Finland en de voorzitter van de Europese Commissie. Prodi's ongebruikelijke optreden was niet bevorderlijk voor zijn aanzien in dat gezelschap, dat de grote politieke beleidslijnen van de eu vaststelt. Toch leidt de voorzitter van de Europese Commissie een van de belangrijkste instellingen van de eu. De Commissie vertegenwoordigt het gemeenschappelijke Europese belang, dat boven de belangen van de individuele eu-lidstaten uitgaat. Daarom heeft de Commissie als enige Europese instelling het recht voorstellen voor nieuwe wetgeving te maken. Zij voert bovendien Europese wetgeving uit. Zij waakt er samen met het Europese Hof van Justitie voor dat de eu-lidstaten de Europese verdragen naleven. Ook onderhandelt zij, op basis van een mandaat van de lidstaten, over internationale overeenkomsten, voornamelijk op het gebied van handel en ontwikkelingshulp. | |
[pagina 4]
| |
Praat harder!Behalve zijn neiging tot gedrag dat onder regeringsleiders en diplomaten ongebruikelijk is, had Prodi ook de handicap heel onduidelijk te spreken, zijn zinnen niet af te maken en halverwege een uiteenzetting op onverstaanbaar gefluister over te gaan. ‘Harder, harder praten!’ riep Prodi's moeder toen hij klein was. Dat heeft weinig geholpen. Het fluisteren werd een gewoonte die hij tactisch dacht te kunnen uitbuiten. Hij vertelde dat hij het ‘fantastisch’ vond als iemand erin slaagde onduidelijk te zijn en toch ernstig genomen te worden. Het is een manier om een debat op gang te brengen en tegelijkertijd te voorkomen dat je zelf op een duidelijk standpunt wordt aangevallen.Ga naar eind2. Het was inderdaad dikwijls moeilijk te begrijpen wat Prodi bedoelde. Dat werd versterkt doordat hij ondanks zijn uiterst beperkte kennis van die talen toch vaak Engels of Frans probeerde te spreken. De Britse eurocommissaris Chris Patten probeerde Prodi eens te verdedigen door te zeggen dat de Commissievoorzitter beter te begrijpen zou zijn als hij alleen Italiaans sprak. Dat leidde tot een opgewonden reactie van een Italiaanse collega: ‘Ik ben Italiaanse, maar als Prodi Italiaans spreekt begrijp ik hem nog niet!’Ga naar eind3. Prodi's gebrekkige presentatie had tot gevolg dat zelfs als Europese regeringsleiders het met hem eens waren, het toch kon gebeuren dat ze hem niet ernstig namen. De Commissievoorzitter drukte zich niet alleen onhandig uit, hij had ook de neiging tot ieders verrassing op de meest ongelegen ogenblikken de onhandigste uitspraken te doen. Zo zag hij over het hoofd dat het bij de oprichting van een Europese militaire macht voor vredesmissies om politieke redenen taboe was te spreken over ‘een Europees leger’. Op geen enkele manier mocht de indruk gewekt worden dat de eu met een eigen leger de navo in de wielen zou willen rijden. Maar Prodi sprak toch over ‘een Europees leger’. Toen ik hem eens om uitleg vroeg, reageerde hij karakteristiek. Hij zette zijn bril af, sloot zijn ogen, strekte beide armen uit en zei: ‘Als je het geen Europees leger wilt noemen, dan doe je dat niet. Je kunt het Margriet, Maria of Anna noemen, wat voor naam dan ook.’Ga naar eind4. De eerste tijd na zijn aantreden in Brussel sprak Prodi graag over de Europese Commissie als de ‘Europese regering’. Hij trapte daarmee regeringsleiders op de tenen die niets willen weten van theorieën van federalisten die de Commissie als de kiem van een toekomstige Europese regering beschouwen. Prodi's indrukwekkendste politieke uitglijder had echter te ma- | |
[pagina 5]
| |
ken met de Libische leider Muammar Gaddafi. Begin 2000, op het ogenblik dat de eu na jaren van sancties tegen Libië uiterst behoedzaam probeerde de betrekkingen met Gaddafi te verbeteren, nodigde Prodi hem zonder met iemand te overleggen plompverloren telefonisch uit voor een bezoek aan Brussel. Jaime Gama, de Portugese minister van Buitenlandse Zaken, haalde Prodi's initiatief soepel onderuit. Eerst moest Gaddafi Israël erkennen, luidde zijn boodschap. Dat is een vereiste voor alle landen die willen deelnemen aan de samenwerking van de eu met de landen van het Middellandse-Zeegebied, het zogenaamde Barcelona-proces. Gama verpakte zijn kritiek op Prodi's initiatief wel in Brussels diplomatenjargon: ‘Prodi wil het signaal geven dat de betrekkingen met Libië verbeterd kunnen worden. Maar wij hebben bij het Barcelona-proces elementaire regels voor de betrekkingen tussen staten. Daarop is Gaddafi gewezen en ik ben de laatste persoon ter wereld om te zeggen wat zijn antwoord zal zijn.’Ga naar eind5. De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Robin Cook, was kwader, omdat Prodi zich niets gelegen had laten liggen aan recente problemen van Groot-Brittannië met Gaddafi. De Libische leider had geprobeerd via Londen onderdelen van Scud-raketten te smokkelen. Geschrokken van de reacties op zijn initiatief op het internationale politieke toneel, vroeg Prodi van Gaddafi vóór zijn bezoek aan Brussel Israël te erkennen. Dat weigerde hij, en daarmee kreeg Prodi de kans om Gaddafi's houding alsnog ‘volkomen onaanvaardbaar’ te noemen. De Libische leider kwam niet naar Brussel. Wel maakte Prodi, net als sommige Europese regeringsleiders, zijn opwachting bij Gaddafi toen deze in april 2000 ter gelegenheid van een Europees-Afrikaanse topbijeenkomst in een tent bij Caïro huisde. | |
Geen dossierkennisEen van de oorzaken van Prodi's uitglijders was dat hij de onderwerpen die ter discussie stonden dikwijls niet grondig had bestudeerd. De regeringsleiders hadden dat snel door. ‘De ramp met Prodi is niet alleen dat hij slecht communiceert met de pers, maar hij kan ook niet communiceren in de Europese Raad,’ zei Jean-Luc Dehaene, ex-premier van België en ondervoorzitter van de Conventie over de toekomst van Europa. ‘Als je in de Europese Raad je dossiers niet kent, dan ben je verloren. Je zit daar alleen aan het diner met de regeringsleiders, zonder enige hulp van ambtenaren. Als de vroege- | |
[pagina 6]
| |
re Commissievoorzitter Delors sprak, was iedereen stil. Diens opvolger Santer beperkte zich al tot zo nu en dan een technische opmerking. Prodi had een bijzondere rol kunnen spelen, vooral dankzij de zwakte van de Europese regeringsleiders aan tafel. Maar dat lukte hem niet.’Ga naar eind6. Deze laatste klacht over Prodi's gedrag was in alle toonaarden te horen. Francisco Javier Conde, de Spaanse ambassadeur bij de eu, concludeerde: ‘Prodi heeft niet het geringste idee hoe hij met regeringsleiders moet omgaan.’Ga naar eind7. De Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker was het met hem eens: ‘Prodi is een probleem. Hij slaagt erin anderen te amuseren. Hij heeft grote menselijke kwaliteiten. Maar hij praat soms over dossiers die hij niet kent. Hij kent onvoldoende Frans. Hij spreekt geen Duits. En zijn Engels is alleen toegankelijk voor ingewijden.’Ga naar eind8. Soms drukten Europese politici hun gedachten over Prodi zonder woorden uit. Bij een bijeenkomst in Zagreb van de eu met regeringsleiders van de Balkanlanden zetten de Duitse bondskanselier Gerhard Schröder en zijn minister van Buitenlandse Zaken, Joschka Fischer, hun koptelefoons af zodra Prodi het woord nam. Ze toonden geen belangstelling voor de Duitse vertaling van diens woorden en begonnen een gesprek met elkaar.Ga naar eind9. Prodi zelf gaf wel toe dat het voorzitterschap van de Commissie hem niet gemakkelijk afging. Hij vertelde mij eens dat het hem een jaar had gekost voordat hij een overzicht had van de grote variatie aan onderwerpen die bij een top van Europese regeringsleiders aan de orde kunnen komen. Toen hij in de jaren negentig als premier van Italië deelnam aan Europese toppen, had hij hiermee geen probleem. Toen lette hij alleen op de onderwerpen die voor Italië van belang waren. ‘Voorzitter van de Commissie is een heel moeilijke baan,’ verzuchtte hij. Bij zijn start in Brussel in 1999 vond hij het bijzonder lastig met mensen uit vijftien lidstaten van de eu om te gaan. Hij kende hun achtergronden, hun cultuur niet. ‘In de nationale politiek weet je alles over iedereen. Je hoort aan iemands accent waar hij vandaan komt. Hier in Brussel ben je in niemandsland,’ zei hij eind 2000.Ga naar eind10. Twee jaar later bleek hij zich nog steeds niet thuis te voelen in het multiculturele Brussel. Tijdens een diner in Straatsburg, waarbij hij tussen de gangen door voortdurend stukjes brood verkruimelde, papiertjes verscheurde, met zijn mes denkbeeldige tekeningen op het tafellaken maakte en zenuwachtig met zijn knieën wipte, zei hij: ‘Het voorzitterschap van de Commissie heeft opwindender kanten dan een premierschap. Het is prachtig dat we de euro en de uitbrei- | |
[pagina 7]
| |
ding van de Europese Unie tot stand hebben gebracht. Maar je kunt in Brussel niet netwerken zoals in de nationale politiek. Het is gecompliceerder. Je kunt uit iemands accent, uit iemands manier van praten, niet opmaken wie hij is. Dat kun je in Italië wel.’Ga naar eind11. Prodi bleef zijn houvast zoeken bij de gebruiken van de kleine wereld van politici en academici in zijn Italiaanse woonplaats Bologna. Hij vertelde dat vrouwen van Europese politici zijn echtgenote, Flavia Franzoni, steeds vaker vragen stelden over het leven in Brussel. Hoe zijn de winkels, wat is de kwaliteit van restaurants, hoe zit het met buitenlandse scholen, wat zijn de kosten van levensonderhoud? De vrouwen wilden zelfs weten of de voorzitter van de Europese Commissie een dienstwoning heeft of dat hij zijn Brusselse onderkomen zelf moet betalen. Prodi concludeerde hieruit dat veel politici, onder wie de Spaanse premier José Maria Aznar, erop aasden hem op te volgen. Ze zouden hun vrouwen op verkenning hebben gestuurd. Want wat voor zin heeft het om te proberen de functie van Commissievoorzitter te bemachtigen, als je bij voorbaat weet dat je vrouw het Brusselse leven niet ziet zitten? Zo redeneerde Prodi, en het is mogelijk dat de zaken in Bologna zo werken. Maar in Brussel is het gebruikelijk dat een kandidaatvoorzitter zijn kansen eerst aftast bij de regeringsleiders. Die moeten tenslotte de keus maken. Zulke verkenningen van het werkterrein heeft Prodi zelf nooit uitgevoerd. Hij is door een meer of min toevallige samenloop van omstandigheden in Brussel beland. Zijn eigen idee is het in ieder geval niet geweest. Hij aanvaardde in maart 1999 zijn benoeming, omdat hij geen andere keus had. Weigering zou het einde van zijn Italiaanse politieke carrière betekend hebben. ‘Hoe zou een Italiaan deze baan kunnen weigeren? Ik had niet in mijn land kunnen terugkeren. Ik zou een verrader geweest zijn,’ legde hij mij uit.Ga naar eind12. Hij zou zich voor altijd te schande maken als hij de kans om deze hoge Europese functie te vervullen niet greep. Het had niet alleen met Italiaanse trots te maken, maar ook met een al decennialang bestaande Italiaanse schaamte. Die betrof het gedrag van de christen-democraat Franco Maria Malfatti, de enige Italiaan die vóór Prodi voorzitter van de Europese Commissie was. Malfatti was in 1970 in Brussel benoemd, maar trad in maart 1972, ruim negen maanden voor het einde van zijn mandaat, af omdat hij de nationale politiek in Rome belangrijker vond dan de Europese. Hij stelde zich bij vervroegde verkiezingen kandidaat voor het Italiaanse parlement en liet het voorzitterschap van de Commissie tot | |
[pagina 8]
| |
januari 1973 over aan de Nederlander Sicco Mansholt. De nooit geëindigde Italiaanse gêne over het gedrag van Malfatti was de reden waarom Prodi in Brussel iedere keer als door een wesp gestoken reageerde op speculaties dat hij zijn functie vervroegd zou opgeven om terug te keren in de Italiaanse politiek. Vanaf de dag dat hij in Brussel aantrad dacht hij over terugkeer naar de Italiaanse politiek, maar nooit als een Malfatti, voor het einde van zijn mandaat. | |
Onervaren SchröderToch ging bondskanselier Schröder zich op 24 maart 1999 nog te buiten aan loftuitingen aan het adres van Prodi. De Europese regeringsleiders waren het er voor het begin van moeizame onderhandelingen over de financiën in Berlijn verbluffend snel over eens geworden dat de Italiaanse ex-premier de Commissie moest gaan leiden. ‘De ideale persoon’, met ‘grote economische kennis en ervaring’, ‘iemand die weet wat hervormingen zijn’, ‘een persoon met politieke ervaring’, Schröder hield maar niet op. Hij kende Prodi waarschijnlijk nog niet toen hij als voorzitter van de top in Berlijn besloot vóór alles diens benoeming bij de Commissie te regelen. Jean-Claude Juncker, de doorgaans goed geïnformeerde Luxemburgse premier en minister van Financiën, was daarvan in ieder geval overtuigd.Ga naar eind13. En dat was begrijpelijk. Schröder, die in oktober 1998 bondskanselier was geworden, was op Europees niveau nog volstrekt onervaren. Joschka Fischer had als leider van de Groenen in het voorjaar van 1998 nog openlijk kritiek op Schröders gebrekkige begrip van het belang van Europa. Schröder was op dat ogenblik al sociaal-democratisch kandidaat voor het bondskanselierschap. ‘Als hij zegt: “Eerst het land, dan de partij”, zonder Europa in één adem te noemen, dan moet hij er als bondskanselier nog het een en ander bij leren,’ zei Fischer.Ga naar eind14. De naam van Prodi als belangrijke kandidaat voor Brussel zong al direct rond nadat ruim een week voor de Berlijnse top, op 16 maart 1999, de Europese Commissie onder voorzitterschap van de Luxemburger Jacques Santer had besloten vervroegd op te stappen. Het Europees Parlement had Santers Commissie beschuldigd van slecht financieel beheer en vriendjespolitiek. Nadat een comité van ‘wijzen’ een vernietigend oordeel over zijn ploeg eurocommissarissen had geveld, wachtte Santer niet meer op een motie van wantrouwen van het Europees Parlement. Hij trad af en zijn opvolging kwam daarmee in een stroomversnelling. De termijn van de Com- | |
[pagina 9]
| |
missie-Santer had officieel pas eind 1999 moeten eindigen. Prodi's naam kwam ook vóór die crisis al voor op het lijstje van mogelijke kandidaten. Maar dat stelde niet zoveel voor. Toen leek het er nog op dat de regeringsleiders pas in de zomer van 1999, enkele maanden na de Berlijnse top, zouden proberen het eens te worden over een nieuwe Commissievoorzitter. Prodi had zijn positie op de Europese hitlijst voor een belangrijk deel te danken aan Massimo D'Alema, die hem in oktober 1998 was opgevolgd als premier van Italië. Dankbaar behoefde Prodi niet te zijn voor D'Alema's pogingen om hem een Europese topbaan te bezorgen: D'Alema was er vooral op uit Prodi het land uit te krijgen omdat hij hem kwijt wilde als concurrent binnen de Italiaanse politiek. Prodi was lange tijd een vooraanstaand christen-democraat. Maar de Democrazia Cristiana, de partij die vanaf de Tweede Wereldoorlog de Italiaanse politiek had gedomineerd, was in het begin van de jaren negentig samen met de Partito Socialista van Bettino Craxi aan corruptieschandalen ten onder gegaan. Dat had de weg vrijgemaakt voor Silvio Berlusconi, de megalomane mediamagnaat die ervan overtuigd was dat hij met Forza Italia, de beweging die hij zelf had opgericht, in de politiek dezelfde successen kon behalen als hij als zakenman gewend was. Berlusconi werd in 1994 premier. Maar hij werd in 1996 bij verkiezingen verslagen door Prodi, die sinds 1995 leider was van een nogal heterogene coalitie van centrum-linkse partijen, L'Ulivo (de olijfboom). Tot Prodi's achterban behoorden zowel een oud-minister van Berlusconi, Lamberto Dini, als de grote Democratische Partij van Links (de voormalige communistische partij) en ex-leden van de vroegere linkervleugel van de Democrazia Cristiana. Prodi vormde een regering, maar die kwam na zeventien maanden alweer ten val toen Fausto Bertinotti, de leider van de orthodox communistische splinter Rifondazione Comunista, in het parlement zijn onmisbare steun introk. Dat opende voor D'Alema de mogelijkheid Prodi als premier op te volgen. D'Alema had een lange carrière achter de rug binnen de kaders de Partito Comunista Italiano en stond sinds 1989 aan de top van de Democratische Partij van Links. Om werkelijk de onbetwiste leider van centrum-links te kunnen worden, wilde D'Alema Prodi zo ver mogelijk van de Romeinse politiek weg krijgen. Zijn belang sloot uitstekend aan bij dat van Schröder, die in Berlijn voor het eerst een top van Europese regeringsleiders moest leiden. Schröder wilde er een succes van maken, maar de omstandig- | |
[pagina 10]
| |
heden zaten hem niet mee. Vlak voor het begin van de bijeenkomst gaf Javier Solana, toen nog secretaris-generaal van de navo, opdracht tot luchtaanvallen op militaire doelen in Joegoslavië (het huidige Servië en Montenegro) wegens de crisis in Kosovo. Dat maakte het onvermijdelijk dat de regeringsleiders hun overleg begonnen met een zorgelijk gesprek over de Balkan. Maar die plotselinge crisis was nog niets vergeleken met het probleem dat Schröders belangrijkste agendapunt van de top vormde: de Europese regeringsleiders moesten het eens worden over de begroting van de eu voor de komende zeven jaar. Daarbij leek Schröder weinig keus te hebben: of de onderhandelingen zouden onder zijn leiding mislukken, of ze zouden mede dankzij een belangrijke Duitse financiële toegeving slagen. Zowel het eerste als het tweede geval zou hem in Duitsland op forse kritiek van de christen-democratische oppositie in de Bondsdag komen te staan. Schröder bedacht een list. Hij zou de top met een succes beginnen. Hij zou internationaal met goed nieuws in alle televisiejournaals verschijnen. Dat zou het resultaat van de financiële onderhandelingen, die later op de agenda stonden, in ieder geval voor een deel overschaduwen. Schröder zou zorgen dat de Europese regeringsleiders met ongekende snelheid een opvolger benoemden voor Commissievoorzitter Santer, die acht dagen eerder zijn ontslag aangeboden had. De bondskanselier bracht zo min mogelijk mensen van zijn plan op de hoogte. ‘Schröder was bang voor een mislukking van de top van Berlijn. Hij wilde daarom dat de Europese regeringsleiders over de opvolger van Santer zouden besluiten, wie dat ook mocht zijn. Toen Prodi was gekozen zei Schröder: “Ik heb mijn top gered,”’ zo vertelde een nauw bij de kwestie betrokken diplomaat achteraf. Met zijn gebruikelijke zelfverzekerdheid zei Jean-Luc Dehaene, de Belgische premier, vlak voor het begin van de top nog dat het onzin was te denken dat hier een nieuwe Commissievoorzitter benoemd kon worden. Volgens hem zou Schröder voor die belangrijke kwestie op een later tijdstip een aparte top organiseren. In het Europese gezelschap viel Dehaene op om zijn weinig geraffineerde, soms zelfs plompe manieren. Hij is iemand die niet eet, maar in hoog tempo voedsel naar binnen werkt. Hij spreekt niet, maar produceert een woordenstroom. Toch is hij wel altijd bijzonder goed geïnformeerd. Hij is bovendien befaamd om zijn vermogen oplossingen te bedenken voor de ingewikkeldste problemen. In België wordt hij daarom ‘de loodgieter’ genoemd. Omdat hij die kwaliteiten heeft, nemen zijn gesprekspartners veel op de koop toe. Maar bij | |
[pagina 11]
| |
zijn voorspelling over de Berlijnse top had Dehaene het bij het verkeerde eind. En hij was de enige niet. De Nederlandse staatssecretaris voor Europese Zaken, Dick Benschop, zei bij zijn aankomst in Berlijn dat er eerst een akkoord over de Europese geldzaken moest komen. ‘Tot die tijd wordt er geen voorzitter van de Europese Commissie benoemd,’ beweerde hij stellig. Ook de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Jozias van Aartsen, had drie dagen eerder gezegd dat dit een zaak was voor een speciale top na Berlijn. En de Nederlanders dachten dat niet alleen, ze wensten het ook, zeiden diplomaten later. De top van Berlijn was nog maar net begonnen, of Schröder verliet de vergaderzaal. Hij wachtte niet, zoals gebruikelijk voor een voorzitter, met zijn persconferentie tot het einde van de tweedaagse top. Hij had de wereld al direct na de start iets te vertellen. ‘Ik wil u een verrassing presenteren,’ zei hij glunderend. ‘Ik ben zo gelukkig u te kunnen vertellen dat wij besloten hebben Romano Prodi tot voorzitter van de Europese Commissie te benoemen.’ Hij vertelde niet hoe dat in zijn werk was gegaan. Dat deed de Italiaanse premier D'Alema wel in zijn enthousiasme over het vertrek uit Rome van zijn politieke concurrent. Zonder zich af te vragen of Schröder dat wel op prijs stelde, onthulde hij dat de bondskanselier in het geheim ‘een knaleffect’ had voorbereid. Voor het begin van de top had de Duitse voorzitter D'Alema, de Franse president Jacques Chirac, de Franse premier Lionel Jospin en de Britse premier Tony Blair gevraagd of zij ermee instemden dat hij Prodi als Commissievoorzitter zou voorstellen. Niemand had bezwaar gemaakt. Toen de top begonnen was met een korte discussie over de luchtaanvallen op Joegoslavië, had Schröder tot verbazing van de leiders van de elf overige landen voorgesteld vóór het begin van de gecompliceerde besprekingen over geld, eerst even de benoeming van een nieuwe Commissievoorzitter te regelen. Hij had er meteen aan toegevoegd dat hij voorstelde Prodi te benoemen. Het leverde dadelijk bijval op van degenen die in Schröders complotje zaten. Een uitstekend idee, had Chirac gezegd. Jospin had instemmend geknikt. Daar ben ik het helemaal mee eens, had Blair gereageerd. ‘Ik beschouw het als een erkenning van Prodi's grote persoonlijke kwaliteiten,’ had D'Alema gezegd. De Spaanse premier José Maria Aznar en zijn Zweedse collega Göran Persson hadden nog een poging gedaan de kwestie naar een later tijdstip te verschuiven, maar geen respons gekregen. De steun van Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en - niet | |
[pagina 12]
| |
verrassend - Italië voor Prodi had de andere regeringsleiders volkomen overbluft. Niemand waagde het nog zich tegen diens benoeming te verzetten.Ga naar eind15. | |
Koks humeurDie avond laat, na het diner van de regeringsleiders, dronk Wim Kok nog een glas wijn in een Berlijnse hotelbar. Hij leek chagrijnig, maar dat was Kok wel vaker, zeker bij zijn laatste glas. ‘Wat weet u eigenlijk van Prodi?’ vroeg ik hem. Kok keek mij aan alsof hij mijn aanwezigheid hartstochtelijk verwenste. ‘Ik ken Prodi als een van mijn collega's,’ antwoordde hij. ‘Hij is zeventien maanden premier van Italië geweest. U heeft hem enkele keren ontmoet. Over iemand die journalist bij een krant wil worden moet meer bekend zijn,’ reageerde ik. Kok wierp mij een vernietigende blik toe en wendde zich tot andere aanwezigen. De Nederlandse premier had voor een keer alle reden om in een slecht humeur te zijn. Hijzelf had nog kort daarvoor gedacht dat hij benoemd zou worden, maar hij had een merkwaardige strategie gevolgd om steun voor zijn kandidatuur te verwerven. Hij had gezegd dat hij géén voorzitter van de Europese Commissie wilde worden - niet één keer, maar tientallen keren. Tot zijn verbazing geloofde Schröder hem ten slotte. Daarom was de bondskanselier haastig naar een andere kandidaat op zoek gegaan. Voor Kok speelde de kwestie al in december 1998, toen hij met zijn Europese collega's vergaderde in de Hofburg in Wenen, de oude residentie van de Habsburgse heersers. Nederlandse diplomaten probeerden daar te peilen wat Kok van het voorzitterschap van de Europese Commissie dacht. Ze vroegen het hem niet gewoon, ze informeerden niet of ze voorzichtig een campagne voor zijn kandidatuur zouden beginnen, maar ze stelden de Nederlandse premier op de proef. Ze hadden daar een aanleiding voor. Ben Bot, destijds de Nederlandse ambassadeur bij de eu, was in Brussel al enige tijd geconfronteerd met de vraag of Kok belangstelling had voor de post. De vragenstellers waren diplomaten die in opdracht van hun regeringen het terrein verkenden. Bot kon geen antwoord geven. Hij meldde aan Den Haag dat Dietrich von Kyaw, de Duitse ambassadeur, had laten blijken dat Schröder heel geïnteresseerd was in Koks kandidatuur. Hij meldde ook dat Pierre de Boissieu, de eigenzinnige Franse ambassadeur die | |
[pagina 13]
| |
even vaak de vloer aanveegde met de Europese Commissie als met de regering in Parijs, gewag had gemaakt van de belangstelling van Chirac voor Koks kandidatuur. Maar Bot kon zijn diplomatieke collega's niet vertellen wat Kok er zelf van vond: de Nederlandse premier bleef maar zwijgen. Als Kok naar Brussel wilde, moest hij het zo snel mogelijk zeggen, vond Bot. Hij wilde als diplomaat graag zijn bijdrage leveren aan Koks benoeming, maar dan moest hij geen onnodige tijd verliezen. Hij besloot in Wenen een journalist van De Telegraaf te vertellen dat Kok volgens diplomaten een serieuze kans maakte om in 1999 Santer op te volgen. Dat bericht verscheen de volgende morgen prominent op de voorpagina van De Telegraaf.Ga naar eind16. Een kopie van dit krantenbericht, dat per fax uit Den Haag naar Wenen was gestuurd, lag boven op het stapeltje papieren dat Kok 's morgens voor het begin van de tweede dag van de Europese top in de kamer van de Nederlandse delegatie doornam. Nederlandse diplomaten keken gespannen toe: zou Kok kwaad of enthousiast worden? ‘Het is toch leuk als ze zo over je praten,’ was Koks reactie.Ga naar eind17. Maar bij een gesprek met Nederlandse journalisten in Wenen die dag zei Kok dat hij geen belangstelling had voor de functie. Hij wilde zijn werk in Nederland afmaken. Hij was pas in augustus van dat jaar aan een tweede termijn als premier begonnen. Diplomaten betwijfelden of Kok dit meende. Dat gold ook voor de regeringsleiders die Kok persoonlijk benaderden. De Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker vertelde twee dagen voor de Berlijnse top waar Prodi werd benoemd, dat hij Kok tot drie keer toe gevraagd had zich kandidaat te stellen. Maar Kok zei alle drie de keren ‘nee’. Juncker vond dat Kok ‘een excellente Commissievoorzitter’ zou zijn.Ga naar eind18. Tony Blair vroeg de Nederlandse premier ook persoonlijk naar Brussel te gaan. Hij wilde Kok liever dan Prodi. Maar ook hij kreeg ‘nee’ te horen. Bondskanselier Schröder deed, voordat hij zich voor Prodi ging inspannen, ook nog een laatste persoonlijke poging. Maar ook hij ving bot. Wilde Kok werkelijk niet? Hij wilde wel, zeiden Nederlandse diplomaten achteraf. Maar hij vond dat hij het tegenover de kiezers niet kon maken om zo kort na de vorming van zijn regering alweer op te stappen. Dat klonk heel integer. Maar de werkelijkheid was iets ingewikkelder. Kok hoopte dat de regeringsleiders het niet eens zouden worden over een nieuwe Commissievoorzitter, en dat ze dan een dringend verzoek aan hém zouden doen om Europa uit de crisis te redden en naar Brussel te gaan. Bij zo'n dramatisch Europees beroep op hem zouden de Nederlandse kiezers hem niets kwa- | |
[pagina 14]
| |
lijk nemen. Integendeel, ze zouden hem met trots laten vertrekken. Koks strategie werkte niet. Schröder doorkruiste zijn plannen door in maart 1999 de benoeming van Prodi door te drukken. Kok had er, net als andere regeringsleiders die niet door Schröder in vertrouwen waren genomen, op gerekend dat voor de benoeming van de Commissievoorzitter op een later tijdstip een aparte top georganiseerd zou worden. Gerard van der Wulp, Koks woordvoerder, belde mij overigens op met de mededeling dat deze beschrijving van de gang van zaken niet klopte.Ga naar eind19. Hoezo? Hadden de diplomaten de Nederlandse premier verkeerd begrepen en had hij echt nooit naar Brussel gewild? Nee, zei Van der Wulp, maar Kok had enkele dagen voor de top in Berlijn besloten toch geen kandidaat te willen zijn. In december 2001 bracht dezelfde premier Kok de Nederlandse diplomatie nog eens tot wanhoop door bij hoog en bij laag vol te houden dat hij ‘het liefst’ geen voorzitter wilde worden van de Conventie over de toekomst van Europa. Regeringsleiders hadden toen geen zin meer bij hem te blijven aandringen. Ze besloten de Frans-Duitse kandidaat, de vijfenzeventigjarige Franse ex-president Valéry Giscard d'Estaing, te steunen. Diplomaten uit veel Europese landen waren in verwarring. Wat was er met Kok aan de hand? Hij had de functie bijna voor het oprapen gehad. Nederlandse diplomaten zeiden dat Kok had gehoopt dat er een patstelling over Giscards kandidatuur zou zijn ontstaan. Daarop zou de Belgische premier Guy Verhofstadt, de voorzitter van de Europese top in de Brusselse gemeente Laken, Kok als oplossing hebben kunnen presenteren. Maar weer werd Kok niet de redder van Europa. ‘Ik ben blij dat ik het niet geworden ben,’ zei Kok na afloop. Hij voegde eraan toe dat hij zich ‘in het belang van Europa’ niet aan ‘de verantwoordelijkheid’ had onttrokken om voorzitter te worden, als er geen overeenstemming was gekomen over een andere kandidaat. Kok had met zijn verlangen om tot verlosser van Europa te worden uitgeroepen, belangrijk bijgedragen tot de benoeming van Prodi. Over deze Italiaan wisten de meeste Europese regeringsleiders weinig meer dan dat hij als premier in razend tempo een programma voor sanering van de Italiaanse overheidsfinanciën in elkaar had getimmerd om zijn land in aanmerking te laten komen voor deelname aan de euro. Dat hij eerst vergeefs precies het tegendeel had geprobeerd door voor de Italiaanse deelname aan de euro uitzonderlijk soepele voorwaarden te vragen, leken zij te zijn vergeten. Prodi zelf liet intussen geen ogenblik verloren gaan om heel Europa te vertellen dat hij de leider van een Europees ‘top class team’ | |
[pagina 15]
| |
zou worden.Ga naar eind20. In juli 1999 presenteerde hij op een zonovergoten gazon in het Vlaamse Aartselaar de veertien mannen en vijf vrouwen van zijn Commissie voor de internationale pers. ‘Een ster, een grote ster,’ was de kwalificatie die Prodi iedere eurocommissaris gaf. Niemand sprak hem toen nog tegen.Ga naar eind21. |
|