De Gids. Jaargang 167
(2004)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 953]
| |||||||||||||||||||||||||
Bert J.M. de Vries
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 954]
| |||||||||||||||||||||||||
komstige generaties in hún behoeften kunnen voorzien. Het gebruik van hulpbronnen en investeringen en de technologische en institutionele ontwikkelingen moeten daarop gericht zijn. Zowel rijkdom als armoede kan de duurzaamheid van ontwikkelingen bedreigen. Twee wereldconferenties en tientallen definities verder is duurzame ontwikkeling een gidsprincipe geworden, zoiets als de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het begrip is inmiddels in de wetenschap op allerlei manieren opgepakt en uitgewerkt, en er zijn diverse initiatieven genomen tot een ‘duurzaamheidswetenschap’Ga naar eind1..
Het gebruikelijke Engelse woord voor duurzaam, sustainable, komt van het Latijnse werkwoord sus-tenere. Dat betekent iets op-houden, overeind houden maar ook iets vol-houden, overeind blijven onder interne en externe druk. Het heeft te maken met een capaciteit, met iets kunnen of zijn - meer dan met iets hebben. Het woord duurzaamheid bevat de stam ‘duren’: iets dat voortduurt, blijft bestaan - het Franse durable en het Duitse dauerhaft. Mensen willen blijkbaar iets laten voortduren - maar wat? - en zij moeten daarvoor iets volhouden - maar wat? In dit essay wil ik proberen de contouren van een ‘duurzaamheidstheorie’ te schetsen, die het mogelijk maakt deze vragen op een systematische en wetenschappelijke wijze te benaderen.Ga naar eind2. Mijn eerste uitgangspunt is: het streven naar duurzaamheid kan niet zonder een interpretatie van de wereld waarin wij leven. Zo'n interpretatie zal, aan een Europese universiteit, primair gestoeld zijn op het wetenschappelijk wereldbeeld. Daarom begin ik met een schets hiervan waarin ik de begrippen ‘energie’ en ‘complexiteit’ centraal zal stellen. Mijn tweede uitgangspunt is dat het streven naar duurzaamheid een normatief - of waardegebonden - karakter heeft. Immers, het verwijst naar een ervaren of gewenste kwaliteit van leven van mensen, hier en nu, elders en later. Dit aspect werk ik uit aan de hand van enkele toekomstbeelden. | |||||||||||||||||||||||||
Een aarde in duurzame veranderingDe pogingen om wetenschappelijke kennis te verwerven en te legitimeren tegenover de aanspraken vanuit vooral religieuze overlevering is een van de boeiende episoden uit de Europese geschiedenis. In het jaar 1654 verklaarde de Ierse prelaat Ussher op basis van uitgebreid onderzoek van documenten dat de schepping van de aarde had plaatsgevonden op 26 oktober van het jaar 4004 voor Christus | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 955]
| |||||||||||||||||||||||||
om negen uur 's ochtends. Newtons ‘eeuwige wetmatigheden’ van de mechanica en Linnaeus' omvangrijke classificatie van planten- en diersoorten waren hiermee nog wel in overeenstemming te brengen, maar onderzoekende geesten vonden geleidelijk zoveel sporen van verandering dat zesduizend jaar geschiedenis te kort werd. Eind achttiende eeuw rekte de Fransman Buffon dan ook de zeven scheppingsdagen op tot zeven tijdperken die een periode van 74.832 jaar besloegen - hetgeen hij afleidde uit experimenten met verwarmde metalen bollen. De evolutietheorie van Darwin luidde in de tweede helft van de negentiende eeuw het definitieve einde in van het verhoudingsgewijs statische wereldbeeld uit voorgaande eeuwen, althans in de wetenschap. De geschiedenis van de aarde is het verhaal van nooit eindigende en overal plaatsvindende verandering. We zullen moeten zoeken naar duurzaamheid in een veranderende wereld.
Elk jaar komen nieuwe en betere observaties en reconstructies beschikbaar van allerlei ‘fysiologische variabelen’ van het systeem aarde, zoals de atmosferische concentratie van koolstofdioxide, de oppervlaktetemperatuur en het niveau van de zeespiegel. Aan de hand hiervan en in wisselwerking ermee kan een steeds beter ‘wetenschappelijk verhaal’ worden verteld over de geschiedenis van de aarde en van het leven erop. Zo weten we inmiddels dankzij de als ‘plate tectonics’ bekendstaande theorie van de geoloog Wegener dat wat nu Europa heet in de afgelopen driehonderd miljoen jaar niet alleen forse schommelingen in temperatuur en zeespiegelniveau heeft meegemaakt, maar ook duizenden kilometers over de aardkorst heeft rondgezworven. De temperatuur op aarde heeft in de laatste twee à drie miljoen jaar voortdurend gefluctueerd, met uitslagen tot 10° Celsius. De daarbij optredende verandering in ijsbedekking bleek voornamelijk veroorzaakt te worden door de verandering in de hoek tussen aardas en aardbaan en in de vorm van de aardbaan om de zon - zoals in 1941 werd geopperd door de meteoroloog Milankovitch. Deze reconstructies van de ontstaansgeschiedenis van de aarde zijn gebaseerd op waarnemingen en op toepassing van een beperkt aantal fysisch-chemische wetmatigheden. Op een abstracter niveau geldt dat verandering kan worden opgevat als het resultaat van twee tegengestelde tendensen: enerzijds het streven naar maximale wanorde volgens de tweede hoofdwet van de thermodynamica, en anderzijds de zwaartekracht. Elke optredende oneffenheid (of ‘gradiënt’) wordt tegengewerkt door natuurkrachten. Het instandhouden ervan vereist een voortdurende stroom van energie die hoog- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 956]
| |||||||||||||||||||||||||
waardig is ten opzichte van de omgeving - en dan ‘vrije energie’ of ‘exergie’ genoemd wordt.Ga naar eind3. Zulke oneffenheden (of gradiënten) kunnen worden begrepen als orde, informatie, organisatie, complexiteit. In de theorie van niet-evenwichtsprocessen wordt in dit verband gesproken over ‘dissipatieve structuren’. Dit zijn structuren met een ordening in ruimte en tijd die kan voortduren dankzij de instroom van energie. Sommige autokatalytische (zichzelf versnellende) chemische reacties vormen een dergelijke structuur. Een eenvoudig voorbeeld dichter bij huis is een temperatuurverschil tussen buiten en binnen dat in stand wordt gehouden door het verbranden van aardgas. Maar ook een hogedrukgebied, een bos of een stad kunnen worden bezien als dissipatieve structuren. Een maat voor de complexiteit van zo'n niet-evenwichtssysteem is de ‘energiestroomdichtheid’, die aangeeft hoeveel energie per tijdseenheid en per massa-eenheid wordt gebruikt om de ordening te laten voortduren.Ga naar eind4. Vanaf de Big Bang, waarmee in dit verhaal alles begon, blijkt deze energiestroomdichtheid en daarmee de complexiteit voortdurend te zijn toegenomen (figuur 1).Ga naar eind5. De gemiddelde waarde ervan voor de aarde is momenteel zeer gering, maar nabij de warmtebronnen op de oceaanbodem kan ze dermate groot worden dat orde kan worden gehandhaafd - zodat het leven op aarde misschien hier is ontstaan. Dit brengt ons op het volgende punt: leven.
figuur 1. Energiestroomdichtheden (in erg/s/g) als maat voor de complexiteit van dissipatieve geofysische en biologische systemen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 957]
| |||||||||||||||||||||||||
Complexiteit en levenLeven begon met bacteriën, die geordende structuren leerden bouwen uit de beschikbare energiestromen en waterstof en koolstof - en al doende de atmosfeer oplaadden met zuurstof, hetgeen wel de eerste wereldmilieuramp is genoemd omdat het ze uit de atmosfeer verbande. Deze eerste vormen van leven zijn mogelijk ontstaan in een fascinerend samenspel van zelforganisatie en natuurlijke selectie. De bioloog Kauffman en collega's hebben laten zien dat autokatalytische netwerken van moleculen en reacties ertussen bij bepaalde dichtheden en schakelingen een beperkt aantal ‘attractoren’ hebben die de basis vormen voor zelforganisatie. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of deze aanzetten tot ‘wetten van het complexe’ standhouden. In een latere fase deden de eukaryoten, bacteriën met celkernen, hun intrede, en daarmee individualiteit, celorganisatie, seks en dood. Sommige soorten betrokken niet alleen levenloze stof uit hun omgeving, maar begonnen ook andere organismen op te nemen in hun metabolisme. Deze en latere levende organismen zijn óók op te vatten als dissipatieve structuren, die zichzelf in stand houden door een permanente aanvoer van hoogwaardige en afvoer van laagwaardige energie. Tijdens dit proces worden onderdelen van organismen voortdurend gebouwd, uitgewisseld, afgebroken. Dit innerlijk niet-evenwicht kan slechts in stand worden gehouden door een permanente aanvoer van hoogwaardige en afvoer van laagwaardige energie. Het is als iemand die voorover dreigt te vallen en dit enkel kan voorkomen door vooruit te lopen. Dergelijke dissipatieve structuren zijn zo bezien enkel geïnteresseerd in hun eigen integriteit en hernieuwing. We vinden deze biologische complexiteit terug in de energiestroomdichtheden (figuur 1). Het fotosyntheseproces wordt in groene planten door de zon in stand gehouden op een niveau van ongeveer een tiende watt per kilogram. U en ik komen met ons metabolisme zelfs slapend al boven de één Watt per kilogram. Om moderne landbouw te bedrijven moet een tienmaal hogere energiestroomdichtheid van tien Watt per kilogram in stand gehouden worden.
Dit brengt ons bij de ecologie, door velen en niet alleen ecologen opgevat als hoeksteen van het duurzaamheidsdenken. Planten en dieren zijn via trofische relaties - eten en gegeten worden - met elkaar verbonden. Zij vormen voedselwebben. Eén versimpelde weergave is in de vorm van energiestroomdichtheden door de trofische | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 958]
| |||||||||||||||||||||||||
niveaus heen.Ga naar eind6. Deze dichtheden zijn het hoogst aan de basis, waar biomassa wordt gevormd uit zonlicht via fotosynthese. In elk volgend trofisch niveau zijn de dichtheden lager, voor toppredatoren meestal orden lager, dan aan de basis. Elk onderdeel van het web benut een deel van de energiestroom om zichzelf in stand te houden. Voedselwebben vormen complexe structuren. Deze ecologische complexiteit is een gevolg van de grote verscheidenheid aan onderdelen van het ecosysteem wat betreft functies en gedrag en aan wisselwerkingen tussen de onderdelen. Om dergelijke systemen te begrijpen en om er duurzaam mee om te gaan, moeten we leren denken in termen van terugkoppelingen en vertragingen, van netwerken en drempelwaarden, kortom in de methoden en technieken voor onderzoek van complexe systemen. Zijn er wetmatigheden, of iets losser gezegd, regels te vinden die het ontstaan en de ontwikkeling van dergelijke geordende structuren bepalen, zoals de ideeën over zelforganisatie van onderzoekers als Eigen en Kauffman suggereren? Onder welke omstandigheden zijn zij stabiel en in welke mate kunnen zij zich aanpassen? De toenemende mogelijkheden tot observeren en met modellen simuleren leveren nieuwe en spannende inzichten op over mogelijke antwoorden op dergelijke vragen.Ga naar eind7. Interessant is in dit kader de door de chemicus Lovelock in 1972 geopperde Gaia-hypothese, volgens welke de geschiedenis van de aarde niet kan worden begrepen zonder de rol van levende organismen erin te betrekken. In deze vorm wordt de theorie inmiddels breed onderschreven. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat bacteriën, planten en dieren een wezenlijke rol hebben gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van de ‘levenloze’ natuur. Strikte scheiding tussen de wetenschappelijke disciplines van geologie en biologie blijkt onhoudbaar. Op eenzelfde wijze blijkt ook de mens een, soms buitensporig grote, rol te hebben gespeeld in hetgeen als de ‘natuur’ wordt gezien, zoals zo indrukwekkend weergegeven door de bioloog Westbroek voor het Hollandse landschap. Ook de scheiding tussen biologie en ecologie enerzijds en archeologie en sociale wetenschappen anderzijds is daarmee onder druk komen te staan. Er is ook een vergaander formulering van de Gaia-hypothese in omloop: Gaia als een zichzelf regulerend superorganisme. Hoewel de hypothese in deze vorm wetenschappelijk veel controversiëler is, speelt zij als metafoor toch een belangrijke rol. Zij drukt immers de ‘biologisering’ van het wereldbeeld uit na de mechanisering ervan in voorgaande eeuwen.Ga naar eind8. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 959]
| |||||||||||||||||||||||||
Complexiteit en mensenWe zijn nu beland bij het meest spannende en complexe studieobject: de mens. Dankzij de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en het rivm ben ik in de gelegenheid geweest, samen met J. Goudsblom en andere collega's, om de mens-omgevinginteracties in het Holoceen - de afgelopen tienduizend jaar - te bestuderen. Dit heeft in 2002 geresulteerd in het boek Mappae Mundi.Ga naar eind9. Ik beperk mij hier tot enkele lijnen. Zo'n tien- tot vijftienduizend jaar geleden zijn groepen jagersverzamelaars begonnen de omgang met de lokale omgeving te intensiveren, vanuit de bedreigingen maar ook de kansen van het veranderend klimaat. Landbouw en veeteelt verspreidden zich vanuit meerdere gebieden. Tot enkele honderden jaren geleden was zonlicht voor vrijwel allen de basis. Waar boeren meer produceerden dan nodig voor de eigen gemeenschap ontstonden handel en markten en werd geïnvesteerd in irrigatie en terrasbouw. Binnen de door de biogeografie gegeven mogelijkheden werden sociale en economische interacties steeds belangrijker. Anders gezegd: de sociale complexiteit nam toe.Ga naar eind10. In deze vroege samenlevingen zijn al de voor duurzaamheid zo belangrijke ingrediënten van menselijke organisatie zichtbaar: individueel belang tegenover groepsbelang, wedijver tegenover samenwerking, korte tegenover lange termijn. Ook is duidelijk dat dergelijke organisatievormen in nauwe wisselwerking (ont)stonden met opvattingen over en gedrag inzake de natuurlijke omgeving.Ga naar eind11. Op lokale en regionale schaal werden mensen geconfronteerd met zowel overvloed als schaarste in het gebruiken van bodems, waterbronnen, bos, ertslagen. Lokaal traden onvermijdelijke en ten dele onomkeerbare veranderingen op in het mens-natuursysteem en daarmee in de kansen op en bedreigingen van duurzaam (over)leven. De gevolgen van deze veranderingen waren ook op regionale en continentale schaal en vermoedelijk ook op wereldschaal manifest. Zo kan bijvoorbeeld uit bodems in Zuid-Zweden het verloop van de productie en het gebruik van lood ten tijde van het Romeinse Rijk worden afgelezen. Dergelijke gevolgen werden echter door de veroorzaker niet of pas later en indirect gevoeld - ‘wel afwenteling maar nog geen terugwenteling’ - als een volk al niet voordien verder trok of door oorlogen ten onder ging.
Menselijke samenlevingen kunnen óók beschouwd worden als dissipatieve structuren. De vergaande exploitatie van boeren en hun dieren en het gebruik van slaven leverden de energiestromen om | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 960]
| |||||||||||||||||||||||||
een op voedselwebben gelijkende, hiërarchische structuur te handhaven. Nog maar tien generaties geleden was het grootste deel van de bevolking in Europa aangewezen op hooguit 50 Gigajoule (gj) per jaar per hoofd - een gemiddeld vermogen van twee paardenkrachten ofwel deux cheveaux. Dit kwam hoofdzakelijk uit biomassa en werd benut als voedsel en voor verwarming, koken en transport. Om het hiërarchisch web van deze vroegere samenlevingen te laten voortduren waren er ook verschillen in macht, organisatie, geld, kennis en informatie - de al eerder genoemde oneffenheden of gradiënten. Was het bestaan hiervan een noodzakelijke voorwaarde of een toevallig gevolg? We moeten hiervoor naar andere aspecten van ontwikkeling kijken dan alleen de energiestromen. Talloze hypothesen zijn opgesteld over de opkomst en ondergang van menselijke samenlevingen. Ecologen hebben geopperd dat samenlevingen net als ecosystemen van een eenvoudige toestand met snelgroeiende opportunisten, zeg pioniers of kolonisten, overgaan in een meer volgroeide toestand met een hiërarchische structuur, zeg staten of imperia. Dit streven om de problemen van zelfhandhaving op te lossen verloopt volgens de ecoloog Holling in een cyclus. Eerst wordt de structuur van het (eco)systeem geleidelijk hiërarchischer en complexer en daardoor ook kwetsbaarder, bijvoorbeeld voor invasie van nieuwe soorten. Op een gegeven moment, meestal door een verstoring van buitenaf, ondergaat het systeem een transformatie naar een nieuwe toestand, op een lager niveau van organisatie. Uit deze overblijfselen kan opnieuw een pionierbevolking opbloeien. Ook menselijke samenlevingen worden bij toenemende sociale complexiteit kwetsbaarder voor gevaren van buiten - zoals aardbevingen, wilde dieren en mensen - en van binnen - zoals interne conflicten en verlies van samenhang. Door archeologen, economen, sociologen en historici zijn uiteenlopende verklaringen gegeven voor de opkomst en ondergang van menselijke organisaties zoals stammen, staten en bedrijven. Zo is de archeoloog Tainter van mening dat toenemende complexiteit een oplossingsstrategie is met afnemende meeropbrengst, dat wil zeggen, de effectiviteit van additionele complexiteit neemt almaar af. Eén onderliggende oorzaak is dat de vereiste informatiestromen steeds moeilijker te beheersen zijn, zowel qua omvang als kwaliteit. Het Romeinse Rijk is zijns inziens het voorbeeld par excellence. Op een gegeven moment kan alleen bewuste versimpeling van organisatie verder verval en ineenstorting verhinderen. Van een dergelijke bewuste versimpeling lijken maar weinig historische voorbeelden te zijn. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 961]
| |||||||||||||||||||||||||
De historicus Turchin kiest een meer sociaal-culturele invalshoek. Hij verklaart de ‘rise and fall of states’ aan de hand van het door de veertiende-eeuwse Arabische geleerde Ibn Khaldun ingevoerde begrip ‘asabiya’. Dit woord staat voor groepsverband, solidariteit. In het centrum van staten zou de asabiya afnemen als gevolg van minder extern gevaar, meer interne machtsstrijd en meer luxe. Aan de grenzen van machtige staten is zij juist groot en vaak etnisch van aard. In combinatie met factoren als transport, communicatie en technologie biedt een dergelijke rol van etnische solidariteit een verklaring voor de historisch opgetreden politiek-militaire cycli, ook al is de afstand tussen Turchins wiskundige model en de historische - en complexe, multi-interpretabele - werkelijkheid nog groot. Ook economische systemen zijn onderhevig aan periodieke schommelingen, die vermoedelijk samenhangen met fluctuaties in omvang en macht van staten. De econoom Kondratiev postuleerde in 1922 het bestaan van lange golven in de wereldeconomie, die wellicht verklaard kunnen worden vanuit de interactie tussen investeringen in kapitaalgoederen en technisch-wetenschappelijke ontdekkingen. Twintig jaar later sprak de econoom Schumpeter van ‘creatieve destructie’ als essentieel onderdeel van kapitalistische economieën en wees de technologische dynamiek aan als de belangrijkste oorzaak van transformatie - niet zelden naar een hoger niveau van complexiteit.Ga naar eind12. Uit deze korte schets zal duidelijk zijn dat een verzameling van menselijke samenlevingen een buitengewoon complex systeem is, waarvan de ontwikkeling meer of minder duurzaam kan zijn al naar gelang het samenspel van organisatorische, culturele, economische en ecologische factoren. Deze verhalen en analyses van het verleden verschaffen een veelzijdig en leerzaam interpretatiekader voor ons huidige streven naar duurzame ontwikkeling. Alvorens hier verder op in te gaan maak ik eerst een kleine zijstap. | |||||||||||||||||||||||||
Duurzaam in verscheidenheidComplexiteit kan, zoals uit het voorgaande duidelijk moge zijn, worden opgevat als diversiteit in de eigenschappen van en de relaties tussen de elementen van een systeem. Bij sociaal-ecologische systemen - waar de vraag naar duurzaamheid primair betrekking op heeft - komt het in beschouwing nemen van complexiteit neer op de erkenning van de verschillen (heterogeniteit) in ruimtelijke en sociale kenmerken van de systeemelementen. Vanuit de weten- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 962]
| |||||||||||||||||||||||||
schap gezien komt dit neer op het verlaten van een mechanistischreductionistisch wereldbeeld dat zo lang het ideaal vormde. Maar waarom werd dit het ideaal? In zijn boek Cosmopolis geeft de filosoof Toulmin de uitdagende analyse dat het zestiende-eeuwse humanisme met zijn tolerantie en openheid door de gruwelen van de Dertigjarige Oorlog overging in het zeventiende-eeuwse rationalisme. Legitieme kennis was niet langer mondeling, bijzonder en plaats- en tijdgebonden - maar schriftelijk, universeel, algemeen en tijdloos. Deze stap naar abstractie, waarin de wiskunde zo'n grote rol speelde, is volgens hem hét kenmerk van de ideologie van de moderniteit en berustte op het verlangen naar zekerheid. In de loop van de twintigste eeuw kwamen er steeds meer barsten in de pretentie van universaliteit waarmee de Europese wereld zichzelf had opgevoed. Dit viel samen met andere bewegingen zoals een groeiende rol van vrouwen, indringende contacten met andere beschavingen en het ontstaan van een wereldwijde beeldcultuur - én de toenemende complexiteit van het wetenschapsobject. Net zoals het statisch wereldbeeld van de middeleeuwse mens niet houdbaar bleek, is nu in een tijd van nieuwe en grote onzekerheden de dominantie van het geschrevene, het abstracte en het universele, het overal-en-altijd geldige op de terugweg. Naar mijn mening bevatten postmoderne duidingen zoals van Toulmin dezelfde boodschap als de wetenschap van het complexe, namelijk: er is een enorme diversiteit aan ontwikkelingen geweest en mogelijk, die niet tot enkele ‘superwetten’ kunnen worden teruggebracht - althans nog niet. In ons streven naar duurzaamheid zullen we rekening moeten houden met de complexiteit van sociaal-ecologische systemen. In concreto betekent dit de erkenning van verscheidenheid in de middelen (de eerder genoemde hulpbronnen) van mensen enerzijds en hun vaardigheden, gewoonten, waarden en denkbeelden anderzijds. Dit is een grote uitdaging voor naar abstracte eenheid zoekende wetenschappers. | |||||||||||||||||||||||||
De stroomversnelling sinds 1700Laat ik terugkeren naar de analyse van veranderingen. De veranderingen sinds het jaar 1700 maken duidelijk waarom we over duurzaamheid zijn gaan praten: dit is de ware ‘Global Change’. Sinds 1820 is de wereldbevolking verzesvoudigd, de veestapel verdrievoudigd en het gemiddeld inkomen verdertienvoudigd (figuur 2). In West-Europa steeg de gemiddelde levensverwachting in deze perio- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 963]
| |||||||||||||||||||||||||
de van zesendertig naar achtenzeventig jaar. Een inwoner van Frankrijk legde in 1840 gemiddeld vier kilometer per dag af, nu veertig. De dagelijks verwerkte informatiestroom ligt thans orden hoger dan in 1700. Voor de kleine groep deelnemers aan dit proces is de kwaliteit van het bestaan ingrijpend veranderd - en in veel opzichten ten goede. Deze groei was zeker ook ontwikkeling - maar is niet vol te houden. Vanaf enige afstand bezien is er namelijk sprake van geleidelijke maar onomkeerbare veranderingen. Veel van deze veranderingen zijn pas sinds kort zichtbaar. Dit komt enerzijds omdat de betreffende systemen vaak grote traagheden en bufferwerkingen hebben, anderzijds omdat de benodigde meettechnieken, computers en satellieten pas in de tweede helft van de twintigste eeuw zijn ontwikkeld. Nu staren wij onszelf plotseling in het gezicht. Zo'n 25 procent tot 40 procent van de netto biomassaproductie op land wordt door mensen aangestuurd. Met het op steeds groter schaal verbranden van fossiele brandstoffen, gevormd in de loop van miljoenen jaren, heeft dit tot significante beïnvloeding van de koolstofkringloop geleid. Het meest ondubbelzinnige signaal hiervan is de 17 procent toename in de atmosferische co2-concentratie sinds de metingen begonnen in 1958. Behalve de koolstofkringloop worden ook de stikstof- en waterkringlopen op aarde, en in het verlengde
figuur 2. Indicatoren van wereldwijde verandering sinds 1700: de groei van het landbouwareaal, de menselijke bevolking, de veestapel en het gebruik van fossiele brandstoffen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 964]
| |||||||||||||||||||||||||
daarvan het klimaat, door mensen in toenemende mate beïnvloed.Ga naar eind13. Ik beperk mij tot de invalshoeken energie en complexiteit, voorbijgaand aan vraagstukken van voedsel, water, enzovoorts. De onstuimige veranderingen van de laatste eeuwen zijn veroorzaakt én mogelijk gemaakt door de enorme groei van het gebruik van fossiele brandstoffen, eerst steenkool en later aardolie en aardgas. Dit gebeurde in een spiraal van technologische ontwikkelingen en militair ondersteund olie-imperialisme.Ga naar eind14. Het gevolg is een toename van het gebruik van fossiele, nucleaire en waterkrachtenergie tot het niveau van ruim drie Groningse aardgasvelden per jaar. Dit gebruik is zeer ongelijk verdeeld. Dit blijkt uit de energiepiramide voor de wereldbevolking in het jaar 2000, dat wil zeggen, het aantal mensen dat in een bepaalde energiegebruiksklasse zit. Het blijkt dat het grootste deel van de wereldbevolking leeft onder de 90 gj per jaar per hoofd (ofwel 3 kW/hoofd) waarvan een belangrijk deel in de vorm van biomassa, terwijl een klein deel leeft op zo'n 475 gj per jaar per hoofd (ofwel 15 kW/hoofd) met een verwaarloosbaar aandeel van biomassa (figuur 3). In de top van deze piramide heeft elk individu het gehele jaar door twintig paarden aan het werk. Ware het niet dat deze energie bijna volledig uit fossiele brandstoffen
figuur 3. Weergave van de wereldbevolking naar energiegebruiksklassen. De aantallen zijn gegeven in procenten van de wereldbevolking rondom het nulpunt. De figuur is gebaseerd op gegevens voor het jaar 2000 van de Wereldbank. De gestippelde balken geven de aantallen indien ook het (geschatte) gebruik van traditionele biomassa in beschouwing wordt genomen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 965]
| |||||||||||||||||||||||||
komt, dan was het verwerken van de paardenstront wellicht een van de grootste industriesectoren in de hoge-inkomensregio's geworden.Ga naar eind15. Achter deze piramide gaat een enorme technisch-economische dynamiek schuil: vier van de vijf grote eerder genoemde Kondratiev-golven sinds 1780 zijn rechtstreeks verbonden met energie, namelijk: waterkracht, stoomkracht, elektrificatie en motorisering op basis van olie. Ons voedsel komt inmiddels meer uit olie dan uit zonlicht. Aldus hebben mensen kans gezien de energiestroomdichtheid te controleren op niveaus tien- tot tienduizendmaal hoger dan die van vóórindustriële samenlevingen (figuur 4). Het is verleidelijk om een vergelijking te trekken met een gigantisch voedselweb waarin arme plattelandsbevolkingen en hun veestapel het grotendeels op zonlicht levend bacterieel substraat vormen - en wellicht dus ook het meest duurzaam zullen blijken - en bovenin een klein aantal predatoren zich staande houdt door steeds efficiënter extractiemechanismen op basis van geaccumuleerde macht, bezit, kennis en contacten. De inkomenspiramide voor de wereldbevolking in het jaar 2000, dat wil zeggen, het aantal mensen dat in een bepaalde inkomensklasse zit, is wellicht een betere maatstaf dan de energiepiramide, of in elk geval een aanvulling (figuur 5). Meer dan 75 procent van de wereldbevolking bevindt zich in de onderste drie klassen (een jaarinkomen van minder dan 4500 1995
figuur 4. Energiestroomdichtheden (in erg/s/g) als maat voor de complexiteit van dissipatieve systemen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 966]
| |||||||||||||||||||||||||
$/hoofd). In hoeverre is deze ongelijkheid voorwaarde of bedreiging voor stabiliteit en duurzaamheid? Welke sociale en psychologische drijfveren en mechanismen liggen eraan ten grondslag? Waar liggen langs deze as gemeten de grenzen tussen evolutie en revolutie, tussen orde en chaos? | |||||||||||||||||||||||||
Kwetsbaarheid en complexiteitDeze immense groei in bevolking en activiteiten is voorwaar geen geringe prestatie - maar tegen de eerder genoemde prijs van onbedoelde nevengevolgen en grotere kwetsbaarheid. Zowel rijke als arme landen zijn afhankelijk geworden van olie- en gasvoorkomens in handen van anderen, met alle politieke spanningen van dien. Het verbranden van fossiele brandstoffen op de huidige schaal leidt met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot klimaatverandering in een tempo dat de afgelopen 420.000 jaar niet is voorgekomen. De archeoloog Van der Leeuw heeft in dit verband geopperd dat de toegenomen complexiteit meer controle over de omgeving mogelijk maakt, maar aldus ook het risicospectrum opschuift van lokale korte-termijnrisico's naar globale lange-termijnrisico's. Dit is wellicht het duidelijkst zichtbaar voor de wereld van de mens, de antropo-
figuur 5. Weergave van de wereldbevolking naar inkomensklassen. De aantallen zijn gegeven in procenten van de wereldbevolking rondom het nulpunt. De figuur is gebaseerd op gegevens voor het jaar 2000 van de Wereldbank. De witte balken geven de aantallen indien niet het Bruto Nationaal Product (bnp) per hoofd tegen marktprijzen, maar gecorrigeerd voor koopkracht (ppp: Purchasing Power Parity) wordt gehanteerd.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 967]
| |||||||||||||||||||||||||
sfeer, als geheel. Direct merkbare schade, zoals door verontreinigde lucht of water, wordt met nieuwe technieken en regulering onder controle gebracht - zodat de oorzaak ervan kan doorgroeien - en leidt vervolgens tot nieuwe veranderingen en problemen zoals klimaatverandering of verspreiding van radioactief materiaal. De antroposfeer is zo omvangrijk en complex geworden dat een alomvattende beschrijving of begrip niet mogelijk is. Steeds meer mensen bewonen, los van de ecologische realiteit, een wereld van door mensen gemaakte artefacten, de technosfeer, met fabrieks- en kantoorarbeid, geldstromen, kapitaalgoederen en kennis. Dwars door dit geheel heen zijn er de sociale en culturele gedragingen, denkbeelden en uitwisselingen van mensen, door Teilhard de Chardin benoemd met de term noösfeer. Kan de wetenschap de bouwstenen (blijven) aandragen voor een beter begrip van dit ‘Systeem Aarde’ en aldus ook van de mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling? Het door mij genoemde onderzoek van biologen en ecologen, archeologen en historici, antropologen, sociologen en economen lijkt samen te komen in het onderzoek van complexe adaptieve systemen. Uit het midden van de twintigste eeuw stammende begrippen en inzichten uit de systeemanalyse zijn geleidelijk uitgebreid met denkbeelden over stabiliteit, diversiteit, padafhankelijkheid, kwetsbaarheid en veerkracht - of het Engelse resilience. Deze theorieën en de erdoor ingegeven experimenten vormen mijns inziens de kern van een duurzaamheidswetenschap. Computerprogramma's en simulatiemodellen in combinatie met een almaar groeiende hoeveelheid gegevens, zowel van satellieten als van veldmetingen, zijn hierbij onmisbaar. Klimaat- en vegetatiemodellen simuleren steeds fijnmaziger de natuurlijke processen. Zij worden gecombineerd met modellen van menselijk gedrag op basis van regels, de zogeheten ‘multi-actor simulatiemodellen’. De resulterende modellen nemen in toenemende mate de heterogeniteit van systemen in beschouwing, zowel de ruimtelijke verschillen als de verschillen tussen individuele mensen. Het streven naar duurzame ontwikkeling kan langs deze weg worden ondersteund met gedetailleerde beheersmodellen voor een natuurgebied zoals de Waddenzee of een dichtbevolkt, economisch en bestuurlijk complex gebied als de Randstad.Ga naar eind16. Hoewel de gangbare economische wetenschap nog grotendeels vanuit het negentiende-eeuws mechanistisch wereldbeeld wordt bedreven, vindt ook hier interessante kruisbestuiving plaats. Een andere manier om menselijk gedrag en de daarmee verbonden complexiteit van sociaal-eco- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 968]
| |||||||||||||||||||||||||
nomische systemen te onderzoeken is in de vorm van interactieve modellen en simulatiespelen. In plaats van een versimpelde mens in een simulatiemodel in te bouwen, worden dan echte mensen in een versimpelde gesimuleerde wereld geplaatst.Ga naar eind17. | |||||||||||||||||||||||||
Kennis en waardenZoveel kennis - en wat nu? Het voorgaande geeft op onderdelen een antwoord anno 2004 op de vraag van de filosoof Immanuel Kant ‘Wat kunnen wij weten?’ Hij zou verbaasd hebben gestaan hoeveel. Kants tweede vraag luidde: ‘Wat mogen wij geloven?’ Wie de voorkeur geeft aan door Boeddha geïnspireerde, door meditatie verworven kennis of aan de bijbelse voorspelling van een Armageddon, vindt het voorgaande wellicht irrelevant. Maar voor wie het wetenschappelijk wereldbeeld - onze hedendaagse ‘mythe’ of Groot Verhaal - aanhangt zal wetenschappelijke kennis aan de basis van het duurzaamheidsstreven moeten staan. Al was het maar omdat veel duurzaamheidsproblemen ook uit de wetenschap voortkomen. Toch is dit onvoldoende. Immers, naarmate de complexiteit van een onderzoeksobject toeneemt zijn er meer onzekerheden en is er dus meer ruimte voor uiteenlopende waarnemingen, interpretaties en verklaringen. De (nog) niet door de wetenschap opgeloste vragen worden beantwoord vanuit individuele en collectieve selectie en waardering.Ga naar eind18. Hypothese wordt wereldbeeld. Dit is goed zichtbaar in het evolutiedebat: waar de een in de natuur alleen zelfzuchtige genen aan het werk ziet, vindt de ander aanwijzingen voor vergaande samenwerking en altruïsme. Het is ook evident in de discussie rond ‘Grenzen aan de groei’, waar voor- en tegenstanders elkaar blijven bestrijden met vermeende aanwijzingen voor schaarste dan wel overvloed van grondstoffen. De populaire samenvatting is dat er optimisten en pessimisten zijn. Indien bepaalde interpretaties met belangen verbonden zijn - zoals bijvoorbeeld bij het rechtvaardigen van de ‘vrije markt’ op grond van Darwins ideeën over de strijd om het bestaan en de survival of the fittest - is sprake van ideologie. Anders gezegd: partiële waarheden worden ingebed in een groter zingevend, waarderend kader. Dit is een belangrijk punt bij het streven naar duurzame ontwikkeling. Immers, voor veel ontwikkelingen in zowel heden als toekomst kan het duurzaamheidsgehalte niet worden vastgesteld. Zijn de risico's van wereldwijde invoering van kernenergie of genetisch gemanipuleerd voedsel beheersbaar? Ongeacht of u er weinig of veel van weet, u mag geloven wat u verkiest, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 969]
| |||||||||||||||||||||||||
want het is toch niet in strikte zin bewijsbaar. Of neem een ander voorbeeld: luidt de ontregeling van het klimaat door verhoogde uitstoot van broeikasgassen het einde van de menselijke beschaving in of is het hooguit een vertraging in de overgang naar de volgende ijstijd en ontkomt de mens sowieso niet aan aanpassing, zoals de Delftse geoloog Kroonenberg ons voorhoudt? Nog zo'n vraag: leidt de teruggang in biodiversiteit door de uitdijende antroposfeer tot vernieling van het leven op aarde? Geen sprake van, antwoordt de biologe Margulis, bacteriën overleven altijd. Er is nog een reden waarom wetenschappelijke kennis niet het laatste woord heeft in het duurzaamheidsdebat en deze hangt samen met Kants derde vraag: ‘Wat moeten wij doen?’ Dit is zonder twijfel de moeilijkste en toch ook in het leven van alledag de belangrijkste vraag. Wetenschappelijke kennis kan decor zijn, maar verschaft spelers noch plot. Het gaat om menselijke waarden, ervaringen, verbeelding, doeleinden. Leven is existentieel, in het hier-en-nu, we zitten er met ons bewustzijn en handelen elk moment middenin - en daarom ook is fatalisme geen bevredigend antwoord voor de mens, hoewel misschien wel voor het denken. We moeten plannen maken, anticiperen, handelen en ver-antwoord-en aan onszelf. De opgave is dus om duurzaamheid te operationaliseren vanuit het wetenschappelijk wereldbeeld, mét zijn onzekerheden en waardegebonden interpretaties, én vanuit de door mensen nagestreefde kwaliteit van leven. In de onlangs uitgebrachte Duurzaamheidsverkenning van het Milieu- en Natuurplanbureau (mnp) is hiertoe een aanzet gegeven vanuit de vraag naar de waarden van mensen, dat wil zeggen, naar de kwaliteiten van leven die Nederlanders willen ontwikkelen en/of handhaven.Ga naar eind19. De uit enquêtes verkregen waardeoriëntaties zijn voor dit doel geassocieerd met hun doelen en met hun voorkeur aangaande de manier en de schaal waarop deze doelen verwezenlijkt (kunnen) worden. Dergelijke ‘wereldbeelden’ zijn vervolgens geconfronteerd met de wetenschappelijke inzichten over ter beschikking staande middelen, waarbij rekening wordt gehouden met een door het wereldbeeld gekleurde inschatting van de wetenschappelijke onzekerheden. Aldus is een poging gedaan om te evalueren onder welke vooronderstellingen de binnen de verschillende wereldbeelden nagestreefde kwaliteiten van leven sociaal-cultureel, economisch en ecologisch inpasbaar zijn. Een van de meer opvallende conclusies is dat het streven van Europese overheden naar de Amerikaans getinte prestatiemaatschappij en naar economische groei slecht spoort met breed nagestreefde doelen zo- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 970]
| |||||||||||||||||||||||||
als persoonlijk welbevinden en bescherming van collectieve voorzieningen. | |||||||||||||||||||||||||
Verhalen vertellenHoe brengen we deze opgave in praktijk? Eén interessante mogelijkheid is om vanuit verschillende mens- en wereldbeelden ‘verhalen’ te vertellen als inbreng in het maatschappelijk debat. Om dit te structureren stel ik voor twee dimensies te gebruiken. De eerste is hoeveel individueel belang mensen willen en kunnen prijsgeven omwille van collectieve belangen. De tweede is op welke schaal mensen hun identiteit en loyaliteit beleven en uitdrukken. Ligt dit voornamelijk bij het individu, bij familie, kerkgenootschap, regio of land - of nog wijder, bij multinationals of de Verenigde Naties? Zo ontstaan vier hoeken, met competitie en doelmatigheid tegenover coördinatie en rechtvaardigheid op de horizontale as en globaal georiënteerd tegenover regionaal georiënteerd op de verticale as (figuur 6). De afgelopen tien jaar zijn door tal van instituten toekomstscenario's gemaakt en deze kunnen veelal zonder problemen in een van de vier kwadranten worden ondergebracht.Ga naar eind20.
figuur 6. Weergave van een aantal recente toekomstscenario's van gezaghebbende instituten in het kader dat wordt opgespannen door de horizontale dimensie van efficiëntie/markt/competitie vs. solidariteit/overheid/coördinatie en de verticale dimensie van globaal georiënteerd zijn vs. regionaal georiënteerd zijn.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 971]
| |||||||||||||||||||||||||
In elk hoekpunt worden de feiten geïnterpreteerd vanuit een eigen rationaliteit op grond waarvan de vraag ‘Wat moet ik, wat moeten wij doen?’ beantwoord wordt. Naarmate een van de vier waardeoriëntatie/wereldbeeld-combinaties dominanter wordt, neemt het verzet daartegen toe omdat steeds meer mensen zich niet (meer) herkennen in de koers van de samenleving. Zo bezien is een menselijke samenleving dus een voortdurend in beweging zijnd, complex adaptief systeem, waarvan de mogelijke ontwikkelingspaden weliswaar niet in elke willekeurige richting kunnen lopen, maar toch slechts zeer ten dele kenbaar en voorspelbaar zijn.Ga naar eind21. Ieder speelt in dit gebeuren zijn rol. Terwijl wereldwijd opererende bedrijven willen overleven in de globale concurrentiestrijd, streven nationale staten en etnische groeperingen vaak het continueren van de eigen politieke autonomie en culturele identiteit na. Indien deze belangen botsen ontstaat economisch of cultureel protectionisme. Anderzijds streven tal van organisaties vermindering van armoede, ongelijkheid en natuuraantasting na met een beroep op universele waarden - denk aan Greenpeace en Amnesty International. Vaak handelen zij in naam van niet op de markt vertegenwoordigden, zoals planten en dieren en latere mensengeneraties. De aldus ontstane ‘milieu- en ontwikkelings’-elite raakt gemakkelijk de verbinding kwijt met de mensen die in het hier-en-nu zo goed mogelijk trachten te overleven - hetgeen een van de voedingsbases is voor het bonte gezelschap van ‘andersglobalisten’Ga naar eind22.. Het zoeken naar adequate vormen van solidariteit is misschien wel een van de hoofdopgaven in het duurzaamheidsstreven. Deze benadering van duurzaamheid vermijdt het disciplinair monopoliseren van het duurzaamheidsdenken, bijvoorbeeld vanuit de economische welvaartstheorie of het streven naar natuurbehoud.Ga naar eind23. Het is raadzaam om het streven naar duurzaamheid als een doorgaand maatschappelijk proces te beschouwen en het zojuist geschetste kader van waardeoriëntaties en wereldbeelden te hanteren. Juist de complexiteit van de duurzaamheidsproblematiek vereist dat we zorgvuldig meerdere gezichtspunten in beschouwing nemen. Het erkennen hiervan is op zichzelf een stap naar bewustwording.Ga naar eind24. Ik werk dit nu uit voor het energieprobleem. | |||||||||||||||||||||||||
Energie en klimaat: het gangbare verhaalEr is het afgelopen decennium uitgebreid onderzoek gedaan naar de determinanten van de uitstoot van broeikasgassen in de energievoorziening en de landbouw, naar de gevolgen daarvan voor het kli- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 972]
| |||||||||||||||||||||||||
maat en naar de mogelijkheden en kosten om daaraan iets te doen. Er zijn nog steeds grote onzekerheden in de antwoorden op deze vragen. Het is inmiddels wel duidelijk dát het klimaat verandert, dat snelle vermindering van de uitstoot niet mogelijk is en dat enige aanpassing onvermijdelijk zal zijn. Een belangrijke oorzaak hiervan is de traagheid van de onderliggende klimatologische, technologische, economische en politieke processen. Wat is kiezen voor duurzame ontwikkeling in dit complexe probleem? De laatste jaren zijn veel analyses gemaakt van de afweging tussen (nog) geen uitstootbeperkende maatregelen nemen en ons aan de gevolgen van klimaatverandering aanpassen, of nú kosten maken voor uitstootbeperking en latere generaties de vermoedelijke ellende en kosten van (nog meer) aanpassing besparen. Economische kosten-batenanalyse biedt een methode voor een dergelijke afweging, maar daarvoor moet de werkelijkheid op een groteske manier worden versimpeld en in geld worden uitgedrukt. De bijdrage van dergelijke analyses is mijns inziens beperkt en soms ook misleidend en onethisch, omdat een complex gebeuren als klimaatverandering en maatschappelijke gevolgen ervan tot beslissingen aan de hand van een of enkele geldbedragen worden gereduceerd. Laat ik dus het voorgaande betoog over duurzaamheid concretiseren met enkele ‘verhalen’ over energie en klimaat.Ga naar eind25. Mede door de globalisering - reizen, media - nemen de verwachtingen op een betere bestaanskwaliteit toe van al diegenen die hieraan nog geen deel hebben. De mensheid gaat voort op het pad van ‘modernisering’. De individuele consument met zijn geld en voorkeuren is maatgevend. Beleid van terugtredende overheden is gericht op economische groei en koopkrachtgestuurde technologie. De zegeningen van de technologie gaan voort en blijven verrassen. De armen maken een inhaalslag en de rijken leveren kennis en renteniers. Doorstijgende arbeidsproductiviteit brengt zalm vissen in IJsland, safari in Afrika, terreinwagens (ook wel suv's geheten), aankoop van organen, tuinrobots, psychofarmaca en misschien zelfs trouwen op de maan binnen ieders bereik, zoals het afgelopen decennium is gebeurd met pc's, mobiele telefoons en digitale camera's. De energievraag verdrievoudigt binnen veertig jaar. De strijd om de schaarser en duurder wordende olie- en gasvoorraden wordt intenser en wordt waar nodig met militaire middelen in goede banen geleid. Het aandeel van fossiele brandstoffen blijft onverminderd hoog. Mocht het langzaam stijgen van temperatuur en zeespiegel maatschappelijke ontwrichting veroorzaken, dan wordt op grote schaal opvang van koolstofdioxide en kernenergie ingevoerd. Voor | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 973]
| |||||||||||||||||||||||||
dit en ook andere opdoemende problemen zal de combinatie van ondernemersinitiatief, technologie en kapitalisme vanzelf oplossingen vinden; het is echter weinig zinvol om daarover nu al te speculeren. Dit toekomstbeeld is gangbaar in de leidende kringen van de meeste hoge-consumptie- en veel lage-consumptielanden. Het biedt technisch-economische ontwikkeling. Is het ook duurzaam? Binnen zijn eigen logica wel. Immers, de materiële aspiraties van arme bevolkingsgroepen worden op termijn vervuld, hetgeen de bevolkingsgroei en migratiedruk afzwakt en de oorzaken van oorlogen en terrorisme wegneemt. Veroveren van markten in lage-consumptielanden en commercialisering van nieuwe technologieën leiden tot voldoende werkgelegenheid en kapitaalsrendement om maatschappelijke onrust in te dammen. Maar klopt dit wel? Wat zijn de neveneffecten? En welke waarden komen in het gedrang? De risico's van een op globalisering en marktkrachten gebaseerde koers zijn de laatste jaren onrustbarend zichtbaar geworden. Het wereldwijd en versneld uitdijen van kapitaal- en informatiestromen heeft geleid tot ongekende ophoping van rijkdom en macht, marginalisering van bevolkingsgroepen en culturele homogenisering. De tegenkrachten hebben zich onder meer vertoond in andersglobalisme en terrorisme. Ook in het dagelijks leven merkt menig Nederlander en Europeaan dat de kwaliteit van leven niet alleen vóóruit maar ook áchteruit is gegaan. Mensen in de vs en Engeland zijn zich sinds 1960 niet gelukkiger gaan voelen, ondanks een verdrievoudiging van hun inkomen - naast gewenning is een belangrijke reden dat ‘niemand méér ziet als iedereen op zijn tenen gaat staan’Ga naar eind26.. De door reclame opgedreven wedijver leidt zo bezien wél tot meer groei van het Bruto Nationaal Product, meer druk op ecosystemen en kwetsbare bevolkingsgroepen, meer werkdruk en meer misdaad en verslaving - maar níét tot meer geluk en genieten van de goede dingen des levens. | |||||||||||||||||||||||||
Energie en klmaat: een ander verhaalWie deze analyse deelt en deze zorgen en risico's serieus neemt zal bovengeschetst toekomstbeeld dan ook als onduurzaam en een ‘vlucht vooruit’ beschouwen. We moeten voort, anders worden we voorbijgestreefd! Middel wordt doel. Het schip koerst op de wal aan en om dit vol te houden wordt de wal zo snel mogelijk afgegraven. Inderdaad houd je op zo'n manier de mensen wel aan het werk - maar zijn er geen alternatieven? | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 974]
| |||||||||||||||||||||||||
In feite is dit de vraag naar een ander mens- en wereldbeeld. Laat ik dus een ander verhaal vertellen, waarin de verantwoordelijke wereldburger en het vertrouwen tussen mensen en in overheden maatgevend is, en waarin de mensheid in staat wordt geacht tot geestelijke groei. De contouren van deze toekomst zijn óók zichtbaar, bijvoorbeeld in de enorme toename in kennis over en zorg om de on-duurzaamheid van de huidige koers, in de Conferentie over Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg in 2002, in de Millennium Development Goals van de Verenigde Naties. En ook in het Kyoto-verdrag waarmee de mensheid voor het eerst als geheel een grens erkend heeft en daarmee een mentaal en institutioneel kader voor wereldwijde samenwerking gecreëerd heeft. Er zijn veel uitwerkingen van zo'n toekomst. Ik volsta hier met verwijzingen naar de emissiescenario's van broeikasgassen die zijn gemaakt voor het Intergovernmental Panel on Climate Change (ipcc).Ga naar eind27. Het gangbare bezwaar tegen dergelijke alternatieve toekomstpaden is dat ze ‘onrealistisch’ zijn. De mens is immers van nature egoïst is en planning en coördinatie leiden nu eenmaal zo al niet tot dictatuur dan toch tot bureaucratie en ondoelmatigheid. Hoewel mensen in de top van de inkomenspiramide de laatste jaren hun best doen om het beeld van egoïsme te bevestigen, heeft het verleden nooit één waarheid te vertellen. Het is bovendien maar de vraag of duurzaam behoud van de Europese welvaartsstaat meer regels vereist dan een toekomst van ongeleide groei en extreme ongelijkheid - zie de recente militariserings- en beveiligingsmaatregelen en de opkomst van de aanklachtencultuur. Wel vereist het politieke keuzen en is er op meerdere niveaus werk aan de winkel. Zo moet de energievoorziening veel meer gaan aansluiten bij de natuurlijke energie- en materiaalstromen, in combinatie met efficiëntieverbetering en het sluiten van kringlopen. Onderzoek wijst op enorme mogelijkheden. Deze koers vermindert de risico's van klimaatverandering en maakt de gevolgen hanteerbaarder, vooral voor de kwetsbare groepen. Inderdaad, de fiets - maar ook ‘hightech’ decentrale energiesystemen in steden en op plantaardige olie rijdende bussen in Indiase dorpen. De niet-terugtredende overheid durft helder en transparant lange-termijnbeleid te voeren. In het Journaal wordt onmiddellijk vóór het beursnieuws de Duurzaamheidsindicator gepresenteerd. Voorbij het technisch-wetenschappelijke en economische is er de opgave om effectieve vormen van solidariteit binnen én buiten de eigen groep te ontwikkelen en zowel identiteit als vitaliteit te behouden. Groen beleggen en vergroening van het belastingstelsel, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 975]
| |||||||||||||||||||||||||
maar ook culturele diversiteit en onthaasting zijn uitdrukking van de bereidheid om collectieve belangen te identificeren en te beschermen tegen de natuurlijke krachten van egoïsme en angst in. Oprichting van een schadefonds voor de slachtoffers van klimaatverandering is ook een effectieve vorm van solidariteit en versterkt de bereidheid tot een gezamenlijke aanpak. Deze koers vereist ook inclusief denken en vorming van doelmatige en weerbare instituties. Het belang van Europa en van de Europese, met zoveel strijd bevochten sociale en culturele verworvenheden is in dit verband niet te onderschatten. De derde koersverandering behelst zelfopgelegde beperkingen om het verstoorde evenwicht tussen geestelijke groei en fysieke ingrepen te herstellen. Kritische bezinning op de drijfveren van het huidige consumentenkapitalisme is nodig. Zonder het stellen van de juiste vragen en zonder experimenteren krijgen we ook geen zinnige antwoorden. Hoe kunnen de heersende elites, als drijvende krachten van investeringen en technologie, tot zelfbeheersing worden gebracht? Is schaarste een door reclame en groeidwang in stand gehouden sociaal construct? Mag de geestelijke ruimte op dezelfde manier worden gekoloniseerd als eeuwen geleden is gebeurd met de fysieke? Is er een alternatief voor de privatisering van wetenschappelijke kennis en de druk tot commercialisering van nieuwe technologieën en producten? Kan Europa een eigen sociaal rechtvaardige en ecologisch duurzame koers uitzetten zonder zich economisch en psychologisch te laten kleineren? De spirituele lessen van de afgelopen drie millennia zijn hierbij een onderschatte bron van wijsheid en inspiratie, hoezeer religie ook door fanatieke aanhangers in diskrediet wordt gebracht. Ik geloof niet in het uitroeien van het Kwaad - dat werkt noch als methode noch als weg tot zelfinzicht. Ik geloof wel in het vermogen van Europese bevolkingen om leiders te kiezen die de weg naar duurzame ontwikkeling willen en durven verkennen, met vallen en opstaan. Maar wellicht moeten we nog een aantal stappen naar onduurzaamheid zetten voordat dit zal gebeuren. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 977]
| |||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|