resten van het Romeinse Rijk hebben zich echter weer nieuwe, veel grotere eenheden ontwikkeld, met nog veel verder ontwikkelde vormen van differentiatie en specialisatie.
Binnen het proces van algehele schaalvergroting vond de opkomst plaats van de specifieke vorm van kennis die wij tegenwoordig kennen als ‘wetenschappelijk’, en die nauw verbonden was met de opkomst van speciale instituties, de universiteiten en de geleerde academies. Dankzij deze instituties is het collectieve leren nergens verder ontwikkeld dan in de wetenschap. Allerlei regelingen, door opeenvolgende generaties ontworpen en aangescherpt, zorgen ervoor dat er telkens nieuwe bijdragen worden geleverd, die worden opgenomen in het grote kennisreservoir, gecontroleerd en stelselmatig aangevuld en van onnauwkeurigheden gezuiverd. Het resultaat is dat wetenschappelijke kennis alom als superieure kennis wordt gerespecteerd - en terecht.
In de triomftocht van de wetenschap gaan de natuurwetenschappen voorop. Dat is niet alleen aan ‘reductionistische’ successen te danken, al zijn die vaak indrukwekkend. Er zijn ook belangrijke samenvattende inzichten verworven, met name doordat aan verschillende natuurwetenschappen, te beginnen met de geologie, een historische dimensie is toegevoegd waardoor verbanden tussen schijnbaar ver uiteen liggende verschijnselen zichtbaar worden.
In het algemeen geeft onderzoek in de natuurwetenschappen veel minder aanleiding tot heftige controversen dan onderzoek naar sociale en psychische processen. Het onderzoek naar processen die onafhankelijk van menselijke bedoelingen verlopen vormt een veiliger domein voor nieuwsgierige intellectuelen om ongestoord hun nieuwsgierigheid en hun creatieve impulsen in uit te leven. De beoefenaren van de sociale wetenschappen hebben het in dit opzicht veel moeilijker, vooral wanneer het gaat om op synthese gerichte theorievorming.
Een van de hindernissen bij de theorievorming is, denk ik, het primaat van de goede bedoelingen. We zijn terecht bezorgd over de toestand waarin de samenleving verkeert, en we vragen ons af hoe het daar nu mee verder moet. Ook de vraag ‘waartoe wetenschap’ is hierdoor ingegeven. Het is een belangrijke vraag in de praktijk van het wetenschapsbeleid. Maar voor een theorie van sociale processen zou de eerste vraag moeten luiden: hoezo wetenschap. Zoals ook de evolutietheorie in het teken staat, niet van het waarom maar van het hoezo.