| |
| |
| |
[Nummer 1]
Walter van den Berg
Sloterparkbad
In het jaar dat Robbie ging trouwen, was het allemaal al afgelopen. Vroeger was het nog gezellig op het plein, maar de meeste jongens vonden het wel mooi geweest; we zagen bijna niemand meer.
De zomer van dat jaar zat ik in de ziektewet, met m'n linkerbeen net tot onder m'n knie in het gips, en ik deed helemaal niets - ik zat voor de deur in de schaduw en ik was te belazerd om de straat uit te lopen. Ik had er geen zin in. Ik zat alleen maar te wachten tot Cindy terug zou komen van de camping. Iedereen ging verder zwemmen in het Sloterparkbad of ze stapten in de auto naar Zandvoort, en ze vroegen wel of ik meeging, ga je mee nou Cor, het is toch niet erg dat je niet kan zwemmen, het is gezellig als je erbij bent; maar het was zo godvergeten heet en leuk was het allang niet meer met de jongens.
We deden nooit meer iets en we zagen niemand van het ouwe groepje meer. Vroeger stonden we altijd met z'n allen op het plein: Nico en Michael en Robbie en ik, Rooie Paultje en Dikke Marcel van het kamp, die ouwe Jimmie Bakker en de twee Appies: Abdelhafid en Abdelhamed, Witte Mo de heler die op kleine meisjes geilde en Erroll met z'n negerpraatjes en z'n blonde vriendinnen en er waren er nog veel meer, op goeie avonden stonden we op het plein met wel twintig, dertig man... Maar Dikke Marcel en Rooie Paultje van het kamp waren dood nu, die sukkels. Ouwe Jimmie Bakker had een vriendin gekregen van wie hij niet meer met ons om mocht gaan, en hij luisterde ook nog naar haar, terwijl hij vroeger altijd de grootste bek had gehad. Die Jimmie. En de twee Appies hadden geen tijd meer voor ons, die waren met z'n tweeën in de handel gegaan, en het waren geen nette zaken die ze deden. Iedereen gaat rustig z'n eigen kant op, en mooi wordt het nooit; niet bij ons. En de meeste jongens kwamen gewoon niet meer, zoals dat gaat; ze waren ermee opgehouden, dachten dat ze er te oud voor waren geworden, ze vonden het wel mooi geweest - en misschien hadden ze gelijk.
| |
| |
Rooie Paultje, die arme sukkel - als we op het plein stonden vroeger, had Rooie Paultje altijd een balletje bij zich; dat gooide hij dan door de open deuren van de c & a en die dobermann van 'm ging erachteraan. Al die wijven binnen gillen en wij lachen en zeggen kom Paul, nog een keer en die hond vond het prachtig, Paultjes wonderhond, en na twee of drie keer sloten ze de deuren.
Mooie tijden waren het. Maar Rooie Paultje was dood.
Robbie zouden we ook kwijtraken.
Ik zei het tegen Nico, de dag voor de bruiloft. ‘We raken Robbie ook kwijt,’ zei ik.
We zaten op de vensterbank voor Van Vliet. Ik was m'n gips één dag kwijt en Cindy was twee dagen terug, maar ik had haar nog niet gezien en ik zat mezelf te vertellen dat ik het ook niet nodig had haar te zien. Het was vrijdag. Maandag zouden we weer aan het werk moeten. Mijn ziektewet was voorbij en Nico's vakantiedagen waren op; hij werkte bij zijn vader en zijn vader had zin om weer te beginnen, dus er was verder weinig over te zeggen.
We hadden allebei een halve liter en we dronken langzaam. De jongen van Van Vliet was al een paar keer naar buiten gekomen om te vragen of we niet voor de deur wilden drinken, en we hadden ja gezegd, ja, we gaan zo weg, maar we waren blijven zitten.
Nico zei dat ik niet zo over Robbie moest zeiken. Hij deed altijd net alsof het hem niets uitmaakte, allemaal. Hij zei altijd dat ik te veel aan vroeger hing. We waren pas twintig, we hadden nog geen vroeger - we zouden pas een vroeger hebben als we oud zouden zijn, later. Nico had geen moeite met de bruiloft, die vond het wel goed dat Robbie zou trouwen, maar voor mij hoefde het niet; we zouden allemaal vrolijk moeten doen, o ja, jongens wat zijn we blij, maar het is wel mooi kut, want Robbie zien we nooit meer terug.
Ik vroeg of we nog gingen zwemmen. Het was heet, de hele zomer was heet geweest en ik had alleen een beetje onder de douche kunnen staan met mijn been achter het gordijn.
‘Het is te laat,’ zei Nico. Hij zei dat ie geen trek had om een kaartje voor het zwembad te kopen voor een halfuur.
Ik zei dat ik het fijn vond dat ie zoveel voor me overhad en ik krabde aan mijn enkel. Mijn onderbeen was wit en mager en er zaten schilfertjes op die ik niet weg kreeg. Ik zat nu al twee dagen te krabben.
‘Laat dat,’ zei Nico. ‘Ben je nerveus of zo?’
‘Nee.’
‘Je bent toch niet nerveus voor die bruiloft?’
| |
| |
‘Néé, ik ben niet nerveus voor die bruiloft - die teringbruiloft kan me gestolen worden. Ik wil zwemmen, ik wil naar de duiktoren, naar de wijven bij de duiktoren.’
‘Morgen.’
‘Morgen is de bruiloft.’
‘We kijken wel, oké?’
Ik nam nog een slok van mijn bier. Er reden een paar auto's langs. Iemand toeterde, en we staken allebei ons hand op. Het zou wel een bekende zijn geweest.
Nico keek naar mijn knieën en zei dat we te oud waren voor een korte broek.
De jongen van Van Vliet kwam nog een keer naar buiten, maar hij zei niets, bleef alleen maar een minuutje in de deuropening staan. We zaten hier zo vaak, wat kon ie zeggen? We konden ons geld ook bij Verona op Tussenmeer uit gaan geven, kijken of ze het zouden merken bij Van Vliet, alle geeltjes die Nico wisselde om in de gokkast te gooien...
‘Warm,’ zei ik.
‘Hm,’ zei Nico.
Er liepen twee meisjes langs. We keken. Ik keek langer dan Nico.
Nico zei dat ze te jong waren.
‘Hm.’
Nico keek me aan. ‘Je gaat 'r niet meenemen, toch?’
Ik haalde mijn schouders op. Ik zei dat ik het nog niet wist. Ze was eergisteren van de camping teruggekomen, maar ik had haar nog niet gezien. Ik had in de straat gestaan, daar, maar haar vader was steeds buiten, de auto uitpakken, caravan wassen...
‘Doe het nou maar niet, Cor,’ zei Nico. Hij zei dat ik alleen maar mensen zou krijgen die naar ons zouden kijken en elkaar aan zouden stoten en zouden zeggen: moet je die Cor nou zien. Hij vroeg of ik dat wilde.
Ik zei niets.
‘Wil je dat?’ vroeg hij nog een keer.
‘Kan me niks schelen.’
Hij zei dat het hem wel kon schelen. ‘Jij vindt het nog leuk ook.’
‘Dat is niet zo.’
‘Nee, jij vindt het leuk. Net als Witte Mo vroeger.’
Ik zei dat ik niet zo als Witte Mo was. Als je Witte Mo een meisje van een jaar of zes aanwees, zei ie voor de grap: ‘O ja, lekker.’ Ik zei dat het me gewoon niks kon schelen als mensen keken. Dat het heel wat anders was dan met Mo.
‘Ze is te jong, Cor.’
| |
| |
Ik keek 'm aan. Die rooie kop van 'm zag er niet uit. Ik zei dat ie een petje op moest zetten.
Hij lachte kort. ‘Ga er maar lekker omheen draaien.’
Ik zei dat ie dan op z'n minst in de schaduw moest gaan zitten.
Hij stond op. ‘Kom. Ik moet zo eten.’
We zetten de flesjes op de vensterbank en liepen naar de auto. We hadden de raampjes van de auto open laten staan.
We reden langzaam over Tussenmeer.
Osdorp stond vol met lage flatjes in de volle zon, vier verdiepingen, in lange rijen achter elkaar, met lullige balkonnetjes en veldjes tussen de flats die door de honden vol werden gescheten. Hier woonden we.
We voetbalden vroeger in de zomeravonden op die grasveldjes. De kinderen die erbij waren gekomen, die ons hadden moeten vervangen, deden niets met de veldjes. De veldjes werden gemaaid en ze werden volgescheten en mensen gooiden hun vuilnis van het balkon omdat ze nog niet hadden geleerd hoe een vuilnisbak werkte, en ze werden weer gemaaid, maar er speelde niemand meer op.
Er zat een groep Marokkanen op de brug bij de Febo. Er stond één jongen voor ze, met zijn rug naar de weg, en hij was grote verhalen aan het vertellen. De jongens op de brugleuning zaten hem uit te lachen.
Vroeger zaten wij op dezelfde brug, aan de andere kant, als we patat bij Ome Jan hadden gehaald. Ome Jan was allang weg nu, die was ermee opgehouden toen de Febo aan de overkant was gekomen.
Verderop stond de baas van de 4=6 zijn vlaggen van de gevel te trekken. We hadden er allemaal gewerkt, vroeger, Nico, Robbie, Michael en ik, vakken gevuld, en toen we kleiner waren, jatten we chocola en blikjes bier en we vonden het smerig, bier... Het heette geen 4=6 meer, ze hadden al vijf keer een andere naam gehad, maar iedereen bleef het de 4=6 noemen. Mensen houden niet van verandering. Dat zei ik tegen Nico. Ik zei dat mensen niet van verandering houden. Dat er zat zijn die beweren dat het niet zo is, maar zij liegen.
‘Ik word moe van je, weet je dat? Ik breng je naar huis. Je gaat je moeder maar pesten.’
‘Nee, niet naar huis. Breng me naar Cindy.’ Ze was al twee dagen terug en ik had haar nog niet gezien en ik werd er onrustig van, weet je, alsof je een tiet met geld in je zak hebt maar je hebt er nog steeds niets van uitgegeven...
| |
| |
Hij vroeg of ik aan ging bellen dan.
‘Nee, ik ga niet áánbellen.’ Ik moest wachten, altijd, tot ze naar buiten zou komen, ze zei dat haar vader het niet goed zou vinden als ze met mij om zou gaan...
‘Als jij zo graag voor lul wilt staan wachten, zet ik je daar af, hoor Cor.’
Ik zei niets meer.
Hij stopte bij Cindy in de straat.
Voor ik uitstapte, vroeg hij of m'n pak paste.
Ik knikte. ‘Ja.’
‘Het zal je goed staan, Cor.’
Toen ik het portier had dichtgegooid, reed hij weg en toeterde kort.
Ik keek omhoog, naar het raam van haar kamertje. Ik wilde haar zien, maar misschien had ze er geen trek in míj te zien - ik wilde niet dat ze koel tegen me zou zijn, zoals ze kon; elke andere dag zou ze koel tegen me mogen zijn, maar niet vandaag.
Ik begon rustig naar huis te lopen, rustig aan met mijn been, met mijn handen in mijn zakken. Oude vrouwen zaten op hun balkon en keken naar me.
Ik stond voor de spiegel in de badkamer; ik had twintig minuten onder de douche gestaan en ik had langzaam de warme kraan dichtgedraaid tot er alleen nog maar koud water over mijn lichaam had gestroomd, maar de hitte was gebleven.
De bruiloft was geweest. Vanavond zou het feest zijn.
Ik had vet in mijn handen en ik wilde het in mijn haar smeren, maar Ron kwam de badkamer binnen. Ron was mijn broer; hij was een tijd weg geweest en hij was weer teruggekomen omdat zijn vrouw hem de deur uit had getrapt. ‘Dat moet in je haar,’ zei hij. Ik wist dat ie thuis was, ik had hem horen zingen. Hij deed niets anders meer dan zingen. Hij dacht dat ie heel goed was. Af en toe had ie een optreden in een zielige kroeg en daar kreeg ie dan een paar geeltjes voor - veel was het niet, want ik betaalde kostgeld en hij niet, maar hij kreeg wel mooi zijn bordje eten op schoot. Als ik er wat van zei, zei m'n moeder dat ie aan zijn carrière aan het werken was.
Ik zei dat hij de badkamer uit moest gaan. Hij kwam altijd de badkamer binnen als ik er stond, en verder zag je hem er nooit.
‘Ik wil m'n tanden poetsen,’ zei hij.
‘Ma!’
Hij zei dat ze me toch niet hoorde.
We hadden een plastic zitbad staan dat we niet meer gebruikten -
| |
| |
we gooiden alleen onze vuile was er nog in. Ron ging op de rand zitten. ‘Hoe was het?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Hoe zag die Jeanette eruit?’
‘Zoals altijd.’
Hij vroeg of ze lekker was.
Ik haalde mijn schouders op. Jeanette was altijd lekker, maar dat deed er niet meer toe. Ze was nu helemaal van Robbie.
‘En straks is het feest.’
‘Ja, later, in een zaaltje, ergens.’
Hij vroeg of ik niet bij Robbie thuis moest eten.
‘Nee. Ze hadden een tafel in een restaurant.’
‘En jij mocht er niet bij zijn? Waarom niet?’
‘Weet ik niet. Daar was geen geld voor.’
‘En Nico?’
‘Nico wel.’
‘Waarom Nico wel?’
‘Weet ik niet. Nico ook niet.’
‘Wel of niet?’
‘Nico ook niet. Alleen familie. Ze hebben geen geld bij Robbie thuis.’
‘Nico mocht wel komen, hè?’
‘Hou er nou maar over op.’
‘Nico is een klootzak. Jij denkt altijd maar dat het je beste vriend is, maar hij loopt je voortdurend te naaien.’ Ron had de pest aan Nico gekregen omdat ie vorig jaar met voetballen was gestopt - we waren meteen gedegradeerd en Ron dacht dat het kwam omdat Nico was gestopt, toen. Nico stond centraal als ie speelde, maar hij liep meestal achterin te harken, liep andermans fouten goed te maken, te redden wat er te redden viel. Vroeger, toen we pikkies waren en we allemaal nog speelden, wilden we ons best doen voor Ron, Ron was een echte voetballer en we wilden allemaal echte voetballers worden. Vroeger was ik trots op mijn broer.
‘Al die vrienden van je naaien je voortdurend,’ zei hij. ‘Het zijn echte naaiers. Jij mag komen op de bruiloft en het feest, Nico op de bruiloft en het feest en het eten, Ma is vanmiddag ook op de bruiloft geweest maar ze is niet uitgenodigd voor het feest, en ik mag nergens komen.’
‘Niemand heeft ooit gezegd dat jij nergens mag komen.’
‘Ben ik uitgenodigd dan?’
‘Hou er nou maar over op.’
Hij zat naar me te kijken. Ik zag het in de spiegel. Ik bleef zo
| |
| |
staan, met het vet in mijn handen. Ik zei dat ze gewoon niet zo slim waren bij Robbie thuis. Dat ze eigenlijk te simpel waren om zoiets als een bruiloft te regelen.
‘Smeer dat nou in je haar,’ zei hij.
Ik zei dat hij weg moest gaan. Dat ik recht had op de badkamer.
Hij zei dat hij de oudste was en dat hij dus meer recht had op de badkamer. Hij was tweeëndertig of nog ouder - in ieder geval tien jaar ouder dan ik, daar was ik vrij zeker van - maar hij was altijd dat soort dingen blijven zeggen. We hadden thuis maar twee slaapkamers en ik had al tot m'n twaalfde met Ron op een kamer geslapen. Hij speelde toen in het tweede van Volendam, en hij zei altijd tegen iedereen dat ie profvoetballer was, terwijl ie alleen maar een onkostenvergoeding van vier- of vijfhonderd gulden kreeg. Hij leerde een meisje kennen dat hem wel wilde hebben, maar toen ze hem bij Volendam wegstuurden, stuurde zij hem ook weer weg. Ze hadden een kindje gekregen, maar het meisje had een Marokkaan gevonden die geen kinderen van een ander wilde hebben; en Ron nam 'm mee, Kevin, toen ie weer naar huis kwam. Ik had een paar jaar die kamer voor mezelf gehad. Nu was het erger dan het ooit was geweest. Ik was nog één week in mijn eigen bed blijven liggen en toen had ik m'n matras naar de berging gesleept, beneden. Ron had gezegd dat dat heel goed was van me, want hij had recht op de slaapkamer omdat ie de oudste was en zijn zoontje had recht op de slaapkamer omdat ie nog een kind was. Het was een teringlijertje, die Kevin. Je had mensen die het geweldig vonden, een neefje, daar kon je van alles mee gaan doen. Maar het was een teringlijertje. Ik ga er niet eens over beginnen te vertellen wat voor teringlijertje het was.
Ik was niet meer teruggegaan naar boven, ik zat al drie jaar in de berging. Ik at boven en ik douchte er en soms keek ik een beetje tv, maar ik werd gek van Ron en Kevin, en de honden die we hadden die naast je op de bank kwamen liggen als je er geen zin in had... het waren leuke beesten, maar het hele huis stonk naar ze, en ik had de bank al jaren niet gezien omdat er lakens op lagen zodat die honden er ook gezellig bij konden komen.
Ik draaide de kraan open en spoelde het vet weg. ‘Ga jij maar eerst je tanden poetsen,’ zei ik.
‘Zeg je wel tegen Michael dat we morgen een toernooi hebben?’
‘Misschien wil Michael niet spelen.’
‘Zeg maar tegen 'm dat ik 'm nodig heb.’
Ik zei dat Michael z'n broertje had moeten zijn. Dat ze zo gelukkig met elkaar geweest zouden zijn.
| |
| |
‘Jij moet vlaggen morgen. Dat had ik toch tegen je gezegd, dat je moest vlaggen morgen?’
‘Ron, kom op, ik kan nog niet eens behoorlijk lopen...’
Hij zei dat ik me niet zo aan moest stellen. Dat ie me met m'n gipspoot heel makkelijk had zien lopen, een paar weken terug op het plein.
‘Met dat meisje,’ zei hij.
Ik zei niets. Dat was al minstens een maand geleden. Ik liep zonder krukken omdat ik wilde doen alsof er niets aan de hand was, maar ik heb een week pijn gehad daarna, en Ron had me een week lopen stangen, hoe kán dat nou, Cor, dat je plotseling weer zo'n last hebt? En ik wist ook wel dat ie me gezien had, dus ik wachtte tot ie erover begon, toen, maar hij kon een maand z'n kop houden, kennelijk - zo was Ron, als ie iets op een klein vuurtje kon zetten om er later goed met een vork in te kunnen prikken, zou ie het niet nalaten.
Ik had laarzen voor haar gekocht, toen, laarzen van tweehonderd gulden, en ik had er een kusje voor gekregen. Ik kwam iedereen tegen als ik met 'r was, en ik was trots op mijn mooie meisje. Michael had ons ook gezien toen en ik zei tegen Cindy dat ze hem die laarzen moest laten zien, omdat het míjn meisje was, en ik kocht hele dure laarzen voor haar en ik wilde dat Michael dat zou zien.
‘Hé, Cor,’ zei Ron. ‘Heb je nou iets met 'r of niet?’
‘Natuurlijk niet.’
‘Tegen mij kan je het zeggen, hoor.’
Ik droogde mijn handen af. Ik zei dat er niets over wás te zeggen.
‘Wat doe je met 'r dan?’
Ik zei dat ik met 'r omging. Ik had willen kunnen zeggen dat ze m'n meisje was, dat we verkering hadden, maar Ron was een teringlijer, hij had meteen iets bedacht om het tegen me te gebruiken, daar had ie talent voor...
‘Pak je 'r?’
‘Néé.’
‘Ik zou het niet erg vinden, hoor, als je 'r pakt. Ik dacht eerst altijd dat je een flikker was.’
‘Hé, bedankt Ron, altijd fijn om te horen, zoiets.’
Hij vroeg hoe oud ze was.
‘Dat maakt niet uit. Ik ga alleen met 'r om.’
‘Dan kan ik toch wel vragen hoe oud ze is?’
‘Bijna vijftien.’
‘Wanneer?’
‘Bijna.’
‘Wanneer, Cor?’
| |
| |
‘Over vier maanden.’
Hij lachte. Hij zat te lachen op de rand van de badkuip en ik had zin hem voor z'n bek te slaan. ‘Cor pakt een meisje van veertien.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Je gaat opgepakt worden.’
‘Ik. Pák. 'r. Niet.’
‘Tuurlijk niet.’ Hij bleef lachen.
‘Ga weg, alsjeblieft, oké?’
‘Hoe is ze?’
‘Ron, sodeflikker op.’
‘Ze is lekker hè? Ze ziet er lekker uit, hoor, voor een meisje van veertien.’
‘Ze is niet lékker, Ron. Ze is móói.’
‘O.’
‘Niet elk meisje is lekker of niet lekker. Je hebt ook andere meisjes.’
Hij knikte. ‘Ga je 'r meenemen naar het feest vanavond?’
‘Ik denk het niet.’
‘Waarom niet?’
Ik zei dat je dan van die mensen zou hebben die zouden kijken en elkaar aan zouden stoten - kijk die Cor met dat kleine meisje.
‘Ga je je daar wat van aantrekken dan?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Weet ik niet.’
‘En als je 'r nou mee zou nemen, hoe zou zij dat dan vinden?’
‘Wel leuk, denk ik.’
‘Misschien moet je 'r maar gewoon meenemen dan.’
‘Denk je?’
Hij knikte. ‘Meisjes zijn vaak onder de indruk van dat soort dingen. Romantisch en zo.’
Daar dacht ik over na. Ze zou het mooi vinden, ja, Ron had gelijk, ik zou het niet zomaar zeggen, ik zou Ron niet zomaar gelijk geven maar ik stond erover na te denken hoe ze het zou vinden...
‘En misschien kan je 'r wel pakken dan, vanavond.’
‘Ron, sodeflikker op nou. Je bent echt een lul, hè? Ik dacht dat je met - láát ook maar. Je blijft gewoon een lul.’
Hij zei een tijdje niets en ik wachtte tot hij weg zou gaan.
‘Feliciteer Robbie nog maar van me,’ zei hij toen.
‘Zal ik zeker doen.’
‘Ik had gratis voor 'm gezongen vanavond. Had ik zo gedaan.’
‘Zal ik zeggen tegen 'm.’
Hij vroeg of ik z'n auto wilde lenen.
‘Nee.’
‘Zal ik je brengen dan?’
| |
| |
‘En dan ga je daar voor het raam naar binnen staan kijken zeker.’
‘Natuurlijk niet,’ zei hij. ‘Ik kan je toch wel gewoon willen brengen? Is het zo vreemd dat ik je ergens heen wil brengen?’
Ik zei dat hij later maar moest komen als hij zo nodig wilde. Dat het dan toch niet meer op zou vallen. Als ie maar niet ging zingen, zei ik. Hij zong altijd Tom Jones-liedjes, hij dacht dat zijn stem op die van Tom Jones leek.
Hij zei dat hij niet zou gaan. Hij zei dat hij geen uitnodiging had gehad. ‘Dan ga ik ook niet.’
Ik trok de deur van de badkamer open. ‘Ze mogen je gewoon niet zo, Ron. Komt omdat je een lul bent.’
Hij bleef op de rand van het plastic bad zitten en keek me aan.
Ik zei dat hij zijn tanden moest gaan poetsen, maar hij bleef gewoon zitten. ‘Feliciteer 'm maar van me,’ zei hij nog eens.
Ik zei dat ik dat zeker zou doen.
Het feest was voorbij. Alleen wij zaten er nog.
Nico zei dat het een mooie bruiloft was geweest.
Er stond nog één man achter de tap en hij wachtte tot wij weg zouden gaan. Hij stond glazen te spoelen.
Michael lag te slapen op zijn armen. Ik pakte zijn oor beet en trok eraan. Hij reageerde niet.
Nico zei dat het niet zo heet had moeten zijn, maar dat het verder een mooie bruiloft was geweest.
Ik zei dat ie z'n moeder in de zeik moest gaan nemen, maar hij zei nog een keer dat het een perfecte bruiloft zou zijn geweest als het niet zo teringheet was.
Ik vroeg waar ie dat dan aan af had kunnen zien.
Hij zei dat er niet gevochten werd, en dat dat genoeg was voor een feest waar Robbie rondliep.
Ik lachte kort. Hij had gelijk. Robbie vocht altijd. Met zijn vrijgezellenfeest hadden we een grote bierpul aan zijn hand geplakt, met gipsverband, en daar had ie toen nog iemand mee neergeslagen, die mongool... Als we vroeger naar de kermis gingen, nam ie altijd z'n bitje mee, omdat ie zo trots was op z'n tanden, en hij wist van tevoren al dat het vechten zou gaan worden.
‘Het zou wel mooi zijn geweest,’ zei ik.
‘Wat?’
‘Als Robbie was gaan vechten op zijn eigen bruiloft.’
Nico knikte. ‘Dat zou een mooie afsluiting zijn geweest.’
Een afsluiting van wat, wilde ik eerst vragen, maar het zou weinig zin hebben gehad.
| |
| |
Er lag confetti op de tafel. Als Robbie ergens pissig om zou worden op een feest van hem, zou het confetti zijn geweest. Ik pakte een paar snippers en strooide ze uit op Michaels hoofd.
Nico zei dat het Robbies beste grap tot nog toe was.
‘Ja,’ zei ik. ‘Robbie is een echte grappenmaker.’
‘Een hele echte.’
Twee jaar terug was Robbie met 'r uitgegaan, met Jeanette, die we allemaal wel wilden, maar alleen om een keer een paar leuke dingen met 'r gedaan te hebben. Ze was gewoon lekker en meer niet, echt lékker, met grote tieten en blond lang haar wat niet echt haar eigen kleur was en van die hoge leren laarzen altijd en korte rokjes in de zomer en die benen waren niet echt mooi maar je zag wel dat ze makkelijk uit elkaar zouden gaan - als je zo ver bij 'r kon komen, dan.
Mooi was ze niet, ze was alleen maar lekker. Maar er was niemand die ooit naar haar toe ging, omdat iedereen het idee had dat ie kansloos zou zijn. Ze kwam wel met je praten, maar met een houding van: ik weet dat je me wilt hebben, maar ga maar lekker aan je pik trekken, want je zal me nooit krijgen. Alleen Robbie had schijt aan kansloos, Robbie met zijn brede schouders en zijn rij rechte witte tanden was gewoon op 'r afgelopen toen ze met een paar vriendinnen over het plein liep en iedereen hield zijn adem in, en Robbie kwam teruglopen met een grote grijns op zijn gezicht en een afspraak voor zaterdagavond.
De zondagmiddag daarop, met voetbal, vertelde hij in de kleedkamer hoe het was geweest, maar ik wist het al - hij was om vier uur 's nachts bij mij gekomen, of ie in mijn berging kon met haar, die teringlijer - hij ging haar in mijn bed liggen neuken, en ik kon het 'm niet weigeren.
Hij vertelde dat het alles was wat iedereen verwacht had van Jeanette. En dat Jeanette helemaal verliefd op 'm bleek te zijn, al jaren. En dat ie 'r meteen maar had gevraagd of ze wilde trouwen.
Iedereen in de kleedkamer lachen. Hij was negentien, die Robbie, iemand van negentien trouwt niet, maar toen zei ie heel serieus dat ie het meende, en iedereen werd stil. Iemand vroeg waarom dan. Hij had 'r al geneukt, waarom moest ie trouwen? Ik was godverdomme bij de honden op de bank gaan liggen omdat hij haar ging pakken in mijn bed.
Hij zei dat het gewoon een beetje dollen was, gewoon Jeanette een beetje stangen. Iedereen, o, oké, dan is het goed. Maar een minuut later zei ie dat het helemaal geen gek idee was. ‘Het is toch een lekker wijf? Dan kan ik toch wel met 'r trouwen?’
| |
| |
Later op het veld zei ie tegen mij dat ze 'm gepijpt had. ‘Ik ben nog nooit door een wijf gepijpt.’
Ik vroeg of ie daarom ging trouwen dan.
Hij lachte en zei dat het was om 'r een beetje te dollen. Dat deed Robbie met iedereen, weet je, een beetje dollen. Hij had mensen echt lens getrapt en dan was het een beetje dollen geweest. ‘Maar waarom zou ik het niet doen? Jij zou Jeanette toch ook wel willen?’
‘Willen néúken ja, maar niet trouwen.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Als je getrouwd bent, kan je blijven neuken, Cor.’ Hij knipoogde naar me. ‘Maar wat ik bedoel - dan heb ik dat vast gehád. Dan kan ik me op andere dingen richten.’ Dus hij ging met haar trouwen.
En nu was het echt gebeurd.
Ze was nog verliefd op hem ook, die Jeanette. Ik weet niet of hij echt van haar hield - zulke dingen, daar lachte Robbie om, maar je zag ze altijd samen, zij aan zijn arm hangen, paar van het jaar, absoluut... Die trut was zo gek op 'm dat ze hele avonden naast 'm op een kruk zat als hij zijn geld in de gokkast aan het gooien was bij Verona, en daar zat ze dan gewoon, aan zijn arm, en ze zeiden niets tegen elkaar, hij speelde en zij keek. Paar van het jaar. En die andere dingen waar Robbie zich op wilde richten, ik wist bij God niet wat het was, hij deed niks zinnigs en hij had nog nooit iets zinnigs gedaan en ik was te bang om het te vragen.
De man achter de tap pakte een stoel van de grond en zette die op een lege tafel. Hij pakte er nog een en keek toen weer onze kant op.
We bleven een paar minuten stil.
Toen pakten we Michael op en gingen weg. De man achter de tap zei niets.
We zaten in de auto en Nico reed rustig. We hadden alle raampjes open. Het was drie of vier uur 's nachts.
Michael zat op de achterbank boeren te laten. Ik keek achterom en vroeg of ie fit was.
‘Ik ben altijd fit,’ zei hij langzaam. Hij was stomlazarus. Er zat nog confetti in zijn haar.
‘We hebben morgen een toernooi, weet je nog?’
Hij zei niets.
‘Ik moest op je letten van m'n broer.’
‘Je broer is een gouwe gozer,’ zei Michael. Dat zei hij altijd. Hij boerde weer.
‘Ik zal je bellen als ie z'n reet gelikt wil hebben.’
‘Ik meen het echt, hoor.’
| |
| |
Ik hing m'n hoofd uit het raampje. We reden over de Lelylaan; we waren bijna thuis. ‘Ik wil nog niet naar huis.’ Ik zei dat we met z'n vieren in de auto zouden moeten zitten. ‘We zijn Robbie vandaag kwijtgeraakt. Nou is ie met die del van een Jeanette getrouwd en ik weet zeker dat ze 'm gaat breken. We krijgen de echte Robbie nooit meer terug.’
‘Had je gedacht dat het altijd zo zou blijven dan?’ vroeg Nico.
Ik zei nog een keer dat ik niet naar huis wilde. Dat ik niet in m'n zielige berging wilde gaan slapen omdat Ron me dan wakker zou maken omdat ik moest vlaggen, ik had de pest aan vlaggen en ik had er geen zin in, ik had helemaal nergens zin in.
De warme lucht stroomde door de auto. Ik vroeg Nico of ie naar het Sloterparkbad wilde rijden.
Hij keek me aan. ‘Wat wil je daar gaan doen dan?’
‘Zwemmen.’
‘Ze zijn dicht, hoor,’ zei Michael.
Ik vroeg of dat vroeger een probleem was dan. ‘Jullie hebben de hele zomer kunnen zwemmen en ik heb niets kunnen doen met die gipspoot. Ik wil zwemmen. Ik heb geen zomer gehad als ik niet heb gezwommen in het Sloterparkbad.’
Nico schudde zijn hoofd.
Michael zei niets.
Nico reed naar het Sloterparkbad.
We zetten de auto neer op de parkeerplaats bij het strandje. Het strandje lag naast de hekken van het Sloterparkbad, aan de Sloterplas.
We liepen rustig naar het water. ‘Net als vroeger,’ zei ik.
‘Jij met je vroeger,’ zegt Nico. ‘Ik geloof dat ik een beetje schijtziek van je ga worden met je vroeger dit en vroeger dat.’
Ik keek naar hem. Nico was loodgieter bij zijn vader en hij had de pest aan zijn werk, had er de pest aan elke ochtend vroeg bij zijn vader in de auto te zitten naar de volgende kutklus en ik hoorde niets anders dan teringwerk dit en tyfuswerk dat. ‘Is het nu beter geworden dan?’ vroeg ik hem.
Hij zei niets.
Michael liep naar de waterkant. Hij stond met zijn dronken kop naar het water aan zijn voeten te staren.
Ik zei tegen Nico dat ie zich uit moest kleden.
‘Ik heb er geen zin in,’ zei hij.
‘Het Sloterparkbad, Nico. Vroeger zaten we hier elke dag, zes weken lang, toen we nog klein waren. En jullie hebben de hele zomer
| |
| |
de kans gehad terwijl ik met m'n gips liep te kutten.’ Ik trok m'n broek naar beneden. ‘Ik ga zwemmen. ik weet niet wat jullie verder nog van plan zijn, maar ik ga zwemmen.’
Michael keek naar me. Hij zei dat ie niet in zijn blote reet wilde zwemmen.
‘Dan niet.’ Ik pakte m'n kleren bij elkaar en legde ze bij de struiken neer.
Nico vroeg Michael of ie bang was dat we hem uit zouden lachen, en hij begon zich uit te kleden. ‘We gaan je uitlachen omdat je de enige bent die niet in zijn blote reet staat.’
Hij keek een beetje om zich heen, van Nico naar mij, wij stonden daar al, Nico die aan zijn zak krabde, en toen trok ie toch maar zijn broek uit.
Een paar minuten later stonden we alle drie in onze blote reet. We liepen het water in en begonnen te zwemmen. ‘Het is koud,’ zei Nico.
Ik zei dat hij niet moest zeiken. Waren wij geen bikkels dan?
‘O, wij zijn bikkels.’
We zwommen naar de brug. Daar moesten we onderdoor om in het bad te komen. We zwommen rustig, bleven bij elkaar in de buurt.
‘Het is ver, man,’ zei Michael.
‘Zwem nou maar door, mietje.’
Nico zei dat het licht werd.
We keken omhoog. De lucht was donkerblauw. Alles wat we hoorden waren vogels en onze handen door het water.
We zwommen onder de brug door.
We bleven staan en we keken. Het Sloterparkbad, helemaal voor ons alleen. ‘Wat gaan we nou doen?’ vroeg Michael.
‘We gaan van de glijbaan af,’ zei ik.
Michael en ik liepen naar het kinderbad. Nico bleef staan.
Het water in het kinderbad was glad. We sprongen erin en waadden naar de glijbanen, die in het midden van het bad stonden. We klommen de trappen op en gleden naar beneden, en m'n kont deed pijn, want de glijbanen waren droog. Je moest er met een natte zwembroek vanaf om goed te kunnen glijden. Michael zwom naar me toe en hij zei dat ie z'n reet had verbrand.
‘Ik ook,’ zei ik.
Hij vroeg waar Nico was.
‘Nog daar.’
We liepen terug.
| |
| |
Nico zat op een bankje, aan de rand van het gras. Hij vroeg of de kinderen uit waren gespeeld. ‘Je wilde toch naar die kloterige duiktoren of niet?’ Hij stond op en liep naar het diepe, de andere kant op, en wij gingen achter hem aan, langs de velden waar we overheen renden vroeger, over alle handdoeken met dikke huisvrouwen springen en lachen als ze begonnen te schreeuwen. We liepen elkaar te schoppen, Michael en ik, ik probeerde hem met mijn wreef tegen zijn blote reet te schoppen, kijken of het kletste, daar was ik benieuwd naar, en hij bleef maar roepen dat ik een smerige flikker was en dat ik moest kappen, maar ik was niet scherp, want hij pakte mijn voet, zo uit de lucht, en ik moest hinkelen en hij bleef vasthouden, die teringlijer; ik riep naar Nico dat ie Michael moest schoppen, schop 'm voor z'n reet zei ik, maar Nico liep rechtdoor, langs het grotemensenbad naar de duiktoren en hij liep zo de trap op.
Michael en ik bleven staan. We hadden nooit een plank hoger dan de vijf gepakt, Michael en ik durfden niet en Nico deed het gewoon niets, die duiktoren, alleen Robbie vroeger ging hoger, maar Robbie was gek en dat was al hóóg, vijf meter.
Nico klom zo de vijf voorbij, en de zevenenhalf, en hij stond op de tien. Michael schudde zijn hoofd en zei: ‘Hij doet het niet. Hij doet het echt niet.’
‘Hij doet het wel,’ zei ik.
Nico keek even naar beneden, naar ons, en hij liep naar de rand en zonder in te houden dook ie, zijn armen wijd en ik hoorde Michael naast me kreunen... Hij raakte het water en hij was weg; hij had de perfecte duik gemaakt.
Alleen Robbie durfde het vroeger. Alleen Robbie was zo gek.
Nico klom uit het water en liep langs ons zonder ons aan te kijken; hij probeerde zijn gezicht zo strak mogelijk te houden maar ik zag wel dat ie iets had van: ik heb Robbie niet nodig om zulke dingen te doen. En toen zag ik dat ie een stijve had. Echt waar. We liepen alle drie in onze blote reet en hij had gewoon een stijve van zichzelf gekregen.
Michael en ik bleven een tijdje naar de duiktoren staan kijken. Robbie was vroeger de enige die eraf durfde, van de tien, Robbie was altijd de enige die dingen deed die wij niet durfden; die grappenmaker was zo gek om iets te gaan doen wat ie helemaal niet van plan was alleen maar omdat wij het ergens over hadden, over iets wat we nooit zouden doen, dan ving ie maar de helft op en dan stond ie al - wat niet durven? Stelletje watjes. Hij had auto's gejat en
| |
| |
bouwketen in de fik gestoken en z'n lul aan een klas wijven van de huishoudschool laten zien; je kon 'm zo gek krijgen door alleen maar te zeggen dat jij zoiets nooit zou doen. Dan ging ie dollen.
Michael bleef kijken naar die toren. ‘Waarom deed ie dat nou?’
Ik wees naar de betonnen trappen die aan de andere kant van de toren lagen, waar de meisjes altijd zaten. Jongens die van de tien doken deden het voor die meisjes. Ik niet, ik durfde het niet, ik keek altijd alleen maar naar de meisjes. Kansloos als je niet van de tien dook. ‘Voor de wijven.’
Michael keek. ‘Er zíjn geen wijven...’
‘Kom,’ zei ik. We liepen terug.
Nico was op het olifantje geklommen dat op de rand van het pierebadje stond. Hij zat een beetje voor zich uit te staren.
Michael en ik gingen in het water van het pierebadje staan. Het kwam tot onze enkels.
Michael piste. Hij had zijn handen in zijn zij en een flinke straal kletterde in het badje.
‘Dat is smerig,’ zei ik.
‘Denk je dat al die kleuters niet de hele dag door lopen te zeiken hier?’ Hij piste gewoon door.
Ik keek ernaar. Ik deed het ook.
Nico ging staan op de rug van de olifant en piste ook. Overdag kwam er een straal water uit de slurf van de olifant, en nu stond Nico over z'n kop heen te pissen, zo het water in. Zijn straal kwam ver.
‘Nico is de beste,’ zei ik.
‘Nico is de beste,’ zei Michael.
‘Nu wel,’ zei Nico. ‘Robbie zou verder hebben gekund. Denk je niet, Cor?’ Hij sprong van het olifantje af en liep naar de Sloterplas.
We waren teruggezwommen naar het strandje en we zaten in het gras op te drogen. De zon was helemaal op nu.
We zaten een tijdje naar de zon te kijken. Hij hing nog laag boven de overkant van de Sloterplas.
Nico zei dat het goed was dat ik Cindy niet mee had genomen.
‘Het was niets voor haar geweest,’ zei ik.
‘Jawel; ze had het geweldig gevonden.’
Ik ging achterover liggen, languit in het gras. Ze had het geweldig gevonden - Nico had gelijk. ‘Weet je - jullie kunnen een heleboel zeggen, maar ik ben echt gek op 'r.’
‘Dat zal dan wel, Cor. Maar ik hoor je al een paar weken zeuren over vroeger, vroeger toen we twaalf waren, vroeger toen we veer- | |
| |
tien waren... Ik heb het gevoel dat jij met Cindy omgaat omdat je je nog veertien wil voelen.’
Michael zei dat Cindy een lekker meisje was en dat ik daarom met 'r omging en dat hij ook wel met Cindy om had willen gaan als ik niets met 'r had. Cindy zat bij zijn zusje in de klas en ze was een paar keer bij hem thuis geweest; daar had ik 'r ook voor het eerst gezien, bij Michael aan de eettafel toen ze met zijn zusje huiswerk zat te maken. Ze had opgekeken van haar boeken en ze had naar me gelachen en páng - daar was het. Het gaat dus echt zo, kennelijk; alleen was het bij haar iets minder pang. Ik was bij Michael blijven hangen tot ze gingen eten, en toen Cindy haar tas inpakte en zei dat ze ging, zei ik dat ik ook weg moest en ik ben met haar opgelopen, zei dat ik dezelfde kant op moest, maar dat was onzin, ik wilde gewoon met haar mee, ik wilde haar nog wat langer zien. We liepen tot aan haar deur en we praatten over dingetjes van niks, maar ik vond alles even mooi wat ze zei en we stonden er een uur later nog en ik was zó verliefd, god, wat was ze mooi...
‘Ik ga niet zeggen dat ze er niet goed uitziet,’ zei Nico, ‘maar je ziet wel heel erg aan 'r dat ze veertien is, en alles wat je met 'r kan doen is handjes vasthouden.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Meer heb je gewoon niet nodig als je echt gek bent op een meisje.’ Ik keek naar Nico. ‘En het kan me eigenlijk niet zoveel schelen wat jij denkt.’
‘Dan niet.’
‘Ze is gewoon lekker,’ zei Michael nog een keer.
Ik zei dat ie z'n kop moest houden. ‘Ze is niet lekker, Michael; ze is móói.’
Michael giechelde.
Ik zei dat toen we nog op school zaten, ik altijd het mooiste meisje van de klas wilde. Andere meisjes had ik wel kunnen krijgen, maar ik wilde de mooiste omdat het de mooiste waren, en dat gebeurde toch nooit.
‘Komt omdat je lelijk bent,’ zei Michael.
Ik zei dat ik 'r nu had. Nu had ik het mooiste meisje van de klas.
‘Je bent alleen een beetje laat,’ zei Nico.
‘Dan maar laat. Ik heb 'r wel, voorlopig.’ Maar ik hád 'r niet, natuurlijk.
Nico schudde zijn hoofd. ‘Voorlopig... Wat bedoel je daar nou weer mee?’
‘Niets.’
Michael floot. Daarna hield ie een hand aan zijn oor. ‘Dat hoor je nu aan de overkant,’ zei hij. ‘Water draagt geluid heel ver. Wist je
| |
| |
dat?’ Dat moest ie op tv hebben gezien, want Michael kon nauwelijks lezen.
Ik stond op en riep hard: ‘Robbie is een lul!’ Ik luisterde, maar niemand zei iets terug.
Michael trok een hand gras uit de grond en gooide het naar me toe. Hij zei dat ík een lul was.
‘O ja, Michael, ik ben een lul. Robbie trouwt met de grootste trut die er rondloopt om 'r een beetje te dollen, en ik ben een lul.’
‘Hij is met 'r getrouwd omdat ie gek op 'r is,’ zei Michael.
‘Hij is met 'r getrouwd omdat ze het eerste wijf was dat 'm gepijpt had.’
Nico en Michael keken me aan.
‘Dat heeft ie me verteld.’
‘Wanneer?’
‘Die dag nadat ie met 'r uit was gegaan. Jeanette was het eerste wijf dat 'm gepijpt had, en hij wilde met 'r trouwen omdat ie dat dan vast gehad had.’
Nico keek voor zich uit en schudde zijn hoofd. ‘Ik ben nog nooit gepijpt. Ik hoop niet dat het snel gebeurt.’
Ik lachte en Nico en Michael begonnen ook te lachen. We lagen daar in het gras en we lachten, maar het maakte me zo triest, ik wilde liever húílen godverdomme, dat Robbie opgehouden was met alles omdat ie het dan alvast gehad had, dat ie zich op andere dingen kon richten... We hadden nog jaren door kunnen gaan zoals het was. Nog jaren.
We hadden ons aangekleed en we liepen terug naar de auto.
We hadden alle drie een pak aan, speciaal gekocht voor de bruiloft - we hadden nog nooit een pak aangehad. Ik had m'n stropdas in m'n zak gestopt, Nico was 'm kwijt, die moest nog ergens in de struiken liggen, maar hij had geen zin 'm te zoeken, en Michael had 'm weer omgeknoopt, maar het zag er niet uit...
We zouden in vijf minuten thuis zijn, en ik wilde niet naar huis. Slapen in m'n zielige berging en dan wakker worden geschopt door m'n broer omdat we moesten voetballen en ik kon niet eens voetballen - ik zou moeten vlaggen.
Ik zei dat ik terug wilde lopen.
‘Komt ie weer met zo'n belachelijk idee,’ zei Nico.
Ik zei dat ik terug wilde lopen, net als vroeger, toen we klein waren. Door het park, over het plein, langs Tussenmeer.
Michael zei dat ie ook terug wilde lopen. Als je zei dat je poep wilde eten, zei Michael dat ie dat ook wilde.
| |
| |
Nico schudde zijn hoofd. ‘En m'n auto?’
‘Die gaan we morgen wel halen,’ zei ik.
Nico zei dat hij niet dronken was, dat ie niet mee kon leven in mijn bezopen ideeën.
‘Wij zijn ook niet meer dronken,’ zei ik.
‘Nee,’ zei Michael.
Ik zei dat ik het voor één keer allemaal een beetje als vroeger wilde.
Nico zuchtte. ‘Als je me één ding belooft, Cor. Je moet me beloven dat je het morgen niet meer als vroeger wil. Dan gaan we terug lopen. Niet meer dit gezeik over toen we twaalf waren. Van mij mag je twaalf blijven tot je tachtig bent, zolang ik het maar niet meer hoef te horen.’
Ik zei dat ik het beloofde. Dat ik beloofde dat ik het zou proberen.
We liepen door het park. We hadden onze tassen met natte spullen bij ons en we sloegen elkaar tot we moe waren, en we pakten elkaars handdoeken af en die gooiden we dan in de bomen en als er een bleef hangen, moesten we die met z'n allen weer uit de takken zien te krijgen omdat we niet wilden dat er iemand problemen met zijn moeder zou krijgen. Nu liepen we langzaam en we waren stil. We zagen een fazant. Hij liep zo voor ons uit, een paar meter, en we keken en we zeiden niets.
We kwamen op het plein. We bleven staan bij de fontein met de rennende schaapjes. We zaten hier altijd toen we zestien, zeventien waren.
‘Weet je nog, Rooie Paultje van het kamp, met zijn dobermann?’
‘Rooie Paultje is dood,’ zei Nico.
Michael vroeg hoe het met z'n hond zou zijn.
‘Wat kan mij die hond schelen, man.’ Nico liep verder.
We liepen achter hem aan. ‘Het waren mooie tijden,’ zei ik.
Nico zei dat het mooie tijden waren omdat het voorbij was. ‘Het is voorbij en het komt nooit meer terug. Rooie Paultje heeft zijn balletje mee het graf in genomen en de wijven bij de c & a zullen nooit meer gillen.’
‘En Robbie?’
‘Robbie is getrouwd. Meer niet. Hij is getrouwd. Ik kom straks ook een del tegen en daar zal ik dan mee trouwen en ze zal me breken zoals Jeanette Robbie breekt, volgens jou, en ik zal op zaterdag met een boodschappenwagentje achter haar aan door de supermarkt op het plein lopen... en het zal gewoon zo zíjn. Er gaat niets
| |
| |
spectaculairs gebeuren. Daar zal je niets aan kunnen doen.’
Ik vroeg hem of we dan nog vrienden zouden zijn.
Hij keek me aan. ‘Ik weet het niet. Ik weet het echt niet. Ik denk het niet, eigenlijk. Ik denk dat dat over is, na een paar jaar. Mensen zoals wij trouwen en houden alleen nog maar kennissen over, Cor.’
‘Je lult. Hou nou op met lullen, man.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Denk je dat we straks nog samen bij Van Vliet zitten, als we allebei getrouwd zijn? Op jouw verjaardag zit ik bij jou, en op mijn verjaardag zit jij bij mij. Met een beetje mazzel krijgen we allebei een paar kinderen, dan hebben we nog een paar verjaardagen. En daar blijft het bij. En misschien is het net als bij Jimmie Bakker, kom jij een wijf tegen dat het niet goed vindt dat jij met ons omgaat. Dan luister jij, want jij wil je pik ergens kwijt.’
‘Nee,’ zei ik, ‘nee. Dat zou ik nooit doen.’
‘Als zij je bij je pik heeft, zou jij het doen, Cor. En ik ook. En Michael ook.’
‘Niet,’ zei Michael.
‘Wel. Als Cindy morgen tegen jou zegt, Cor, dat ze met je naar bed gaat als je belooft dat je niet meer met ons omgaat, zou je het doen.’
Ik dacht aan Cindy en hoe ze eruitzag. ‘Weet ik niet...’
‘Ik weet het wel. Zo gaat het worden, Cor.’
We liepen over Tussenmeer. Tussenmeer was leeg.
Op de hoek van de brug stond de kiosk, waar vroeger, voor de Febo kwam, Ome Jan zat, met zijn patattent. Nu zat er een kippenboer. Ome Jan was failliet gegaan nadat de Febo er was gekomen.
‘Daar,’ zei ik. ‘We gaan een patatje halen bij Ome Jan.’ Ik liep naar de overkant.
Nico zei dat Ome Jan weg was.
Ik draaide me half om en ik zei dat ik een patatje tartaarsaus ging halen. Bij Ome Jan kon je kiezen uit twintig verschillende sauzen. En hij had Franse frietjes. Franse frietjes met tartaarsaus, daar bewaarde je je geld voor als je was wezen zwemmen.
Ik bleef staan voor de kiosk, met mijn handen in mijn zakken. Nico kwam naast me staan. Zo stonden we een paar minuten.
Toen vroeg hij of ik nog geld overhad.
‘Ja. Speciaal bewaard voor een portie Franse frietjes met tartaarsaus van Ome Jan.’
Nico knikte. ‘Haal jij dan maar voor ons, dan gaan we op het muurtje zitten.’ Hij zei het zacht. Ik geloof dat ie eigenlijk niet wilde dat ik het zou horen. Ik dacht niet dat ie het zelf wilde horen.
| |
| |
Ik stond nog een tijdje naar de kiosk te kijken. Toen ging ik naast Nico en Michael zitten, op het muurtje, in de zon.
‘Geen patat?’ vroeg Nico.
‘De patat is op.’
Ik krabde aan mijn enkel. De ziektewet was voorbij voor me. Maandag moesten we weer gewoon naar ons werk.
‘Hé Cor,’ zei Nico. ‘Cindy... Ze wil niks met je, hè?’
Ik haalde mijn schouders op. Ze was zo mooi dat ik altijd heel trots met haar over Tussenmeer liep, en ik hoopte dat mensen zouden denken dat we verkering hadden, en vooral Nico en Michael en iedereen, dat ze zouden denken van goh, die Cor kan mooie meisjes krijgen, zeg...
Nico zei dat het later nog altijd zou kunnen komen.
Michael zei dat ie ons gezien had, dat ik toch laarzen voor haar had gekocht, toen? ‘Dat waren toch hele dure laarzen?’
Ik haalde mijn schouders weer op.
‘Je bent gek, Cor. Je koopt toch geen laarzen voor een meisje dat niks met je wil?’
Nico zei tegen Michael dat ie z'n kop moest houden.
Ik dacht aan Cindy. Zij had nooit een patatje tartaarsaus gehaald bij Ome Jan. Ik zou haar wel kunnen vertellen over Ome Jan, maar ik dacht niet dat het haar zou boeien.
Ik zat met Nico en Michael op het muurtje. Robbie was er niet meer bij. We waren Robbie kwijt, hij had ons alleen gelaten voor Jeanette, die niets anders kon dan lekker zitten wezen, en we waren 'm kwijt omdat ie zich zo op andere dingen kon richten.
Maar we waren mij ook kwijt.
We waren mij al kwijt toen ik Cindy voor het eerst zag, bij Michael thuis aan de eettafel, huiswerk makend met zijn zusje, en ze was het mooiste meisje van de klas - als ik maar een paar uur per week bij haar kon zijn, had ik ze allemaal opgegeven, Nico, Robbie en Michael, en Rooie Paultje en Dikke Marcel als ze nog hadden geleefd en de twee Appies en Witte Mo de heler die op kleine meisjes geilde maar wie ben ik om dat te veroordelen, en die ouwe Jimmie Bakker en Erroll met z'n negerpraatjes... Ik had ze allemaal op het plein laten staan voor Cindy. En zij zou mij zo laten staan als ze er geen zin meer in zou hebben en het enige wat ze hoefde te doen om mij zo gek te houden was mooi zitten wezen.
Ik zat daar op het muurtje met Nico en Michael. Vanmiddag zou het toernooi zijn. We zouden ergens halverwege uitgeschakeld worden en daarna zouden we terugrijden naar Osdorp. Ik zou naar Cindy's straat lopen en ik zou rustig wachten tot ze naar buiten zou
| |
| |
komen en ik zou haar meenemen naar Verona en daar zou ik kijken hoe ze haar ijsje zou eten en daarna zouden we naar het zwembad gaan, naar de duiktoren, en ik zou voor haar van die kloterige tien afduiken en ze zou verliefd op me zijn.
We bleven zitten op het muurtje tot de eerste tram langsreed. Toen we naar huis liepen, nam ik afscheid van ze. Michael zei nog dat ik niet tegen Ron moest zeggen dat het zo laat was geworden. Lieve Michael.
Nico knipoogde naar me. Ik zei dat ik 'm zou missen.
Hij zei dat het nog niet zover was.
‘Ik zeg het nu. Voor als ik het later vergeet.’
Hij knikte. Hij zei dat hij mij ook zou missen.
|
|