De Gids. Jaargang 166
(2003)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 741]
| |||||||||||||||||||||||
David Hamers
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 742]
| |||||||||||||||||||||||
disme’ ‘plaats’ vaak naar de achtergrond. Het polycentrische netwerk heet dan bijvoorbeeld een non-place urban field. Gaat de aandacht sterker uit naar een bepaalde plek in de grootstedelijke omgeving, dan kan ‘plaats’ wel degelijk een belangrijke notie zijn. Knooppunten blijken dan niet inwisselbaar. Op deze plaats, hier, is bijvoorbeeld een gemeenschap ontstaan die op die plaats, daar, ondenkbaar is. En, op deze plek verdedigen we onze levensstijl en identiteit, die plek vermijden we. ‘Centrum’ en ‘periferie’ mogen dan problematische concepten zijn geworden, denken in termen van ‘afstand’ en ‘afscherming’, maar ook ‘veilig’ en ‘onveilig’, ‘drukte’ en ‘rust’ is onverminderd populair. In Generation X (1991) vertelt Andy dat het er vandaag de dag niet meer zoveel toe doet waar iemand vandaan komt. Overal immers dezelfde winkels in de mini-mall, aldus zijn broer Tyler. In ‘Two Postcards from the Bahamas’ uit Couplands bundel Polaroids from the Dead (1996) neemt de verteller een vergelijkbaar standpunt in. ‘“Place” is a joke’ (Coupland (1997): p. 112), lezen we op een van de ansichtkaarten. In andere stukken uit de bundel doen plaatsen er wel degelijk toe. In het essay over de Lions Gate Bridge, bijvoorbeeld, is deze brug in het Canadese Vancouver niet zomaar een stuk infrastructuur, maar een wezenlijk onderdeel van de identiteit van de verteller, Coupland zelf. En in het essay over het Californische Palo Alto wordt dit stadje niet opgevoerd als een van de vele knooppunten in Silicon Valley - in Robert Fishmans befaamde suburbia-geschiedenis Bourgeois Utopias (1987) de archetypische technoburb -, maar als een van de weinige plekken waar de middenklassedroom nog steeds lijkt uit te komen. Palo Alto is where tv's Brady Bunch would have lived (and still might): amid the Arcadian suburban foliage [...]. Its twenty-six square miles are a gracious and charming place in which to live, and there are no caveats on enjoyment of the place. [...] It is the embodiment of middle-class tranquility and freedom. It is Palo Alto [...] that lurks in the back of many minds as the ideal that is worth fighting for when fighting is called for (ibid: pp. 115-6). Beide opvattingen van ‘plaats’ krijgen uitdrukking in het slotstuk van Polaroids from the Dead. In ‘Brentwood Notebook: A Day in the Life: August 4, 1994’ schetst Coupland een portret van een van Los Angeles' upper- en upper-middle-class buitenwijken. Brentwood wordt opgevoerd als een non-place, een plek zonder duidelijke grenzen en zonder geschiedenis, waarmee bewoners zich nauwelijks ver- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 743]
| |||||||||||||||||||||||
bonden voelen. Tegelijkertijd zet Coupland de buurt neer als een gemeenschap die plaats geen grap vindt, maar bittere ernst. De Brentwoodians in zijn notebook beschouwen hun buurt niet als onderdeel van groot L.A., maar kiezen voor isolement. Hoewel ze er formeel deel van uitmaken, willen ze niet opgaan in de sprawling metropool. In een tijd waarin L.A. als exopolis suburbia voorbij lijkt, wordt op deze plek de suburbane droom gekoesterd. Bevochten, beschermd, beveiligd. ‘Brentwood Notebook’ maakt deel uit van een zeer diverse bundel. In de meeste stukken in Polaroids from the Dead is een concrete gebeurtenis of plaats aanleiding voor abstracter overwegingen over uiteenlopende thema's: ouder worden en de dood, herinnering en geheugenverlies, media en roem, technologie en consumptie, identiteit en gemeenschap. Verscheidene van deze thema's worden in het sluitstuk over Brentwood hernomen. Coupland zet de buurt neer als een gemeenschap die exemplarisch is voor de snelle Amerikaanse westkust. Ze kan worden beschouwd als belichaming van een extreem moderne of postmoderne samenleving en cultuur aan het eind van de twintigste eeuw. Brentwood staat voor materialisme, onmiddellijke bevrediging van oppervlakkige verlangens, een alomtegenwoordige beeldcultuur en een op hol geslagen modecyclus. “If one does not change mates, religions, hairdos, bodies, politics or residence periodically,” schrijft Coupland, “the secret and vaguely pejorative assumption among natives is: That person really isn't trying” (ibid: p. 189). Dit resulteert in een fascinerende opeenvolging van trends, levert gestaalde lichamen op en een zorgvuldig vormgegeven woonomgeving, maar niet zonder dat daarvoor een prijs wordt betaald. Tot voor kort stonden onder meer traditie, religie, familie, politieke opvattingen, klasse en plaats garant voor een coherente identiteit. Die tijd is voorbij, suggereert Coupland. In elk geval op deze plek aan de westkust. “In Brentwood one sees a certain blankness in the eyes, and if not a blankness, then a wanting, as though some form of information has been deleted” (ibid: p. 185). In het Brentwood uit Couplands notebook ontbreekt het aan continuïteit en coherentie, zowel in het leven van individuele bewoners als in de gemeenschap. Zoals veel van Couplands romans en verhalen - naast Generation X bijvoorbeeld ‘1,000 Years’ uit Life After God (1994), Microserfs (1995), Miss Wyoming (2000) en All Families are Psychotic (2001) - is ‘Brentwood Notebook’ een stuk over identiteit, in dit geval hecht verbonden met tijd. Het is een portret van een buitenwijk waarin bewoners slechts een gemeenschap vormen zolang ze zich verenigen in hun verzet tegen veranderingen die | |||||||||||||||||||||||
[pagina 744]
| |||||||||||||||||||||||
van buitenaf hun suburbane droom bedreigen. Niemand lijkt echt geïnteresseerd in de wijk, maar grenzen worden streng bewaakt. Velen verdienen hun geld in dynamisch medialand, in Brentwood streven zij stilstand na. In de wijk bewaken zij niets minder dan perfectie, maar gelukkig lijkt niemand. Brentwoodians krijgen deze identiteit aangemeten in een allesbehalve traditionele tekst. De temporele structuur van ‘Brentwood Notebook’ - vijf dagdelen van 4 augustus 1994 - mag dan suggereren dat Coupland verslag doet van wat hij gedurende een dag heeft gezien in de wijk, duidelijk is dat hij niet alleen put uit eigen observatie. Hij kijkt niet alleen, hij leest ook veel. In zijn portret herkennen we onder andere fragmenten uit tijdschriften, advertenties, memoires, een sociaal-wetenschappelijk betoog en een menukaart. Zijn notebook is een fascinerend construct. Het wekt de indruk een realistisch portret te zijn van een buitenwijk, maar verbergt niet dat het uit tal van beschrijvingen, betogen, citaten, opinies en verhalen is opgebouwd. Bovendien brengt het deze uiteenlopende fragmenten niet bijeen in een stuk dat zich eenvoudig bij een genre laat indelen. Sociaal-wetenschappelijke en literaire tradities raken vervlochten. ‘Brentwood Notebook’ houdt het midden tussen een reportage, een betoog en een verhaal. Impressies worden afgewisseld door argumenten, argumenten maken plaats voor suspense. Het maakt de lezer alert. We worden niet alleen uitgenodigd te letten op wat we te zien krijgen, maar evenzeer op hoe het totstandkomt. Om dat wat en hoe te achterhalen, zullen we de verleiding moeten weerstaan de structuur van het notebook als leidraad te nemen. In plaats van met Coupland van de ochtend tot de nacht van 4 augustus door Brentwood te wandelen, zal ik in zijn beeld van de wijk een aantal structurerende elementen onderscheiden die niet onmiddellijk zichtbaar zijn. Tegelijk met deze deconstructie van Coup-lands portret laten zich van Brentwood gezichten reconstrueren met elk een eigen uitstraling. Het ene keert zich van ons af, het andere lacht ons vriendelijk toe en weer een ander vertoont uitermate grimmige trekken. | |||||||||||||||||||||||
2. Brentwood bestaat nietBrentwood bestaat niet, schrijft Coupland op de eerste pagina van het notebook. Het is slechts een postcode: 90049. De heuvelachtige suburb is niet autonoom, maar maakt deel uit van West Los Angeles. Brentwood bestaat natuurlijk wel. Er staan grote huizen van rijke mensen, Marilyn Monroe stierf er en de O.J. Simpson-moorden | |||||||||||||||||||||||
[pagina 745]
| |||||||||||||||||||||||
werden er gepleegd. Toch is de wijk op geen landkaart te vinden. Slechts de torens van het abc Entertainment Center in Century City, de oceaan en de Santa Monica Mountain Range canyons geven Brentwood ‘a notion of geographical “place-ishness”’ (Coupland (1997): p. 149). Er blijkt bijna niemand te vinden die kan aangeven waar de wijk begint en eindigt. Bovendien is onduidelijk waar Brentwood zijn naam vandaan heeft: ‘[...] it emerged ex vacuo in 1907’ (ibid: p. 151). In tegenstelling tot buren als Bel Air en Beverly Hills is van de wijk geen geschiedenis geschreven. Het hele archief in Brentwood past volgens Coupland met gemak in één doos. De wijk is blijkbaar niet geïnteresseerd in haar verleden, zet het niet in om zichzelf een identiteit aan te meten. ‘Brentwood is a place that has never thought of itself as even existing. That is part of its charm, its attraction’ (ibid: p. 161). Het koestert geen herinneringen, schrijft Coupland. Het lijkt zelfs te lijden aan een collectief geheugenverlies. Toon je interesse in Brentwood, dan is de eerste reactie: ‘But there is no history,’ gevolgd door een wantrouwend ‘How come? How can you care about a place that doesn't even exist?’ of ‘You mean this counts as a place?’ (ibid: p. 162). Symbolisch is het nieuwe J. Paul Getty Center op een heuveltop buiten Brentwood. Het museum is nog geen deel van het leven in de wijk en zal dat waarschijnlijk ook nooit worden, betoogt Coupland. ‘It does not collect twentieth-century art [...]’ (ibid: p. 168). Het verleden wordt op veilige afstand weggestopt tussen de muren van een museum: ‘the Getty atop its hill acts as a stunning metaphor for the weight of history placed in a location that is silently and willfully antagonistic toward recognizing history's flow’ (ibid). Het besef dat het ooit anders was en dat het, erger nog, ooit weer anders zal zijn, is niet welkom. Naast een plek zonder ‘hier’ en ‘toen’ is Brentwood een plaats waar ‘straks’ wordt geweerd. Waar het museum de grens symboliseert die het verleden niet mag overschrijden, trekt een grote begraafplaats een lijn ten opzichte van de toekomst. Op twee manieren belemmert Los Angeles National Cemetery, ten oosten van de 405 Freeway, verandering. Ten eerste is het, net als alle begraafplaatsen, een laatste rustplaats. Er liggen tachtigduizend mensen begraven. Bovendien is er geen plaats meer vrij, zodat er hier niets meer zal veranderen. Coupland omschrijft het terrein als ‘a landscape of utter uneventfulness’ (ibid: p. 194). Ten tweede heeft het een eigenschap die in L.A. uitermate schaars is: ‘undevelopability’ (ibid: p. 196). De bestemming van het land ligt vast, waardoor projectontwikkelaars het niet kunnen ombouwen tot woonwijk of shopping | |||||||||||||||||||||||
[pagina 746]
| |||||||||||||||||||||||
mall. Los Angeles National Cemetery is een toonbeeld van inertie. De begraafplaats is ‘uitontwikkeld’. Met haar ligging, grootte en functie houdt ze de grondprijs in Brentwood hoog en functioneert ze bovendien als buffer tussen deze rustige wijk en haar veel extravertere buren Westwood en Beverly Hills en de dynamiek van Interstate 405. In Couplands notebook komt de tijd in Brentwood op 4 augustus 1994 tot stilstand. Gisteren en morgen kunnen of mogen er niet bestaan. De wijk kijkt niet om naar het verleden en als ze al verwachtingen uitspreekt voor de toekomst, dan houden die een verlangen in naar handhaving van de status-quo. Tijd, als ontwikkeling, bestaat in de wijk niet: Brentwood leeft in een statisch heden. | |||||||||||||||||||||||
3. Brentwood bestaat, maar is onzichtbaarNaast ‘willful ignorance of history’ kenmerkt ‘rejection of reflection’ (ibid: p. 156) de wijk. Overdag, schrijft Coupland, wordt de wijk voornamelijk bevolkt door de winkelende vrouwen op San Vicente Boulevard. Zij worden omgeven door mooie acteurs en slanke actrices die zich op hun gemak van audities naar de fitnessclub begeven: ‘a soap opera terrarium of post-humanized objects of desire pantherishly released in the boudoir’ (ibid: p. 148). Zij belichamen de illusie van het niet-gejaagde bestaan in deze wijk. Gewerkt wordt er aan de overkant van Interstate 405. Coupland illustreert Brent-woods liefde voor rust met een opsomming van reacties op verstoring ervan, een lijst zoals ook vaak valt aan te treffen in sociologische studies van suburbaan verzet tegen verandering en groei.Ga naar eindnoot2. In 1975, schrijft Coupland, breekt er paniek uit als San Vicente Boulevard een highway dreigt te worden genoemd. Huizenbezitters weten in 1977 te voorkomen dat langs Sunset een freeway wordt aangelegd die door het centrum van Brentwood is gepland. Een jaar later besluiten de leden van Brentwood Park Homeowners Association nog slechts twee film shoots per woning per jaar toe te staan. En sinds 1991 mogen bladeren met niet meer dan 65 decibel geluid worden weggeblazen. Met deze handhaving van rust toont Brentwood een tweede gezicht. Het krijgt reliëf doordat Coupland de buurt neerzet als een buitenwijk die zich twee opdringerige buren van het lijf tracht te houden: buurwijken als Beverly Hills en de stad Los Angeles. De eerste vooral om hun imago, de tweede ook in fysieke zin. Brentwood ervaart Los Angeles als bedreiging. Als luxe, ruime en leefbare | |||||||||||||||||||||||
[pagina 747]
| |||||||||||||||||||||||
wijk presenteert het zich als een schitterend alternatief voor de op vele punten uit de hand gelopen stad. Coupland neemt in zijn notebook passages op uit Mike Davis' City of Quartz (1990), waarmee hij aansluiting zoekt bij de langlopende discussie over de relatie tussen stad en buitenwijk waarin L.A. een hoofdrol speelt. Als symbool voor ongebreidelde sprawl vrezen suburbs de metropool. Met name buurten waarin de rijken zich hebben teruggetrokken, zijn bang te worden opgeslokt met alle grootstedelijke gevolgen van dien. Wat hun vooral zorgen baart, is de kwaliteit van de leefomgeving op de lange termijn en de prijzen van hun huizen op de korte. Coupland citeert uit Davis' boek een drietal ‘feiten’ met betrekking tot het leven in de betere buitenwijken van L.A. Een: huiseigenaren houden van hun kinderen, maar nog meer van de waarde van hun eigendom. Twee: gemeenschap betekent homogeniteit van ras, klasse en vooral huizenprijzen. Drie: de invloedrijkste sociale beweging in hedendaags Southern California wordt gevormd door de welvarende huizenbezitters die de waarde van hun huizen en de exclusiviteit van hun buurt bewaken. Met het citaat zet Coupland Brentwood neer als een exclusieve, op behoud en bescherming gerichte buitenwijk. Ook in Brentwood, suggereert hij, is onroerend goed het onderwerp van gesprek. Brentwoodians hechten groot belang aan een goede infrastructuur, hoge grondprijzen en strenge beveiliging (zie Coupland (1997): p. 158). Hun wijk wordt opgevoerd als de vlees-(en steen-, staal- en gras-)geworden vlucht voor stedelijke wanorde. Brentwood tracht te ontsnappen. Het heeft zich doelbewust een transparant profiel aangemeten, schrijft Coupland. Door zich te verbergen, probeert het aan de alomtegenwoordige metropool te ontkomen. Los Angeles without sci-fi-caliber infrastructure is not only un - imaginable but impossible. [...] Brentwood's infrastructure is seamless. Its invisibility and fail-proofness all add to the utopian claim of the place. [...] A strong component of Brentwood's identity is that the area acts as a temporary respite from the infrastructural omnipresence of Los Angeles. [...] Entering Brentwood is like reading a book where the capitalization periods and commas suddenly vanish (ibid: pp. 163-4) Brentwood houdt een landelijke illusie in stand. Bomen zijn daarvoor volgens Coupland van groot belang. Ze scheiden de rijken van de armen en verhogen de prijs van de grond. Bovendien onttrekken ze transformatorhuisjes, elektriciteitspalen en andere smetten aan | |||||||||||||||||||||||
[pagina 748]
| |||||||||||||||||||||||
het zicht, waarmee ze bijdragen aan ‘the dream of American Arcadian living’ (ibid: p. 163) en Brentwoodians sterken in hun opvatting dat ‘heaven is manufacturable’ (ibid: p. 164). De hemel is groen. Het is de kleur van de eucalyptus, het gazon, de peer en de vijg die Coupland om zich heen ziet. Maar ook de tennisbaan, de brievenbus, de Jaguar en Jeep Cherokee zijn groen. De wijk maskeert de aanwezigheid van technologie, maar is ondertussen van diezelfde technologie afhankelijk om de bucolische illusie overeind te houden. ‘In Brentwood, infrastructure is present precisely through its lack of presence,’ schrijft Coupland (ibid: p. 164). De wijk tracht te schitteren door afwezigheid. Ze verbergt zich niet alleen voor alomtegenwoordig L.A., maar houdt zich eveneens schuil voor haar rijke buurwijken. Brentwood probeert zoveel mogelijk low profile te zijn. Het biedt de rijken een riant onderkomen, maar houdt de aandacht die zij met zich meebrengen zoveel mogelijk buiten de deur. Vanuit Hollywood en Bel Air gaan steeds meer beroemdheden in Brentwood op zoek naar rust en privacy. Het is veel introverter dan bijvoorbeeld Beverly Hills. ‘It is as though to live in Brentwood, one signs a covenant of invisibility,’ stelt Coupland (ibid: p. 162). De wijk doet er alles aan om geen aandacht op zich te vestigen. Brentwood bestaat, maar wil onzichtbaar zijn. Wat de inwoners O.J. Simpson kwalijk nemen, is dat hij het convenant heeft geschonden. De plaats van het delict zal de komende honderd jaar een toeristische attractie zijn, voorspelt Coupland. De moord zal van Brentwood een plaats maken waar iets is gebeurd, een plek die interessant is voor mensen van buitenaf. Actrice Michelle Pfeiffer is uit voorzorg al verhuisd. | |||||||||||||||||||||||
4. Brentwood als utopie en dystopie4.1. Brentwood als utopieDe presentatie van Brentwood leunt in Couplands notebook zwaar op een aantal traditionele motieven uit de verbeelding van suburbia. Er komt een plaats- en tijdbeeld tot stand waarin we zowel het pastorale tempo, de pittoreske omgeving als de paradijselijke perfectie uit andere verbeeldingen van suburbia herkennen. Wat past in de klassieke sjabloon van ideaal suburbia wordt in ‘Brentwood Notebook’ uitgelicht. De wijk belichaamt de droom van het arcadische leven, schrijft Coupland. Hij noemt haar een ‘Edenic locale’ (ibid: p. 163) en meet de variatie aan planten en bomen breed uit. Daarnaast besteedt hij uitgebreid aandacht aan het comfortabele | |||||||||||||||||||||||
[pagina 749]
| |||||||||||||||||||||||
karakter van het leven in de buurt. Hij presenteert luxe goederen, advertenties voor dure producten en namen van gerenommeerde bedrijven. Deze worden uitgebreid onder elkaar opgesomd voor een maximaal effect. Bovendien wordt voortdurend benadrukt dat Brentwoodians bovenal waarde hechten aan stabiliteit, veiligheid, orde en privacy. De suggestie is dat zij niets aan het toeval overlaten. Tegenover deze behoefte aan beheersing staat traditioneel grootstedelijke chaos. Het ideaal van suburbia leunt in feite op de negatieve representatie van de stad. Het negatief van Brentwood is uiteraard L.A. Als geen ander figureert de stad in doemverhalen. Na lange tijd de belofte van het betere leven in een nieuw en zonovergoten land te hebben belichaamd, wordt de City of Dreams in toenemende mate geassocieerd met uiteenlopende nachtmerries. In verschillende varianten van een angstaanjagend scenario voor de toekomst van de stad - zelfs van stedelijke toekomst in het algemeen - staan naast ongebreidelde groei onder meer toenemende sociaal-economische polarisatie en dreigende etnische onlusten centraal. Met steeds dezelfde strekking: er dreigt een catastrofe. L.A., stelt Reyner Banham in zijn klassieke Los Angeles: The Architecture of Four Ecologies (1971), staat bekend als ‘the harbinger of universal urban doom’ (Banham (1971): p. 24). Als Coupland stelt dat inertie de strijd uiteindelijk zal verliezen van dynamiek (zie Coupland (1997): p. 196), dan plaatst hij de stabiliteit van de buitenwijk Brentwood tegenover de neerwaartse spiraal in dit L.A. In Brentwood staat L.A. bekend als ‘the encroacher’, als de opdringerige buurman die voortdurend terrein dreigt te winnen en een inbreuk betekent op de hooggewaardeerde privacy in de wijk. Als stad valt L.A. vanuit Brentwood niet te beheersen, als angstbeeld wel: het wordt angstvallig in stand gehouden. De te grote, chaotische en onveilige stad is voor Brentwoodians een worstcasescenario, hun meest onwenselijke toekomst. Koste wat kost willen zij voorkomen dat de wijk net als de metropool downhill gaat. Los Angeles is op weg naar het einde, Brentwood zet de tijd stil. Het beeld van de buitenwijk waarin rust, orde en stabiliteit worden beschermd tegen de negatieve invloed van de omgeving heeft wortels in een traditie die nauw is verbonden met de Amerikaanse suburbane droom. Al vanaf het begin wordt de ideale buitenwijk in utopische termen neergezet. Voorbij the last frontier wacht een Nieuwe Wereld, komt de hemel op aarde binnen handbereik. Suburbia geldt als een nieuw Eden, belichaamt de aloude hoop op een herwonnen paradijs.Ga naar eindnoot3. Nog steeds dragen legio boeken en artikelen over de buitenwijk woorden als ‘droom’, ‘morgen’ en ‘paradijs’ in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 750]
| |||||||||||||||||||||||
hun titel en worden met name de luxere suburbs opgevoerd als gerealiseerde utopie. Zo typeert filosoof René Boomkens de buitenverblijven van de rijken in de heuvels van L.A. bijvoorbeeld als ‘private utopia's’, gelegen in ‘een grenzeloos suburbia dat een hang verraadt naar onbekende droomwerelden’. Het suburbane, volgens sommigen postsuburbane Irvine ten zuidoosten van de stad omschrijft hij als ‘een groen paradijs voor autobezitters, een droom van rust en veiligheid’ en ‘de meest concessieloze en geslaagde variant van het suburbane utopia’ (Boomkens (1998): pp. 313, 314). Noties als ‘de hof van Eden’ en ‘het herwonnen paradijs’, betoogt filosoof Hans Achterhuis in De erfenis van de utopie (1998), zijn premoderne voorlopers van de utopie: de goede plaats die nergens bestaat. Daarvan worden er vanaf de zestiende eeuw - vanaf Thomas Mores Utopia (1516) - talloze geschreven. Hoewel deze onderling verschillen, vertonen ze sterke familiegelijkenissen, laat Achterhuis zien. Hij spreekt van een utopisch vertoog met een beperkt metaforisch repertoire. Steeds keren dezelfde beelden en wendingen terug en herkennen we eenzelfde logica. In Couplands notebook duikt een aantal van deze gelijkenissen op. Ze vormen belangrijke bestaansvoorwaarden voor zijn portret van de wijk. Brentwood voldoet aan twee belangrijke eisen die Achterhuis aan de utopie stelt. Ze is maakbaar en vereist een totale verandering, vaak gerealiseerd door een breuk met de situatie - in ‘Brentwood Notebook’ zowel tijd als plaats - waarin ze wordt geformuleerd. Het niet-bestaande, ideale oord isoleert zich, schermt zich af en streeft naar volledige beheersing van gemeenschap en woonomgeving. ‘Brentwood does not exist,’ schrijft Coupland. Het wekt de indruk ‘a 1970s future utopia’ te zijn. ‘Brentwood, like Palm Springs, offers a version of an alternative future that might have occurred had certain factors not continued unchecked, futures that daily seem less probable’ (Coupland (1997): pp. 147, 148). Coupland presenteert de wijk als een utopisch alternatief, een droom die op 4 augustus 1994 is gerealiseerd. Binnen bepaalde grenzen. Omdat de droom is verwezenlijkt, kijken Brentwoodians niet om. Omkijken heeft in een utopie geen zin. Het verleden is er niet van belang, schrijft Achterhuis. Het wordt zelfs veracht, stelt Krishan Kumar in Utopia and Anti-Utopia in Modern Times (1987) (zie Achterhuis (1998): p. 72 en Kumar (1987): p. 258). Illustratief is de afkeer van het verleden in Aldous Huxleys beroemde Brave New World (1932). ‘History is bunk’ luidt een van de beginselen in deze toekomstgemeenschap. Tegen het verleden is zelfs een heuse campagne gevoerd - met succes, gezien het onbegrip van bewoners bij het horen van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 751]
| |||||||||||||||||||||||
alles wat oud is.Ga naar eindnoot4. Maar Brentwood negeert niet alleen het verleden, ook de toekomst lijkt onwenselijk. Angst voor verandering houdt de wijk in zijn greep. Perfectie duldt geen verandering. Is ze eenmaal gerealiseerd, dan houdt ontwikkeling immers een bedreiging in. Het streven is behoud van wat is bereikt, een eindtoestand. Stabiliteit, schrijft Kumar, is het hoofddoel in iedere utopie (zie ibid: p. 227). ‘Stability,’ roept Controller Mustapha Mond bijvoorbeeld keer op keer in Brave New World. ‘The primal and ultimate need. Stability’ (Huxley (1975): p. 44). Die stabiliteit handhaven, is in Brentwood echter niet eenvoudig. Dat de wijk zich terugtrekt uit haar omgeving en zowel verleden als toekomst op afstand tracht te houden, verhindert niet dat ze voortdurend vreest dat het binnen haar grenzen net als in de omgeving bergafwaarts zal gaan. Brentwoodians worden beheerst door de gedachte dat chaos, drukte en criminaliteit elk moment hun rust, ruimte en veiligheid kunnen verstoren.Ga naar eindnoot5. Er staat wat op het spel in Brentwood. Net als in Brave New World is de wijk in Couplands notebook af: ‘[...] stable now. People are happy; they get what they want [...]. They're well off; they're safe [...]; they're blissfully ignorant of passion and old age,’ in Mustapha Monds termen (ibid: p. 173). In beide gemeenschappen zijn materiële verlangens volkomen bevredigd. Woonhuizen zijn voorzien van alle denkbare gemakken, de consumptiemogelijkheden zijn enorm en bewoners ogen allen even jong en gezond. Brentwood beschouwt zichzelf volgens Coupland als een seculier nirvana: ‘better living through sex, money, fame and infrastructure’ (Coupland (1997): p. 148). De wijk is een toonbeeld van maakbaarheid. De Brentwoodians hebben op eigen kracht een bucolische illusie gecreëerd en houden deze kunstmatig in stand. De subtropische beplanting is het resultaat van menskracht en verborgen techniek. Voortuinen liggen er perfect bij en het plaatselijke axioma luidt dat vlinders onbekommerd door de zorgvuldig bijgehouden bomen moeten kunnen fladderen (zie ibid: p. 164). Coupland presenteert Brentwood als een product. De realisatie van idealen is te koop. Een greep uit de advertenties uit onder andere Brentwood News levert banken op, een Cartier- en Mercedes-dealer, de Mountain Gate Country Club en vele aanbiedingen van riante huizen. Maar het blijft niet bij een nieuwe auto en een fraai staaltje landschapschirurgie. Coupland voert Brentwood op als ‘a living guide to what might be termed a catalogue of the new temptations: instant wealth, emotionally disengaged sex, [...] belief in the ability [...] to alter [...] one's flesh or personality architecture, [...] body manipulation’ | |||||||||||||||||||||||
[pagina 752]
| |||||||||||||||||||||||
(ibid: p. 156). Nu het medisch-technisch mogelijk is, veranderen Brentwoodians ook hun eigen lichaam. Niemand kijkt er nog van op als iemand na een plastisch-chirurgische ingreep met pleisters en al in het openbaar verschijnt, schrijft Coupland (zie ibid: p. 152). Wat op macroniveau in de wijk gebeurt, wordt op microniveau in het persoonlijke leven nagestreefd: de Brentwoodian wil voor altijd blijven wat hij of zij is: jong en geslaagd. | |||||||||||||||||||||||
4.2. Brentwood als dystopieBrentwoods stralende gezicht heeft een keerzijde. Het suburbane ideaal mag dan als utopie zijn verheerlijkt, vanaf de jaren vijftig wordt het steeds vaker in dystopische termen neergezet. In het licht van Achterhuis' studie is dit niet verwonderlijk. Hij spreekt van een fundamentele eenheid van utopie en dystopie: het gaat om dezelfde soort samenlevingen, ze worden alleen vanuit verschillende invalshoeken beschreven. Ook van Brentwood is een andere lezing mogelijk. Het vertoont naast utopische onmiskenbaar dystopische trekken. Gaat de aandacht uit naar de schaduwkanten van de suburbane droom, dan staat meestal een eigenschap centraal die ook de dystopie kenmerkt: homogeniteit, soms opgevat als zuiverheid. In het eenheidsideaal dient alles aan het geheel te zijn onderworpen. Wat afwijkt, kan niet worden getolereerd, omdat het zich zou onderscheiden en daarmee een bron van vernieuwing zou kunnen zijn, een gevaar dus voor de status-quo. Vaak worden twee consequenties hiervan onderscheiden. Binnen de homogene orde zou het ontbreken aan betekenisvolle sociale verbanden, en de ‘gemeenschap’ als geheel zou streven naar zo min mogelijk contact met buitenstaanders, anderen. Dat homogeniteit gemankeerde gemeenschappen oplevert, is in de suburbiakritiek een terugkerend thema. Suburbanisatie staat onder meer voor monofunctionaliteit en eenvormigheid. Volgens critici uit verschillende disciplines heeft dit het sociale leven in de buitenwijk geen goed gedaan. Zij stellen dat de hang naar een gemeenschap van gelijkgezinden paradoxalerwijs resulteert in een gebrek aan een zeker gemeenschapsgevoel. Het zou ontbreken aan betrokkenheid met buurtgenoten en met de ruimte die zij onderling delen. In het publieke domein zou van een openbaar leven nauwelijks meer sprake zijn. In de traditie van onder anderen Richard Sennett betoogt René Boomkens bijvoorbeeld dat de verhouding tussen privé en openbaar dusdanig is verstoord, dat de sociale en gemeenschapsdimensies van het comfortabele wonen verloren zijn | |||||||||||||||||||||||
[pagina 753]
| |||||||||||||||||||||||
gegaan. Daarnaast wijst hij, net als bijvoorbeeld Bret Easton Ellis, op leegte en ervaringsloosheid, met L.A.'s rijke suburbs als toonbeeld. Historicus Kenneth Jackson spreekt in zijn bijdrage aan de bundel Suburbia (1976) achtereenvolgens van een ‘weakened sense of community’, ‘of place’, ‘of belonging’, Peter Rowe noemt de meest homogene delen van suburbia in zijn ontwerpgeschiedenis Making a Middle Landscape (1991) ‘sociaal destructief’. Nog verder gaat Jean Baudrillard. In zijn ‘evocatief-filosofische’ America (1986) herbergt de utopische droom die tussen California's eucalyptussen en gardenia's is gerealiseerd, een tragedie. On the aromatic hillsides of Santa Barbara, the villas are all like funeral homes. [...] All dwellings have something of the grave about them, but here the fake serenity is complete. The unspeakable house plants, lurking everywhere like the obsessive fear of death, the picture windows looking like Snow White's glass coffin, [...] the proliferation of technical gadgetry inside the house, beneath it, around it, like drips in an intensive care ward [...], everything here testifies to death having found its ideal home (Baudrillard (1995): pp. 30-1). Zoals Baudrillards paradijs een soft, airconditioned hell inhoudt, gaat achter Couplands secular nirvana een gemeenschap in crisis schuil (zie Coupland (1997): p. 148). Brentwood kent nauwelijks gezinnen, bewoners voelen zich nauwelijks met elkaar verbonden en hun interesse in het publieke domein beperkt zich tot nimby-gedragGa naar eindnoot6., geïnstitutionaliseerd in de Brentwood Park Homeowners Association. Huishoudens worden in Brentwood steeds kleiner, rijker en ouder, schrijft Coupland. Niet gezinnen, maar ambitieuze tweeverdieners, gym freaks, soap opera walk-ons en divorcées zijn kenmerkend. ‘Brentwood is not a place where one establishes a dynastic root. It is not a homestead neighborhood. North American suburbs rarely are places where people expect their children to inherit the family Tara’ (ibid: p. 149). Van de gezinnen die zich wel in Brentwood vestigen, vallen de meeste uiteen, ‘the common end scenario being divorce, atomization, property divestiture and a move onward’ (ibid). Illustratief zijn de krantenadvertenties van specialisten op het gebied van echtscheiding, voogdij, bezoekregelingen en boedelscheiding. Brentwood is geen plaats ‘where one goes to breed Bradys’ (ibid). Het verloop in de wijk is groot. Bewoners komen om vervolgens weer snel te vertrekken, wat niet bevorderlijk is voor de vorming | |||||||||||||||||||||||
[pagina 754]
| |||||||||||||||||||||||
van een gemeenschap. Brentwoodians delen dan misschien een geloof in de waarde van grond en veiligheid, voor sociale cohesie is het niet voldoende. De bewoners tonen volgens Coupland jegens buren best eens hun goede wil, maar slechts tot op zekere hoogte, ‘after which social atomization sets in’ (ibid: p. 158). Het meest verbonden zijn misschien wel de bezoekers van de wekelijkse aa-bijeenkomst. De elfhonderd aanwezigen hebben in elk geval een gemeenschappelijke uitweg gezocht uit het luxe, maar lege leven in de buitenwijk. Om een laatste vergelijking te trekken met Brave New World: ‘And if anything should go wrong, [...] if ever, by some unlucky chance, anything unpleasant should somehow happen, [...] there's always soma to give you a holiday from the facts’ (Huxley (1975): pp. 173, 185). Voor een illustratie kunnen we terecht bij de foto op pagina 165 van ‘Brentwood Notebook’, van soma in de vorm van een handvol Prozac-capsules. Wat over is van een openbaar leven in de wijk wordt zoveel mogelijk geregisseerd door de homeowners association. De vereniging bewaakt niet alleen de waarde van eigendom, ze controleert ook het gedrag van bewoners en het aanzien van de dingen. Ze heeft niet alleen succesvol geageerd tegen herindeling van de wijk en de aanleg van wegen - en daarmee tegen potentiële waardedaling van onroerend goed -, maar vaardigt bijvoorbeeld ook richtlijnen uit voor de wijze waarop bewoners het beste hun vuilnisbak kunnen verbergen. Omdat onregelmatigheden afbreuk zouden doen aan het gladgepolijste oppervlak, dient alles immers naadloos in het geheel te worden ingepast. Wat niet kan of mag worden ingepast, wordt buitengesloten. De tegenstelling tussen ‘wij’ en ‘zij’ is een van de centrale beginselen van de dystopie, schrijft Achterhuis. Het leven is er doortrokken van een hang naar zuiverheid, wat maar al te vaak resulteert in pogingen tot zuivering (zie Achterhuis (1998): pp. 78-80). Buitenstaanders - anderen, de Ander - worden geweerd. De grenzen tussen binnen en buiten worden streng bewaakt. In studies van de hedendaagse inrichting van steden en buitenwijken is deze bewaking een veelbesproken thema. Diverse disciplines, met name de sociologie en culturele geografie, besteden de laatste jaren uitgebreid aandacht aan de grenzen rondom upper- en upper-middle-class woonoorden. Deze zouden zich in toenemende mate afsluiten van het publieke leven dat de stad tot stad maakt, van het contact met anderen. De kritiek luidt dat het openbare domein opgedeeld dreigt te raken in verwaarloosde, gevaarlijke gebieden en gebieden die slechts beperkt toegankelijk zijn en buitenproportio- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 755]
| |||||||||||||||||||||||
neel zwaar zijn beveiligd. Er wordt gesproken van een ‘interiorisering’ van de stedelijke ruimte, van defensieve planologie en wallification, die een scheiding tussen ‘wij’ en ‘zij’ moeten garanderen, zodat ongewenst contact kan worden voorkomen. ‘“Right, utopia has arrived. If you aren't part of it, get lost!”,’ verwoordt Baudrillard de onderliggende logica. ‘The have-nots will be condemned to obliv ion, to abandonment, to disappearance pure and simple. This is “must exit” logic: “poor people must exit”’ (Baudrillard (1995): pp. 111-2). Als zodanig opgevoerd, toont Couplands Brentwood een aanmerkelijk minder vriendelijk gezicht. De wijk laat haar tanden zien aan wie niet gewenst is. Bescherming tegen verandering gaat gepaard met het afschermen van alles wat anders is. De wijk die zich in eerste instantie nauwelijks leek uit te laten over wat ze is, blijkt zich duidelijk uit te spreken over wat ze niet is. In het notebook definieert ze zichzelf in termen van wat ze niet wil zijn. Verscheidene vormen van in- en uitsluiting die in het debat over zwaarbewaakte droomwerelden centraal staan, krijgen in dystopisch Brentwood uitdrukking. Coupland benadrukt bijvoorbeeld dat in grote delen van de wijk voetpaden ontbreken. Deze observatie sluit aan bij een belangrijke kritiek op de inrichting van de suburbane woonomgeving, namelijk dat de publieke ruimte nog slechts het domein is van de auto. Als er al trottoirs liggen, dan slechts voor het ruimtelijke effect. De gedachte is dat voetpaden in de buitenwijk worden geassocieerd met mensen die zich geen auto kunnen veroorloven. Slechts immigranten lopen nog, suggereert Baudrillard bijvoorbeeld. Wie loopt, is een bedreiging voor de publieke orde (zie ibid: p. 58). In Brentwood, schrijft Coupland, worden trottoirs geassocieerd met zwervers. In gedeelten waar wel voetpaden zijn aangelegd, voegt hij daaraan toe, worden ze slechts gebruikt door Brentwoods enige soorten voetgangers: joggers en mensen die hun hond uitlaten. Zelfs zij zijn slechts mondjesmaat te zien. En mondeling contact is er niet bij: iedereen draagt een walkman (zie Coupland (1997): pp. 152, 174). De boodschap is duidelijk: Brentwoodians sluiten zich af. Niet alleen in het publieke domein vermijden zij contact, ook in de eigen woning houden ze zich schuil. In de wijk wordt veel geadverteerd door beveiligingsbedrijven die allerlei systemen aanbieden ter bescherming tegen ongewenste confrontaties met vreemden. Percelen in Brentwood tonen volgens Coupland zonder uitzondering duidelijk van welke beveiligingssystemen ze zijn voorzien. Dat zijn er nogal wat: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 756]
| |||||||||||||||||||||||
Multilayered exclusion devices insulate properties from the outer world; a perimetric fence and gate (often monitored by cameras) encloses thick hedgerow vegetation which in turn enclose dogs which in turn surround the house which is tripwired with magnets, beams, contact points, numeric input pads and alarms (ibid: p. 193). Veiligheid is een van de verleidelijkste eigenschappen van Brentwood, stelt Coupland. Hekken, honden en alarmsystemen zijn belangrijk, maar bewoners wordt geadviseerd ook zelf alert te zijn. Coupland citeert uit een nieuwsbrief waarin een vereniging van huizenbezitters haar leden informeert over hoe ze zich beter kunnen beschermen. In verband met zogeheten follow-home crimes dienen ze bijvoorbeeld intensief gebruik te maken van hun autospiegels en achteruit de oprit op te rijden. Bovendien worden zij gewaarschuwd dat zogenoemde louvered windows onveilig zijn. Het advies luidt deze vensters voor de zekerheid met superlijm dicht te plakken (zie ibid: p. 193). In onzichtbaar Brentwood doen slechts de namen van beveiligingsbedrijven hun best om op te vallen. Op de bordjes in tuinen en op hekken staat Westec, Knight, Brinks, Southland Home Protectors en Protection One, om er slechts enkele te noemen. Dit Brentwood is niet voor iedereen bestemd. De gemeenschap die intern uit losse atomen bestaat, houdt tegenover de buitenwereld de rijen zoveel mogelijk gesloten. Tegenover een bedreigend ‘zij’ ontstaat een defensief ‘wij’. Voor wie de bestaande orde in gevaar kan brengen, blijven de toegangspoorten gesloten. Wie in Brentwood in zijn autospiegel op zoek gaat naar vreemden, krijgt slechts zichzelf te zien. | |||||||||||||||||||||||
4.3. Stilstand als ideaal en illusieMet uiteenlopende suburbane plekken en levensstijlen hangen verschillende temporele oriëntaties samen. Aan dit gevarieerde palet voegt ‘Brentwood Notebook’ nadrukkelijk een schakering toe. In een tijd waarin Amerika postsuburbaan is verklaard, wordt in het notebook een portret geschetst van een hedendaagse suburb. De boodschap is dat in of rond exopolis L.A. het suburbane ideaal nog springlevend is, maar dat de droom niet meer als vanzelfsprekend kan worden gerealiseerd. Brentwood wordt opgevoerd als een in zichzelf gekeerde, op zichzelf gerichte buurt, slechts geïnteresseerd in behoud van wat is bereikt. Brentwoodians zijn betrokken op verleden noch toekomst: zij verkeren in een eeuwig heden. Stilstand is hun ideaal. Omdat zij geen vooruitgangsverwachtingen meer koes- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 757]
| |||||||||||||||||||||||
teren, maar vooral bang zijn voor verval, krijgt stilstaan bovendien een nieuwe betekenis. Het wordt het hoogst haalbare. Leven in een dergelijk heden is in verschillende disciplines opgevat als het toppunt van hedonisme. Een eenzijdige gerichtheid op onmiddellijke bevrediging van de eigen verlangens wordt beschouwd als een asociale en op lange termijn bovendien onhoudbare levensstijl. Het narcistische bestaan dat Christopher Lasch bijvoorbeeld in zijn cultuurkritiek The Culture of Narcissism (1979) opvoert, stemt in veel opzichten overeen met dat in Couplands Brentwood. Het is een leven dat ‘grandiose illusions’ paart aan ‘inner emptiness’ (Lasch (1979): p. 374). Er goed uitzien is van levensbelang, ouder worden is taboe, achterhaald. De narcist wil niet zozeer gerespecteerd worden, als wel benijd. Wat telt, is niet wat hij doet, maar of hij ‘het gemaakt heeft’. Daarvoor wordt een prijs betaald, onder andere in de vorm van een ontwricht sociaal leven en gezinsproblematiek, zoals ook in Brentwood huwelijken op de klippen lopen en de buurt meer weg heeft van een belangenvereniging dan van een gemeenschap. Een van de belangrijkste symptomen is bovendien wat Lasch ‘historische discontinuïteit’ noemt, een gebrek aan banden met verleden en toekomst. Het verleden wordt verwaarloosd. De narcist hecht er geen waarde aan, negeert het. De toekomst legt het af tegen het belang van onmiddellijke bevrediging van verlangens (zie ibid: pp. 25, 101-2, 116-7, 321, 351-3). Beide vormen van desinteresse zijn in Lasch' optiek keerzijden van dezelfde medaille: ‘A denial of the past [...] proves [...] to embody the despair of a society that cannot face the future’ (ibid: p. 26). Verwijten van hedonisme hangen traditioneel samen met een bepaalde opvatting over consumptie. De tijd van consumptie is de vrije tijd, gesteld tegenover werktijd, en consumeren is passief genieten, het tegenovergestelde van actief scheppen, maken, investeren. De consument is overgeleverd aan de snelle veranderingen in de modecyclus, waardoor een ‘cumulatieve identiteit’ niet meer tot de mogelijkheden behoort, zoals ook Brentwoods hedonisme ten koste gaat van coherentie en continuïteit in het persoonlijke leven. Filosoof Lieven de Cauter noemt de vrije tijd van consumptie in Archeologie van de kick (1995) ‘een lege tijd, een tijd die bestaat uit “nu-momenten”; het is een actuele tijd, zonder voortgang, zonder doel’ (De Cauter (1995): p. 133). Samen met het passieve karakter van consumeren leidt deze tijd volgens De Cauter onontkoombaar tot verveling, zoals hij ook in Brentwood leegte oplevert, ‘a certain blankness in the eyes [... ], personal history and narrative cashed in like frequent flyer points on vacations that failed to amuse within a | |||||||||||||||||||||||
[pagina 758]
| |||||||||||||||||||||||
frighteningly short period of time’ (Coupland (1997): p. 185). Deze intense, maar eenzijdige betrokkenheid op het heden komt in Couplands notebook tot uitdrukking in een buurt waarin weinig wordt gesproken, maar des te meer wordt gekeken. In Brentwood heerst de blik. Bewoners genieten van het prachtige groen en van elkaars aantrekkelijke jonge lijven. Ze verlangen primair naar mooie buitenkanten. In hun wijk is identiteit vooral een kwestie van flinterdunne oppervlakken. In het notebook verschijnt Brentwood als een zeepbel: schitterend, leeg en kwetsbaar. Het tracht zichzelf zo lang mogelijk in stand te houden, maar of het daarin ook na 4 augustus 1994 nog lang zal slagen, is zeer de vraag. De bel, de droom, dreigt in de turbulente grootstedelijke omgeving elk moment uiteen te spatten. Coupland suggereert dat het in Brentwood altijd 4 augustus 1994 moet blijven. Dat is een bijzondere datum: het is op die dag precies tweeëndertig jaar geleden dat Marilyn Monroe in Brentwood stierf. Brentwoods eindtoestand lijkt naar haar dood te zijn gemodelleerd. Net als Monroe lijkt de wijk de tijd vaarwel te zeggen op het hoogtepunt van haar carrière. Door het tijdelijke voor het eeuwige te verwisselen, hoopt ze de schijn van perfectie intact te kunnen houden. De vraag is of ze in haar opzet slaagt. Monroe stierf volgens Coupland juist na afloop van wat fotografen het ‘magische uur’ noemen, net nadat de gouden gloed waarin alles vitaal lijkt, was verdwenen (zie ibid: p. 197). Is ook Brentwood niet te laat? Aan het eind van haar leven zag Monroe geen toekomst meer voor zich, stelt Coupland. Door een overdosis roem - Post Fame in Couplands termen - ‘she had been denarrated and there seem ed no other possible narrative arc to her life. [...] In the end she was trying too hard to put a pleasant facade onto - nothingness’ (ibid: p. 184). Op enkele van de laatste foto's ‘her skull began to show through more clearly. She began to resemble someone other than the self that had been manufactured, an actual person. Her body [...] was on the brink of erosion’ (ibid: p. 191). Twee foto's van Marilyns gezicht op pagina 183 van het notebook illustreren dit. De ene toont kraaienpootjes rond haar ogen, de andere haar holle blik. Lichaam en geest lijken hun beste tijd te hebben gehad. Er lijkt verval te zijn ingetreden. Het masker vertoont scheurtjes en kan de achterliggende leegte niet langer verhullen. Wat is de uiterste houdbaarheidsdatum van Brentwoods perfectie? 4 augustus 1994? De ogenschijnlijk stabiele orde is kwetsbaar. Brentwood moet zich tegen tal van bedreigende omstandigheden beschermen. De landelijke illusie bestaat slechts bij de gratie van moderne technologie en de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 759]
| |||||||||||||||||||||||
ontkenning ervan, afval verdwijnt in de verborgen vuilnisbak. De wijk bestrijdt het afwijkende binnen haar grenzen, houdt nieuwsgierigen zoveel mogelijk op afstand, wapent zich tegen stedelijk verval en ontzegt de ongewenste Ander de toegang. Zo ontkent ze de condities waaronder het ideaal tot stand is gebracht met alle geweld. Bovendien - en hiermee toont Brentwood zijn laatste, best verborgen gezicht - ontkent het dit geweld. Het ligt in het hart van de wijk verborgen. ‘Brentwood is a suburb of indeterminate verdicts and unclear death,’ stelt Coupland (ibid: p. 186). ‘Murders aren't solved here. Monroe; Brown Simpson [...] - their investigations simply drag on until amnesia sedates any enthusiasm for a full solution’ (ibid). Het ideale leven in de wijk is van binnenuit aangetast. ‘Brentwood's mood is noir [... ]. With a hindsight look at Brentwood, it seems inevitable that what happened did happen, if not with O.J. then with some other cataclysm reconfigured’ (ibid: pp. 160, 197). Met Achterhuis kunnen we concluderen dat het onder het gladgepolijste deksel van deze utopische hogedrukpan kookt en borrelt. Achter een façade van comfort gaan spanningen schuil en tegen wie het deksel licht, wordt hard opgetreden. Tegen buitenstaanders vrij openlijk, naar binnen toe in bedekte vorm. Om het fragiele evenwicht in Brentwood te beschermen, worden aan bewoners hoge eisen gesteld. Naast de waarschuwingen, richtlijnen en bindende adviezen van de homeowners association leggen vooral ongeschreven regels de gemeenschap aan banden. Wie deze overtreedt, wie bijvoorbeeld net als O.J. Simpson om persoonlijke redenen het collectieve imago in gevaar brengt, wordt verstoten. Verbannen worden is de grote angst van de publieke mens, schrijft Sarah Benton in de bundel Citizens and Responsibilities (1991). Hij wordt erdoor in toom gehouden. In het openbare leven zijn burgers als lid van een gemeenschap verantwoording schuldig. In het publieke domein zijn zij kwetsbaar, doordat wie een fout maakt uitsluiting uit eigen kring riskeert. De enige plek waar men zich kan overgeven aan excessen is de eigen woning. Wat daar plaatsvindt, is immers onzichtbaar. Wat zich binnen Brentwoods riante villa's afspeelt, blijft voor buurtgenoten en televisiestations verborgen. Het eigen perceel is de enige plaats in de wijk waar instabiliteit, onrust en chaos kunnen worden gedoogd. Ze zijn daardoor in Brentwood tegelijkertijd aan- en afwezig. Hetzelfde geldt voor het geweld in de wijk. In het privé-domein, de binnenste cirkel van beveiligd Brentwood, wordt het opgeborgen. Marilyn Monroe vond de dood in haar eigen huis in Brentwood. De Simpson-moorden | |||||||||||||||||||||||
[pagina 760]
| |||||||||||||||||||||||
hadden binnensmuurs plaats. Helaas konden noch de hekken, noch de dichtgelijmde ramen voorkomen dat openbaar werd wat verborgen had moeten blijven. Het geweld van binnen kwam naar buiten. De chaos en de aandacht die buiten hadden moeten blijven, kwamen naar binnen. Onzichtbaar Brentwood werd zichtbaar. Het bestaat, want het staat op de kaart. | |||||||||||||||||||||||
5. Brentwood als constructAls lezer van Couplands notebook kun je maar beter op je hoede zijn. Wie een antwoord verlangt op de vraag hoe Brentwood er werkelijk uitziet of hoe het leven er feitelijk wordt geleefd, kan het stuk beter ongelezen laten. Nadrukkelijker dan de meeste andere verhandelingen over suburbia maakt ‘Brentwood Notebook’ duidelijk wat er al niet in het werk wordt gesteld om een enkele buitenwijk te verbeelden. Zoals in elk stuk, is watwordt verbeeld het resultaat van hoe het portret in elkaar steekt. Bijzonder is dat het notebook dit niet verhult. Het laat duidelijk zien dat het een construct is. Niet alleen wat wordt verbeeld - de complexe relatie tussen de inrichting van deze suburb, de problematische identiteit en de wanhopige temporele oriëntatie van haar bewoners -, ook wat daarvoor in het stuk moet gebeuren, vraagt de aandacht. Er wordt een spel gespeeld met het werkelijkheidsgehalte van Brentwood en het weefsel van vertellingen dat de wijk maakt tot wat ze is, laat duidelijk zijn rafel-randen zien. In de bundel waarvan het notebook deel uitmaakt, onderzoekt Coupland naar eigen zeggen hoe het in de eerste helft van de jaren negentig is gesteld met de Amerikaanse samenleving. In dat kader is Brentwood niet zomaar een buitenwijk. De buurt belichaamt problemen op grotere schaal: Brentwood's is a landscape where too many unraveling and overpowering factors collide; it is a municipal and psychic bevatron, a smashing together of fame and paranoia and desire and bodies and money and power, and race and denial and media overload and all of the machinery of late-twentieth-century living (Coupland (1997): p. 197). Brentwood wijst als het ware voorbij zichzelf en als zodanig vervult het de rol van een exemplarische wijk aan de Amerikaanse westkust aan het eind van de twintigste eeuw. Exemplarische wijken worden in het suburbiaonderzoek vaker ingezet om een algemener beeld | |||||||||||||||||||||||
[pagina 761]
| |||||||||||||||||||||||
concreet te maken. De bekendste voorbeelden zijn Riverside, Forest Hills Gardens, Levittown en Irvine. In vrijwel elke studie van suburbia belichamen zij, in verschillende perioden van de geschiedenis, het suburbane ideaal of schrikbeeld. Als zodanig vervullen ze impliciet een dubbelrol. Niet alleen brengen ze in de tekst de suburbane droom of nachtmerrie tot leven, ze gelden bovendien als plaatsen waar deze zijn verwezenlijkt, werkelijkheid zijn geworden. Deze dubbelrol wordt normaliter niet geproblematiseerd. In Couplands notebook, daarentegen, wordt de spanning tussen Brentwood als ideaal en als werkelijke buitenwijk van L.A. expliciet gethematiseerd. Het is een belangrijk kenmerk van dit bijzondere portret van de suburb. Dat Brentwood bestaat, is in het notebook geen gegeven, zoals het ook niet vooraf vaststaat of de wijk een droom of nachtmerrie is. Brentwood is in Couplands stuk geen werkelijke buitenwijk van L.A. en is geen ideaal of schrikbeeld, maar wordt nadrukkelijk als zodanig voorgesteld. De wijk is een intrigerend effect van een voortdurende wisseling van perspectieven. Hoewel het niet op de kaart staat, suggereert Coupland dat we Brentwood net als hijzelf zouden kunnen bezoeken. Hij presenteert zijn notebook immers als een verslag, wat de suggestie wekt dat hij er is geweest en er het een en ander heeft gezien. In die zin bestaat Brentwood, als werkelijke buitenwijk van L.A. Tegelijkertijd wordt het werkelijkheidsgehalte van de wijk op verschillende manieren in twijfel getrokken. Omdat ze niet autonoom is, bestaat ze formeel niet en bewoners kunnen volgens Coupland nauwelijks aangeven waar hun buurt begint en eindigt. Daarnaast wordt Brentwood opgevoerd als een wijk die er alles aan doet om als transparant onderdeel in haar omgeving te verdwijnen, die richtlijnen uitvaardigt voor wat zichtbaar mag zijn en wat verborgen dient te blijven en waar geweld tegelijk aan- en afwezig kan zijn.Ga naar eindnoot7. Als droom is Brentwood wel en niet uitgekomen. Het utopische ideaal dat binnen bewaakte grenzen is verwezenlijkt, is een ‘alternative future that might have occurred had certain factors not contin - ued unchecked’ (Coupland (1997): p. 148, cursivering dh). Als dystopie, tot slot, geldt Brentwood als een nachtmerrie die aan de Amerikaanse westkust realiteit is geworden en die bovendien als doem-scenario in toenemende mate ook andere delen van de westerse wereld in zijn greep houdt. De gedachte luidt dat wat hier reeds is gerealiseerd elders ook wel eens werkelijkheid zou kunnen worden. Zo beschouwt Europa de westkust volgens Coupland als waarschuwing. De nieuwe wereld toont de oude waartoe bepaalde ontwikke- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 762]
| |||||||||||||||||||||||
lingen kunnen leiden. ‘The cautionary tales of Brentwood [...] offer examples, and possibly advice’ (ibid: pp. 180-2). Typeringen van een enkele buitenwijk zijn in het notebook vervlochten met karakteriseringen van een samenleving en cultuur in het algemeen. Afwisselend wordt in- en uitgezoomd. Nu eens vormen details in Brentwood een onderwerp op zich, dan weer zijn ze een exemplarische uitdrukking van een materialistisch en hedonistisch bestaan. Uiteenlopende thema's worden hiertoe met elkaar in verband gebracht, van de zorgvuldige inrichting van de wijk en de vrees voor sprawling L.A. tot de uit de hand gelopen roem van Marilyn Monroe en de kwestie O.J. Simpson. Coupland wijdt hieraan eigen observaties en overwegingen, maar ontleent daarnaast veel informatie aan de meest uiteenlopende bronnen. Hij verzamelt advertenties uit de lokale krant Brentwood News en citeert artikelen uit The New York Times en Los Angeles Times, put even gemakkelijk uit diverse (foto)archieven als uit briefjes op het mededelingenbord in de supermarkt en haalt stukken aan uit populaire tijdschriften als Sports Illustrated, People, TV Guide, Makeover en Hello!, maar ook Psychology Today, The Economist, Sunday Times's Culture en The New York Times Magazine. Deze worden bovendien nog in verband gebracht met passages uit memoires, een biografie van Dean Martin, Nathaneal Wests roman The Day of the Locust, Mike Davis' L.A.-studie City of Quartz en de menukaart van een lokaal eethuis. ‘Brentwood Notebook’ is een construct, een aaneenschakeling van korte passages, onderbroken door witregels en sterretjes. Het stuk vormt geen lopend geheel, maar vestigt met zijn abrupte overgangen tussen onderdelen juist de aandacht op zijn eclectische karakter. Passages onderscheiden zich doordat lopende tekst wordt afgewisseld door opsommingen en foto's, door verschillen in lettertypen en -grootten, vetgedrukte titels en kopjes in kapitalen. Bovendien zijn sommige passages cursief gedrukt en andere omkaderd en zijn stukken tekst nu eens gecentreerd, dan weer uitgelijnd. ‘Brentwood Notebook’ is geen naadloos weefsel, maar een bonte lappendeken waarvan de naden zichtbaar blijven. De titel van het stuk geeft in dit opzicht een belangrijk signaal af: het notebook is een aantekeningenschrift. Schetsen vormen daarin een geheel in wording, een geheel dat nog geen eenheid is. ‘Brentwood Notebook’ toont als het ware nog een deel van de arbeid die moet worden verricht, wil een portret van een buitenwijk overtuigen. Het helpt ons gevoeliger te worden voor de wijzen waarop suburbs en hun bewoners in een tekst gestalte krijgen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 763]
| |||||||||||||||||||||||
6. Een portret op het kruispunt van genresEen laatste eigenschap waarmee het notebook onze zinnen scherpt, hangt met dit heterogene karakter nauw samen. Het stuk laat zich niet eenvoudig rekenen tot de sociaal- of geesteswetenschappelijke dan wel de literaire traditie. Dat gold ook al voor de raamvertelling in Couplands Generation X (1991), die enerzijds deel uitmaakt van een literaire traditie, maar waarvan we het margelexicon en de appendix met statistieken eerder uit handboeken en sociaal-wetenschappelijke studies kennen. Zijn deze verschillende onderdelen in Generation X echter nog gemakkelijk te onderscheiden, in het weefsel van ‘Brentwood Notebook’ zijn de verschillende draden nauwelijks meer te ontwarren.Ga naar eindnoot8. Het notebook is een tekst op het kruispunt van genres. Het ontleent elementen aan de culturele geografie, journalistiek en literatuur, maar valt tot geen ervan te reduceren. Als onderzoek naar wat Brentwood Brentwood maakt en bovendien naar wat deze ene buitenwijk ons kan leren over algemener fenomenen en ontwikkelingen is Couplands notebook vooral verwant aan studies van suburbs in de culturele geografie. Daarin wordt het suburbane, met name upper-middle-class landschap vrijwel zonder uitzondering beschouwd als uitdrukking van sociaal-economische verhoudingen. Als symbool dragen de inrichting van wijken, de grootte en stijl van woningen en het aangelegde landschap status uit, als onderdelen van de materiële omgeving helpen ze verschillende groepen in- dan wel uitsluiten. De suburb vormt zo in de meeste artikelen en boeken uit deze discipline een morele en politieke woonomgeving. In een reeks publicaties van James en Nancy Duncan, bijvoorbeeld, zijn velden en, zoals in ‘Brentwood Notebook’, vooral bomen veel meer dan aantrekkelijke landschappelijke elementen. Ze tonen de ‘goede smaak’ van de gemeenschap, maken bouwgrond schaarser en houden huizenprijzen hoog, waardoor ze de toegankelijkheid van de buurt effectief beperken. Als kritische lezing van Brentwoods gebouwde omgeving is het notebook echter veel minder systematisch opgebouwd dan studies als deze. Hoewel de Duncans in hun artikel ‘The Aestheticization of the Politics of Landscape Preservation’ (2001) bijvoorbeeld net als Coupland naast het landschap zelf geschiedenissen, beleidsteksten, advertenties en krantenartikelen opvoeren, smeden zij deze fragmenten in een lopend betoog tot een eenheid. Eerder dan systematische analyse organiseert fascinatie het notebook. Stellingen worden niet verdedigd door een stapsgewijze argumentatie en in plaats van heldere conclusies treffen we metaforische en soms ronduit cryptische suggesties aan - veelal | |||||||||||||||||||||||
[pagina 764]
| |||||||||||||||||||||||
scherpe typeringen, maar zelden eenduidig. ‘Brentwood Notebook’ is essayistischer van opzet. Wat betreft de soepele verteltrant en virtuoze retoriek is het verwant aan James Kunstlers Geography of Nowhere (1993). Beide stukken paren gedetailleerde observatie aan sweeping statements en in beide drukt het grote gebaar betrokkenheid uit, niet alleen met de gebouwde omgeving, maar ook met de samenleving en cultuur waarvan ze het resultaat is. Waar Kunstler zich echter persoonlijk betrokken toont - door bijvoorbeeld de ikvorm te gebruiken en zijn eigen verleden in het betoog te betrekken -, houdt Coupland afstand. Hoewel hijzelf duidelijk de bezoeker en verteller is, wekt hij de suggestie dat Brentwood voor zich spreekt. De wijk is in de meeste zinnen het onderwerp. Ze wordt soms afgewisseld door een algemeen ‘men’ of niet nader gespecificeerd ‘wij’, maar zichzelf voert Coupland niet op. In tegenstelling tot in Kunstlers betoog - en bijvoorbeeld ook in het door Coupland geciteerde City of Quartz - slaat zijn fascinatie daardoor niet om in verontwaardiging, woede of cynisme. Coupland ridiculiseert en verkettert niet. Hoewel luxe in zijn notebook leegte oplevert en hij in Brentwoods verlangen naar stabiliteit vooral een angstige en krampachtige levenshouding ziet, is zijn toon eerder verwonderd dan beschuldigend. Objectief is Couplands stuk niet. Hij mag zichzelf dan op de achtergrond plaatsen, in zowel thematiek als vocabulaire is hij nadrukkelijk aanwezig. We herkennen veel van de interessen uit zijn romans, verhalen en essays en zoals zijn beste werk drukt het notebook feilloos de tijdgeest uit. Met zijn interesse in actuele, vooral wereldlijke cultuur staat het in de traditie van het new journalism dat in het Amerika van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw furore maakte. Het houdt het midden tussen de journalistieke reportage en het achtergrondverhaal, maar wel uitdrukkelijk met Couplands signatuur. Hij leidt de lezer door Brentwood, hij selecteert, ordent en interpreteert de achtergrondinformatie die hij heeft verzameld en hij associeert fragmenten daaruit met observaties in de wijk. Bovendien valt op dat vrijwel niemand uit de wijk aan het woord komt. In het notebook is Brentwood eerder zijn Brentwood dan dat van Brentwoodians. Een derde traditie waarin we ‘Brentwood Notebook’ kunnen begrijpen, is de literaire. Het stuk is niet thematisch opgebouwd, zoals op grond van zijn sociaal-wetenschappelijke en journalistieke karakter zou kunnen worden verwacht. Vijf dagdelen vormen de vertelstructuur. Van de ochtend tot de nacht zien we verscheidene bewoners aan ons voorbijtrekken, uitgelicht tegen een decor van on- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 765]
| |||||||||||||||||||||||
der meer planten en bomen, hekken en camera's, fitnessclubs en een begraafplaats. De sfeer die gedurende deze dag wordt opgeroepen, is ambigu - een eigenschap die in de literatuur, in tegenstelling tot het wetenschappelijke betoog en de journalistieke reportage, doorgaans van groot belang wordt geacht. Brentwood is comfortabel, maar er worden lege levens geleid. Het bestaan is er verleidelijk, maar stoot tegelijkertijd af, omdat over deze schitterende omgeving een schaduw ligt. De wijk wil doen geloven dat er niets aan de hand is, maar slaagt er niet in onderliggende onrust, angst en geweld voor altijd aan het gezicht te onttrekken. Deze sfeer wordt op verschillende wijzen neergezet. In Brentwood is groen bijvoorbeeld niet alleen de kleur van het luxe, landelijke wonen, maar ook van de dood. Niet alleen eucalyptussen, tennisbanen en Jeeps, ook de jurk en de sjaal van de begraven Marilyn Monroe zijn groen. Bovendien garanderen bomen en planten Brentwoods bucolische imago niet alleen door transformatorhuisjes te maskeren, ze worden ook ingezet om de plaats waar Nicole Brown Simpson en Ronald Lyle Goldman zijn vermoord, aan het gezicht te onttrekken. Ze kleuren goed bij het groene hek dat die plek afschermt. Gaandeweg raakt de kleur groen besmet: door de associatie met de dood draagt ze in het notebook bij aan suspense. Ook de vertelstructuur zorgt voor een oplopende spanning. In Brentwood wordt het letterlijk en figuurlijk langzaam donker. Als de dag op zijn eind loopt, nadert de dood van Monroe. Doordat haar laatste uren hun schaduw werpen over dezelfde vierde augustus zoveel jaar later, kent ‘Brentwood Notebook’ een spanningsboog die in literaire verhalen en romans over suburbia eerder regel dan uitzondering is. Ogenschijnlijk kalme en ordelijke suburbs gaan veelvuldig gebukt onder een naderend onheil. Soms voltrekken rampen zich onverwacht, maar in de meeste verhalen lijken ze onafwendbaar. Van meet af aan is het in perfect suburbia niet pluis. Het is een kwestie van tijd voor het misgaat. Er zijn voorbeelden te over. In Richard Yates' Revolutionary Road (1961) stelt de verteller dat het pastelkleurige Revolutionary Hill Estates ‘had not been designed to accommodate a tragedy. [...] A man running down these streets in desperate grief was indecently out of place’. Toch is de suburb al voordat de Wheelers er komen wonen naast ‘invincibly cheerful’ ‘perfectly dreadful’. Zelfs 's nachts mag het licht er sprookjesachtig zijn en mogen het gelach, het applaus en de strijkorkestjes op televisie zorgen voor muzikale begeleiding, van meet af aan is duidelijk dat het in ‘toyland’ dra- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 766]
| |||||||||||||||||||||||
matisch fout zal gaan (zie Yates (2001): pp. 29, 323). De spanning zit er ook in John Cheevers Bullet Park (1967) al snel goed in. Het lot van verscheidene bewoners doet de naam van de suburb eer aan. Al in het eerste hoofdstuk schiet iemand zichzelf in zijn eigen tuin dood en overlijdt een ander doordat hij tijdens een barbecue party aan Redburn Circle vlam vat. De sfeer wordt gaandeweg grimmiger. Een forens wordt onder een trein gezogen, een hulpeloze schildpad wordt met grof geweld afgemaakt en een van de hoofdpersonages probeert een willekeurig slachtoffer in de kerk op het altaar in brand te steken. Om uiteindelijk alles even ‘wonderful, wonderful, wonderful, wonderful’ te vinden als altijd is een flinke dosis medicijnen onontbeerlijk. In Jeffrey Eugenides' The Virgin Suicides (1993) en Alice Hoffmans Local Girls (1999) voltrekt het noodlot zich stiller. De vijf zusjes in Eugenides' roman beroven zich in de beslotenheid van hun eigen huis van het leven. Iedereen ziet het aankomen, maar niemand kan er iets aan doen. In Hoffmans roman wordt het noodlottige decor gevormd door het ingetogen Franconia, ‘the suburb where we were doomed to live,’ aldus hoofdpersonage Gretel Samuelson (Hoffman (2000): p. 31). Er worden niet alleen zelfmoorden gepleegd, de dood ligt er ook in de vorm van drugsverslaving op de loer. Ondanks de ‘literaire’ spanningsboog die ‘Brentwood Notebook’ deelt met romans als deze, vertelt het stuk geen verhaal. In de verzameling fragmenten zouden we hooguit de rode draad van momenten uit Monroes laatste dag een verhaal kunnen noemen. De rest van het stuk is een aaneenschakeling van geïsoleerde momenten uit Brentwoods geschiedenis, observaties, achtergronden, citaten, stellingen en overwegingen. Wat hierdoor ontbreekt, wordt duidelijk als we het notebook vergelijken met twee romans waarin over suburbane in- en uitsluiting, angst voor verandering en geweld wel een verhaal wordt verteld: Gloria Naylors Linden Hills (1985) en T. Coraghessan Boyles The Tortilla Curtain (1995). Linden Hills verhaalt van een suburb die in veel opzichten een zwart, African American evenbeeld is van Couplands Brentwood. Wie woont in Linden Hills heeft het gemaakt en beschermt wat is bereikt zoveel mogelijk tegen invloeden van buitenaf. Hoewel net als in Brentwood niemand kan aangeven wat de precieze grenzen van de wijk zijn, worden deze angstvallig bewaakt, zowel tegen de uitbreiding van een nabijgelegen arme wijk als tegen zwervers. Bovendien betalen de inwoners van Linden Hills net als Brentwoodians voor hun luxe en veilige bestaan een hoge prijs. Onder het schitterende oppervlak gaat leegte schuil en ook in deze wijk heerst de dood. Bewoners plegen zelf- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 767]
| |||||||||||||||||||||||
moord of komen onder bizarre omstandigheden om het leven. Het geweld dat ook hier angstvallig wordt opgeborgen, komt uiteindelijk onvermijdelijk tot uitbarsting. Net als in ‘Brentwood Notebook’ staan persoonlijke tragedies model voor het onheil in de wijk als geheel. Een groot verschil is dat in Linden Hills het perspectief niet alleen bij de buitenstaander ligt, maar ook bij inwoners zelf.Ga naar eindnoot9. Kijken we met hen mee, dan blijken verschillende bewoners om verschillende redenen met elkaar op gespannen voet te staan. Brentwood is noir, in de schaduw over Linden Hills worden verschillende tinten uitgelicht die suburbane levens op uiteenlopende wijzen kleuren. Ook in Boyles The Tortilla Curtain hebben inwoners van een welvarende suburb verschillende, soms tegenstrijdige belangen. Belangrijker voor de vergelijking met ‘Brentwood Notebook’ is echter dat de buitenstaander in deze roman niet een bezoeker is die een dagje komt kijken, maar de buitengeslotene - illegale Mexicaanse immigranten in dit geval. Afwisselend krijgen we het chique Arroyo Blanco Estates in de heuvels buiten L.A. te zien door de ogen van inwoners en de door hen gevreesde arme immigranten. Met elke perspectiefwisseling verandert de wereld radicaal. Kijken we bijvoorbeeld met de rijke makelaarster Kyra mee, dan zijn Mexicanen bedreigende, gezichtsloze gedaanten aan de randen van ons blikveld. Zien we de wereld door de ogen van de arme Cándido, dan vormen buitenwijkbewoners de bedreiging, omdat ze met hun grote auto's immigranten aanrijden en hen kunnen aangeven bij de vreemdelingendienst. Tegelijkertijd bieden zij echter de kans op een beter bestaan, omdat alleen zij voor goedkope arbeidskrachten klusjes hebben, zoals het bouwen van hekken en muren. Naast het luxe, maar angstige leven in de buitenwijk is het vooral dit paradoxale bestaan van immigranten als Cándido dat in Boyles roman tot leven komt. Het verhaal neemt de lezer mee in de doffe ellende van de illegale Mexicaan en maakt pijnlijk duidelijk hoe armoe en uitzichtloosheid ervoor zorgen dat hij hoopt te mogen bouwen aan de muur die hem buitensluit. Waar The Tortilla Curtain de lezer mogelijkheden biedt verschillende standpunten in te nemen, houdt Coupland afstand. Hoewel ‘Brentwood Notebook’ eigenschappen deelt met romans als die van Boyle en Naylor, brengt het geen identificatieproces op gang. Naarmate het donkerder wordt, wordt de ambigue sfeer in de wijk dreigender, maar doordat het notebook geen verhaal vertelt en geen personages opvoert, blijft die dreiging abstract. Couplands stuk wekt verwachtingen om deze vervolgens doelbewust niet waar te | |||||||||||||||||||||||
[pagina 768]
| |||||||||||||||||||||||
maken. Op geraffineerde wijze speelt het met conventies uit literatuur, journalistiek en geografie. Tot op zekere hoogte houdt het zich aan de regels die in verschillende genres impliciet gelden. Tegelijkertijd lapt het die aan zijn laars en speelt het afspraken uit verschillende disciplines tegen elkaar uit. Zo confronteert het notebook ons als lezer met wat we nu precies verwachten van diverse soorten teksten en met wat deze doen om ons op een bepaalde manier voor zich te winnen. | |||||||||||||||||||||||
7. ConclusieIn een zogenoemde postsuburbane tijd onderscheidt ‘Brentwood Notebook’ in megalopolis L.A. een fascinerend suburbaan eilandje. Couplands Brentwood is een chronotoop die in verscheidene gedaanten zowel plaats, tijd als identiteit problematiseert. Het is een in zichzelf gekeerde non-place die geobsedeerd haar grenzen bewaakt - tegen groeiend, chaotisch en onvoorspelbaar L.A., tegen aandacht van de media en in hun kielzog van nieuwsgierige buitenstaanders en vooral tegen de onderbedeelde Ander. De wijk beschermt een luxe, maar leeg leven, in een gemeenschap die slechts in het defensief de gelederen weet te sluiten. Wat in Brentwood is bereikt, laat veel te wensen over. In een turbulente omgeving willen stilstaan, eist zijn tol. De vraag of Couplands notebook deze buitenwijk al dan niet accuraat weergeeft, is niet zinvol. Die naar de wijze waarop ze precies totstandkomt des te meer. Het stuk wekt de indruk een verslag te zijn van een bezoek aan de wijk, maar mobiliseert veel meer dan slechts observaties ter plaatse. Met behulp van klassieke vertellingen over suburbia wordt Brentwood neergezet als een ideale, zowel utopische als dystopische buitenwijk. Op diverse wijzen wordt in twijfel getrokken of de wijk wel bestaat, en zo ja, of op deze afgegrensde plek, in dit geïsoleerde heden, nu een droom of juist een nachtmerrie werkelijkheid is geworden. Coupland haalt voor dit portret veel overhoop. Hij put uit archieven, verzamelt advertenties en citeert uit kranten, tijdschriften, memoires, een roman en een sociaal-wetenschappelijke studie. Doordat hij deze uiteenlopende passages bovendien niet tot een naadloos geheel smeedt, blijft zichtbaar hoeveel werk er wordt verzet voor een portret van een enkele buitenwijk. De arbeid die wordt verricht, plaatst het stuk tot slot op het kruispunt van genres. Het hoort thuis in journalistiek, culturele geografie noch literatuur, maar ontleent aan alle drie strategieën. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 769]
| |||||||||||||||||||||||
Verschillende genreconventies worden binnengehaald en tegen elkaar uitgespeeld. Dat is verwarrend, omdat het ons verwachtingspatroon verstoort. Als hybride wekt ‘Brentwood Notebook’ indrukken die doorgaans worden toegeschreven aan verschillende soorten teksten, zoals bijvoorbeeld de zakelijke, persuasieve en artistieke die J.J.A. Mooij in Idee en verbeelding (1981) onderscheidt. Als journalistieke reportage registreert het, wekt het de indruk een betrouwbare overdracht van feiten te zijn. Als geografische studie betoogt het, wil het overreden, overtuigen. Als literair werk wekt het de indruk dat er iets is gemaakt, een object, in Mooijs termen, dat naast de kennis die het overdraagt en de effecten die het teweegbrengt ‘zelfstandige waarde pretendeert te bezitten’ (Mooij (1981): p. 2). Tegelijkertijd suggereert het notebook een suburbane werkelijkheid te beschrijven, bepleit het deze op een bepaalde manier te interpreteren en roept het een bepaalde werkelijkheid op. Als tekst die een buitenwijk op deze wijzen weet neer te zetten, is Couplands stuk een waardevolle bijdrage aan de verbeelding van suburbia. Het schetst een beeld dat we nog niet kenden en vraagt bovendien aandacht voor hoe het in elkaar steekt. Misschien overtuigt alleen een verwarrend portret als dit ons ervan dat de suburbane droom aan het eind van de twintigste eeuw tegelijk springlevend is en ten dode is opgeschreven. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 770]
| |||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 771]
| |||||||||||||||||||||||
|
|