[Nummer 2/3]
[Inleiding]
Dames en heren!
De dood van het literaire tijdschrift is al vaak verkondigd. En vele grafredes zijn over het hoofd van goedwillende tijdschriftredacteuren afgestoken. Literaire tijdschriften zouden obsoleet zijn geworden, zouden de concurrentie met culturele krantenbijlagen niet langer aankunnen of zouden onherroepelijk moeten zwichten voor de zegeningen van het internet. Al die aanzeggingen ten spijt, vormen literaire tijdschriften in Nederland nog steeds een springlevend en veelzijdig microklimaat in de grotere wereld van de literatuur en het culturele debat. Er is subsidie bij nodig, dat is juist, maar dat geldt evenzeer voor hoogwaardige cultuuruitingen in andere disciplines, zoals de muziek, de beeldende kunst, het toneel of de dans. Raster publiceerde onlangs zijn prachtige 100ste nummer, De Gids begon recentelijk aan zijn 166ste jaargang. Hoezo een bedreigde diersoort? Voor de prijs van één gezinsvisite aan de Zoo in Antwerpen of Amsterdam bent u een jaar lang verzekerd van 1000 pagina's literaire en culturele verdieping en verbreding.
Een mooie gelegenheid om de vitaliteit van het literaire tijdschrift nog weer eens uit te proberen is het thema van de Nederlandse Boekenweek 2003, dat door de organiserende cpnb is bepaald op ‘De dood’. Naar aanleiding daarvan vroeg de Gids-redactie aan uiteenlopende Nederlandse en Vlaamse schrijvers en journalisten om een grafrede. Wij vroegen iedereen een korte tekst, alsof men die zou kunnen uitspreken op de uitvaart van een geliefd of juist verfoeid persoon. Dat mocht een historische figuur zijn (Cleopatra, Mozart, Stalin) of een personage uit de literatuur (Penelope, Emma Bovary, Frits van Egters). Het mocht ook een door bewondering of afkeer gevoed afscheidswoord zijn voor een nog levend persoon (Nelson Mandela, prins Bernhard, Maurice Papon). ‘Want het eind van dit al is de dood’, zoals de dichter zegt, en men kan zich dus