gouache, net als de schilderijen van Zandvliet, geen titel had.
De verzuchting van de kunstverzamelaar - ‘Had dan een geit geschilderd als u zo nodig een geit moest schilderen’ - kan ik me beter voorstellen dan die van Janneke Wesseling - ‘Maar als Zandvliet een boom wil schilderen, waarom schildert hij dan geen boom?’ De verzamelaar voelde zich belazerd, hij had meteen willen zien dat de gouache niet abstract was, maar een geit voorstelde, nu had hij een kat in de zak gekocht. Janneke Wesseling had geen reden om zich bekocht te voelen. Ze wist bij voorbaat dat Zandvliets schilderijen geïnspireerd waren door het landschap, zonder dat hij een bepaald landschap wilde weergeven. Ze wist dat hij abstracte fantasieën op het landschap schilderde, of geabstraheerde landschappen, of hoe je het maar noemen wilt.
En wat bedoelt ze met: ‘waarom schildert hij dan geen boom?’ Ik neem aan dat het elke boom mag zijn, een Van Goyenboom, een Van Goghboom, een gestileerde, vroege Mondriaanboom, een Monetboom, of een schilderkunstige variant op welke boom dan ook, zolang maar meteen duidelijk is: dit is een boom. Verfstreken die een beeld van een boom oproepen deugen, maar verfstreken die slechts een associatie oproepen met een boomstam, deugen niet. Het is of Janneke Wesseling de schilder Zandvliet verwijt dat hij van twee walletjes eet. Abstract, maar ook figuratief. En andersom. Misschien zit er wel iets plausibels in haar redering. Meestal is het leuk om in een schilderij of een tekening iets herkenbaars te traceren. Het verhoogt de waardering van de kijker. Zandvliet maakt abstracte schilderijen. Door tegelijk het landschappelijke van zijn kleuren, vormen en lijnen te benadrukken, is zijn werk verzekerd van herkenning zonder dat hij hoeft te voldoen aan de eisen die aan een landschapsschilder worden gesteld. Die mag een landschap weergeven zoals hij wil, gestileerd of vervormd, maar het moet toch iets oproepen dat de kijker een gevoel geeft van: Ja, zo is het. Janneke Wesseling noemt dat ‘een overtuigende landschappelijke sensatie’. Ze heeft gelijk: die sensatie geven de schilderijen van Zandvliet niet, daar zijn ze te abstract voor.
Net als de geitenkop van Van der Leck zijn Zandvliets schilderijen ambivalent. Toch hoop ik niet dat Robert Zandvliet bomen gaat schilderen. Want bij Zandvliet stoort die ambivalentie mij niet. Daarvoor zijn zijn doeken te meeslepend geschilderd. Bij Bart van der Leck ligt het anders: hij kon geen geiten schilderen, alleen geabstraheerde blokjesgeiten.
Nu nog iets over een echt bestaande boom waar ik het steeds al over wilde hebben: de berk in mijn voormalige volkstuin. Als het