vor dem Hintergrund der deutschen Teilung’. Kosten noch moeite zijn gespaard om de geschiedenis van de ddr aanschouwelijk te maken. De ongerijmdheden van het dagelijks leven hebben echter in dit prestigeproject geen plaats; zoals de geschiedenis hier gepresenteerd wordt, lijkt de revolutie van 1989 een logisch en onafwendbaar gevolg te zijn geweest van de opstand op 17 juni 1953. Het is alsof de slogan ‘Wir sind das Volk’ - door Kohl in 1989 handig omgebogen tot ‘Wir sind ein Volk - veertig jaar lang onderhuids het denken van de ddr-burgers beheerst heeft.
De werkelijkheid was natuurlijk anders. Om dat duidelijk te maken, is een heel ander museum nodig; een museum dat in rommeligheid de morsigheid van het dagelijkse leven weerspiegelt.
Zo'n museum bestaat in Leipzig. Je moet er echter wel naar zoeken. In het ‘Haus der Geschichte’ vonden we een stapeltje gele papiertjes, weggemoffeld onder glanzende folders van de plaatselijke vvv. De papiertjes leken op de pamfletten waarmee veel Duitse universiteiten bezaaid zijn. Deze Flugblätter riepen echter niet op tot een demonstratie of een ‘Urabstimmung zum Streik’. Ze informeerden toeristen op bescheiden wijze over het Stasi-museum ‘In der Runden Ecke’. ‘Manch einer der Besucher der Stadt Leipzig,’ stond er op bijna verontschuldigende toon te lezen, ‘wird die Stationen der “sanften Revolution” aufsuchen wollen, um wenigstens noch etwas von ihrer räumlichen Atmosphäre in sich aufzunehmen.’ Waarna de bezoeker erop gewezen werd dat het museum in het voormalige hoofdkantoor van de Stasi gehuisvest is, en dat zich dat niet ver van het centrum en de Thomaskirche bevindt. Er hoeft, meldde het pamflet, dus niet ver gelopen te worden om te zien waar en hoe de Stasi in Leipzig opereerde, en waar ook de ‘sanfte Revolution’ plaatsvond - in de nacht van 4 op 5 december 1989 gaf de Stasi na een grote burgerdemonstratie haar hoofdkwartier in handen van het Leipziger ‘Bürgerkomitee’.
‘In der Runden Ecke’ is een groot, negentiende-eeuws gebouw, waar je makkelijker aan voorbij loopt dan aan het ‘Haus der Geschichte’. Op de begane grond is het Stasimuseum gevestigd, daarboven bevinden zich de kantoren van de Gauk-commissie, die de Stasi-archieven beheert. Terwijl we in de hal op de gids wachtten, probeerden we ons voor te stellen wat we zouden gaan zien. ‘Besucher - gerade aus den Bundesländern -’ beloofde het gele blaadje ons, ‘sind immer wieder erschüttert wenn sie die Ausstellung gesehen haben: So schlimm hatten sie sich das nicht vorgestellt.’
De waarheid was ook hier anders. Want ‘schlimm’ bleek niet het juiste woord te zijn. Zelfs ‘Banalität’ voldeed niet. Wat we zagen, was een bijna onvoorstelbare knulligheid. De ddr is, zo moesten we vaststellen, veertig jaar lang niet alleen door fanatici, principiële dienstkloppers en botte misdadigers geregeerd, maar vooral ook door benepen boekhouders.
Het eerste wat ons trof, nadat we een kaal en kleurloos original Stasi-kantoorkamertje hadden bezichtigd, was een gigantische stapel cassettebandjes met de meest uiteenlopende etiketten: alle grote namen uit de geschiedenis van de westerse popmuziek leken vertegenwoordigd te zijn. Bandjes uit het Westen, legde de gids uit, werden door de Stasi onderschept. Niet, zoals de burgers verteld werd, omdat ze decadente muziek bevatten, maar omdat de Stasi ze zelf nodig had. Ten eerste waren de ddr-bandjes van een veel minder goede kwaliteit dan de westerse, en ten tweede werd er zoveel afgeluisterd, dat de Stasi aan een constant bandjesgebrek leed. Wat er met de afgeluisterde gesprekken gebeurd was, wist de gids niet. Uitgetikt waren ze, uiteraard, en gekopieerd, maar de hoeveelheid afgeluisterde gesprekken was zo groot geweest, dat men met het meeste materiaal waarschijnlijk niets gedaan had. Toen de Stasimedewerkers in december 1989 de enorme massa documenten wilden vernietigen, had de papiervernietiger - een oeroud