taart zou moeten bakken, maar ze staat er wel als een stralende gastvrouw bij als de kaarsjes worden uitgeblazen.
Het is de vraag wat deze ontwikkeling betekent voor het traditionele en vroeger zo essentiële beroep van redacteur, ook in Nederland wel editor genoemd. Traditioneel, omdat het zo oud is als de techniek van de drukpers, en essentieel omdat deze editor de kwalitatieve selectie, de redactionele begeleiding en de inhoudelijke eindverantwoordelijkheid voor de te publiceren teksten uitoefende.
Wetenschappelijke tijdschriften, die sinds eeuwen functioneerden op basis van peer review (dat wil zeggen beoordeling van het wetenschappelijk gehalte van artikelen door andere gezaghebbende personen in het betreffende wetenschapsgebied) zijn in de afgelopen decennia in een crisis komen te verkeren. Sterk stijgende abonnementsprijzen tegenover nauwelijks stijgende of zelfs dalende bibliotheekbudgetten hebben vele auteurs het Internet opgejaagd, waar zij soms zeer ambitieuze en supersnelle eigen publicatiedomeinen hebben ingericht, compleet met geavanceerde zoeksystemen. De functie van editor is daarmee uit het proces verdwenen. De auteur is weer zelf zijn eigen editor geworden, net als in het tijdperk van voor de uitvinding van de drukpers, met dat verschil dat de verspreidingsmogelijkheden nu dankzij het Internet nog veel spectaculairder zijn dan met de drukpers ooit mogelijk was.
Ook op krantenredacties is de functie van editor in het nauw geraakt. De redacteuren van een hedendaagse krant worden geacht hun eigen artikel niet alleen te schrijven en te redigeren, maar het ook nog eigenhandig op te maken. Een eindredacteur komt er niet meer aan te pas en voor enige vorm van peer review (in de vorm van onderlinge kritiek en discussie) ontbreekt zowel de tijd als de benodigde redactionele bezetting.
In de boekenuitgeverij is het al niet veel beter gesteld. Veel van wat Nederlandse uitgevers van algemene boeken op de markt brengen (zowel fictie als non-fictie) is sowieso vertaald werk, dus dat wordt kant en klaar ingekocht en vervolgens vertaald, zelfs bij literaire boeken soms door een heel vertalerscollectief, om geen onnodige tijd te verspillen. En wat wel oorspronkelijk Nederlands werk is wordt steeds vaker aan freelance-redacteuren uitbesteed, om de eigen organisatie van de uitgever zo lean en mean mogelijk te houden. Zo verworden veel uitgeverijen tot procesmanagement-ondernemingen, die in redactioneel opzicht geen waarde toevoegen, maar uitsluitend in marketing- en promotie-power hun rol moeten zien te bewijzen.
Gegeven het feit dat Internet, als totaal open systeem met maximale toegankelijkheid voor zowel aanbieders als afnemers van teksten, het meest laagdrempelige publicatiepodium is dat je je kunt indenken en aangezien het dus grotere uitgevers geen schaalvoordelen biedt ten opzichte van kleinere uitgevers, is het de vraag of uitgeverijen van wetenschappelijke tijdschriften, kranten en boeken zich dit verval van het beroep van editor wel kunnen veroorloven. Het is nu al zo dat Amerikaanse kranten de grootste moeite hebben om jong redactioneel talent te werven en aan zich te binden. De jongste generatie Woordwards en Bernsteins gaat liever het Internet op, waar zowel de ontwikkelingsmogelijkheden als de expressievrijheid en - dank zij de advertentie-inkomsten - ook de salarisperspectieven vele malen gunstiger lijken.
Ironisch genoeg - ironisch, omdat de dood van de traditionele literaire uitgeverij tegenover het geweld van de massamedia al vaak is gepredikt - kon het wel eens zo uitpakken dat juist deze oudste tak van de uitgeverij (het publiceren van schone letteren en teksten op het terrein van de humaniora) nog het minst vatbaar zal blijken te zijn voor de bedreigingen van Internet. De literaire uitgeverij heeft er in termen van distributie-, promotie- en verkoopmogelijkheden dezelfde voordelen van als de grote mediaconglomeraten, terwijl voor de producten van een literaire uitgeverij - de ro-