[Nummer 9/10]
Over dit nummer
Is met het einde van deze eeuw ook het modernisme in de poëzie ten einde gekomen? In dit nummer staan nieuwe gedichten van in onze ogen interessante Nederlandstalige dichters die stuk voor stuk nog een hele productie voor de boeg lijken te hebben, van wie enkelen zelfs pas net met publiceren zijn begonnen. Geen van hen heeft vroeger dan 1959 het levenslicht gezien.
In dit nummer staan ook beschouwingen over poëzie waarvan er geen ná 1960 werd geschreven. Ze zijn afkomstig van een aantal ‘kanonnen’ van de moderne poëzie van de twintigste eeuw.
Een Gids-nummer dus met een stel jonge honden die mogen ravotten tussen de bestofte folianten uit de nalatenschap van een stel opa's, zo lijkt het. Maar Ezra Pound was rond de dertig toen hij het hier in vertaling opgenomen A Retrospect schreef, Paul Celan was pas veertig toen hij zijn rede De meridiaan uitsprak. Rodenko was vijfendertig bij de eerste publicatie van zijn in deze Gids opgenomen tekst. Laten we dat alvast niet vergeten. En opa's in de zin van vitale en kritische oudere mannen, zoals hier de vierenzestig jaar oude Paul Valéry en de zevenenzestigjarige Gottfried Benn, worden hopelijk ook alle hier presente dichters. ‘Het leren beheersen van elke kunst is een levenswerk,’ zegt de jonge Pound. Ook zijn de auteurs van de essays geen van allen dorre theoretici: ze schreven hun beschouwingen in en vanuit dezelfde praktijk als die van onze nieuwe dichters.
Is met het einde van deze eeuw ook het modernisme in de poëzie ten einde gekomen? Is dit eigenlijk een interessante vraag? Wij waren bij het samenstellen van deze aflevering veel meer geïnteresseerd in de vraag in hoeverre enerzijds het lezen van de essays de allernieuwste Nederlandstalige gedichten mee zou kunnen openen en profileren en hoe anderzijds het lezen van de gedichten de essays zou kunnen actualiseren of zelfs zou kunnen herbezielen.
Nu we zelf het resultaat overzien menen we dat er een aflevering tot stand is gekomen waarin de traditie werkzaam is op een wijze die we met veel plezier zien en meemaken: niet bevoogdend maar in wisselwerking met het nieuwe en daarin zichzelf verjongend en in die verjonging het nieuwe kritisch stimulerend. Dat is ook de reden waarom we gerust kunnen beginnen met ‘Een terugblik’, niet op de afgelopen eeuw maar op wat nu nog maar enkele maanden lang de vorige heet.
HB