één aaneenschakeling van clichés en holle frasen.
Zwagerman vertelt dat hij twaalf jaar geleden voor het eerst in Italië kwam en daar ‘verslingerd’ raakte aan de provinciesteden in Toscane en Umbrië. Vooral Spoleto met zijn jaarlijkse culturele zomerfestival heeft zijn hart gestolen. Hij heeft daar dan een club van vrienden met wie hij in een oud boerenhuis verblijft en met wie hij droomt er voorgoed te kunnen wonen, totdat ieder weer naar zijn eigen huis moet in ‘Stockholm, Rome, New York, Amsterdam’.
Het gegeven op zich, die combinatie van zomer, zuiden, provincie, cultuur, artistieke vriendenclub, geschiedenis, voormalig boerenhuis en mondialiteit, ademt al een geest van kakmakerij en valse romantiek. Maar een literair auteur zou zo'n gegeven te lijf moeten kunnen gaan, met botte of scherp geslepen taal, dat doet er niet toe. Joost Zwagerman doet echter het tegenovergestelde. Hij vult zijn holle verhaaltje met alleen maar holle woorden en zoete koek.
‘Of het nu gaat om de prachtig afwisselende natuur en de schilderachtige landschappen, of om de rijke kunstschatten, of om de pittoreske middeleeuwse dorpen. Of het nu gaat om de steden, zo vol met bezienswaardigheden, met hun trotse palazzi en kostelijke pleinen, zo hectisch en tegelijk zo charmant. (...) De interesse voor de kunst komt ook tot uitdrukking in de vele muziek- en theaterfesivals. Bekend is het Festival dei Due Mondi in Spoleto (juni/juli) gedurende welke het anders zo rustige stadje bruist.’
Dat is geen citaat uit het proza van Zwagerman maar uit een prospectus van Italiaanse vakantiewoningen. (Ja, ook een tandarts huurt wel eens voor een paar zomerweken een oud boerenhuisje...) Maar zie hoe de vakantiewoningenverhuurder net zo goed Zwagermans gemeenplaatsen had kunnen gebruiken: ‘Het is moeilijk te zeggen waar ik het meest door bedwelmd raakte: de natuurlijke elegantie van het landschap of de grandeur van de pleinen en palazzi.’ Tegen het einde van de twintigste eeuw rept Zwagerman nog van ‘omzwervingen’. Het ‘lome’ stadje Spoleto wordt in de zomer ‘een hectische ontmoetingsplaats voor kunstenaars uit Amerika en Europa’.
De verschrikkelijkste platitude komt op het eind: ‘In en rondom die hartveroverende slaapstad Spoleto daar delen wij het Gevoel.’
Anti-literairder kan het niet! Allereerst is een slaapstad een voor- of satellietstad waarvan een groot deel van de beroepsbevolking elders werkt - en zo'n stad is Spoleto absoluut niet. Zwagerman had hier natuurlijk het adjectief ‘slaperige’ uit het reisleidersjargon moeten kiezen. Vervolgens is er die infantiele en infantiliserende combinatie van het soort dat je ook nieuwslezers tijdens het televisiejournaal dagelijks kunt horen gebruiken: ‘In (Spoleto) daar...’ Maar het ergste komt echt helemaal op het eind. Het is het gebruik van het begrip waar het in ware kunst, in echte literatuur om draait, maar dat hier geschoffeerd, uitgehold en met voeten wordt getreden: het gebruik, compleet met hoofdletter, van het woord ‘gevoel’. En op dit Gevoel, dat in dit geval dus helemaal niets voorstelt, want geen enkele inhoud heeft gekregen, op deze leegheid wordt ook nog eens een van de meest versleten geestelijke rituelen van de afgelopen decennia losgelaten: het wordt gedeeld! Geef mijn portie maar aan Fikkie.
‘Het Zwitserleven Gevoel’: Joost Zwagerman heeft het. Bij gebrek aan beroepsethiek.