De Gids. Jaargang 160
(1997)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 830]
| |
Tomas Vanheste
| |
[pagina 831]
| |
De wetenschap in de beklaagdenbankHet onbehagen in New Age-gelederen is groot. Woorden als vervreemding, sociale desintegratie, natuurvernietiging, nucleaire dreiging, bevolkingsexplosie en apocalyps buitelen over elkaar wanneer New Agers de diagnose van de hedendaagse samenleving stellen. Tederheid, verbeelding, morele verantwoordelijkheid en zelfbeheer zouden het afleggen tegen het onpersoonlijke en het machinale. Zo zwart als de visie op het heden is, zo hoopvol zijn de verwachtingen voor de toekomst. Want het kwaad is te benoemen: het is de wetenschap waaruit genoemde kwalen ontspruiten. Zij is, aldus Theodore Roszak, een van de founding fathers van New Age, gebaseerd op de mythe van het objectieve bewustzijn, op de gedachte dat we ons buiten de wereld kunnen plaatsen en met een klinische, objectieve blik, eigenlijk met de ogen van een dode, naar de werkelijkheid kunnen kijken. De natuur die de wetenschapper waarneemt is een dode machine, hij ziet ‘geen wil, geen bezielend doel, geen persoonlijkheid die tot zintuigelijke deelneming zou kunnen noden of antwoord geven op het menselijk verlangen te doorgronden en te communiceren’.Ga naar eind2. De grondstoffen van deze wetenschappelijke beschouwingswijze zijn aangeleverd door de zeventiende-eeuwse herauten van de nieuwe wetenschap. De New Age-denkers, die zichzelf zien als de profeten van een nieuwe, twintigste-eeuwse wetenschappelijke revolutie, schromen niet hun zeventiende-eeuwse voorgangers in het beklaagdenbankje te plaatsen. De aanklacht tegen René Descartes luidt dat hij de grondlegger is van een dualisme dat geest en materie scheidt en de mens vervreemdt van de natuur en zijn eigen lichaam. Hij sneed de ziel uit de natuur en vatte haar op als een verzameling dode objecten die samen een gigantische machine vormen. Descartes' credo, ‘ik denk, dus ik ben’, is de ultieme uiting van het westerse zelfbewustzijn dat de rede op de troon plaatst en het gevoel uitbant. Galileo Galilei, die je toch niet snel nóg een proces zou gunnen na de kniebuiging die hij voor de inquisitie moest maken, wordt ter verantwoording geroepen voor zijn onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten. De werkelijkheid bestond, stelde deze snoodaard, in essentie uit materie in beweging. Eigenschappen als kleur, geur en smaak waren subjectieve waarnemingen, veroorzaakt door de objectieve beweging van materie. Op deze manier reduceerde Galilei hetgeen de wereld pracht en praal geeft tot een subjectieve illusie. Bacon ten slotte wordt voor het gerecht gedaagd als de verpersoonlijking van het mannelijke machtsdenken. Hij is de man van de formule ‘kennis is macht’. Met zijn utopie Het nieuwe Atlantis schreef hij de blauwdruk van onze huidige maatschappij, waarin het beheersingsdenken de dienst uitmaakt en de technologie tomeloos om zich heen kan grijpen. Uit deze ideeën van de zeventiende-eeuwse pleitbezorgers van de moderne natuurwetenschap gistte het mechanistisch wereldbeeld dat een serieuze bedreiging vormt voor de geestelijke gezondheid van de westerse mens. De natuur, een dode machine. De mens, een verdwaalde ziel in een hem vreemde kosmos. Het zal geen verbazing wekken dat deze gedachten resulteerden in tal van maatschappelijke en psychologische problemen als milieubederf, de moeizame verhouding van de moderne mens tot zijn lichaam en het algehele gevoel van zinloosheid dat zijn leven kenmerkt.Ga naar eind3. | |
Onfrisse jongens?De invloed die New Agers aldus toekennen aan de door hen gehekelde zeventiende-eeuwse geleerden is ontzagwekkend. Hun ideeën zouden zich genesteld hebben in de hoofden van iedere westerling en vanuit die veste eeuwenlang hun vernietigende werking uitgeoefend hebben. Van de Engelsman Bolingbroke is deze relativering: al mag het zo zijn dat Descartes ooit | |
[pagina 832]
| |
in een onbezonnen bui een dier met een machine heeft vergeleken, de gewone man kan best het onderscheid maken tussen de klok van het parochiehuis en de stier van het dorp. Eveneens kunnen we ons afvragen of met de karakterisering van het mechanistisch wereldbeeld de definitieve geschiedenis van de moderne natuurwetenschap is geschreven en of de helden van de wetenschapsrevolutie werkelijk zulke onfrisse jongens waren. New Agers hebben een bijzondere gave het portret van hun boemannen op te hangen aan een stuk of wat zorgvuldig geselecteerde citaten, die zelden uit de primaire bron afkomstig zijn, maar een rondgang maken door het corpus van New Age-literatuur. Wie terugkeert tot de bronnen vindt al snel materiaal dat het eenduidige beeld vertroebelt. Van boeman nummer één bijvoorbeeld, de altijd maar weer van een fundamenteel dualisme betichte René Descartes, zijn deze woorden: ‘Het is niet genoeg dat de ziel zetelt in het lichaam zoals een stuurman in zijn vaartuig: dat is wellicht wel voldoende om de ledematen te kunnen bewegen, maar om bovendien gevoelens en neigingen te hebben zoals wij, en zo een echt mens te kunnen zijn, moet de ziel wel veel nauwer met het het lichaam verbonden zijn en daarmee een eenheid vormen.’Ga naar eind4. In een brief uit 1648 verweert Descartes zich tegen de aantijging dat hij de pleitbezorger van een kille rationaliteit is: ‘De filosofie die ik cultiveer is noch zo barbaars noch zo wreed dat ze het gebruik van de passies verwerpt: integendeel, het is daarin dat ik alle heerlijkheid en gelukzaligheid van het leven leg.’Ga naar eind5. Een kleine driehonderdvijftig jaar later pleit Dennis Sepper Descartes vrij van alles waarvan hij is beschuldigd: rationalisme, dualisme, sciëntisme, egocentrisme en tal van andere ismen. In zijn boek Descartes's Imagination trekt hij ten strijde tegen de constellatie van gemeenplaatsen en stereotypen die om Descartes is gegroeid, analyseert hij de cruciale rol die de verbeelding in Descartes' filosofie speelt, en ondergraaft hij de gedachte dat Descartes een strikt dualist was. Ook de immer op zijn uitspraak ‘kennis is macht’ vastgepinde Francis Bacon is niet zo eenvoudig voor één gat te vangen. Hij noemde macht een inferieur motief en sprak over onze dwaasheid te willen heersen over de natuur in plaats van te luisteren naar de goddelijke wijsheid. ‘Omdat de mens de dienaar en uitlegger van de natuur is, kan hij precies zoveel begrijpen als hij heeft waargenomen als feit of in zijn denken over de loop van de natuur. Daarbuiten weet hij niets en kan hij niets.’Ga naar eind6. Fundamenteler is het volgende punt: de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw is een periode waarin de natuurwetenschap zich ontworstelde aan de natuurfilosofie. De middeleeuwse kosmos waarin de kennis over God, mens en natuur intrinsiek verbonden was, viel uiteen. De natuurwetenschap vestigde zich als een zelfstandige activiteit met een eigen methode en bereik. Zij trachtte de wereld van de verschijnselen in kaart te brengen met behulp van experimenten en de aldus ontdekte orde in mathematische formules te vangen. Het hoe van concrete materiële fenomenen was waar de natuurwetenschapper zich in eerste instantie om bekommerde, en de grote vragen naar het waarom van de kosmos als geheel en de plaats van de mens erin zette hij aan de kant. Natuurlijk bezondigden de zeventiende-eeuwse natuurwetenschappers zich niet zelden aan bespiegelingen over natuurfilosofische kwesties, maar dat wil niet zeggen dat er een inherente, noodzakelijke koppeling bestond tussen hun opvattingen over dergelijke zaken en de natuurwetenschappelijke activiteiten die ze ontplooiden. Als het dan zo is dat de zeventiende-eeuwse wetenschap en het mechanistisch wereldbeeld niet broer en zus waren, waarom gaf Neerlands grootste wetenschapshistoricus E.J. Dijksterhuis zijn met de P.C. Hooft-prijs bekroonde boek over de opkomst van de moderne natuurwetenschap dan de titel De mechanisering van het wereldbeeld? Komen we verder dan de titel, dan zien we dat Dijksterhuis zich gepassioneerd verzet tegen precies die betekenissen | |
[pagina 833]
| |
die New Agers aan het begrip mechanistisch verbinden. Wanneer ‘mechanistisch’ met ‘machine’ geassocieerd wordt, moeten we dit begrip wel erg oprekken. Katrollen en hefbomen, oké, maar wat hebben botsingen en wervelbewegingen met een machine te maken? Evenmin kunnen we ‘mechanistisch’ opvatten als het tegengestelde van ‘animistisch’ of ‘organisch’, als een begrip dat staat voor een dode machine in tegenstelling tot een levende natuur. In de moderne natuurwetenschap gaat het immers niet om externe krachten die aangrijpen op materie die levenloos is. Isaac Newtons traagheidsbegrip (vis inertiae: traagheids-kracht), een kernbegrip in de moderne natuurwetenschap, kan worden gezien als uitdrukking gevend aan een innerlijke kracht van de materie. Maar welke betekenis kent Dijksterhuis dan wél toe aan mechanisering? In wezen gaat het om de mathematisering van de natuur: de wiskunde, zoals die ontwikkeld is in de klassieke mechanica (vandaar het woord mechanisering) is de essentiële uitdrukkingswijze van de natuurwetenschappelijke visie op de natuur. | |
De verlossingJohn Banville laat zijn protagonist in de roman Doctor Copernicus het volgende denken over hen die zo gretig een levensbeschouwelijke betekenis aan zijn wereldstelsel proberen toe te kennen: ‘Het moet hun aan het verstand gebracht worden dat door de aarde en daarmee de mens uit het centrum van het universum te verdrijven hij geen oordelen gaf, geen filosofie verkondigde, maar louter en alleen stelde wat het geval was. Het spel dat hij meester was kon de geest onderhouden, maar het kon hun niet leren hoe te leven.’ Ruim vier eeuwen later wordt deze boodschap door New Age-denkers allerminst gehoord. Na het kwaad gelokaliseerd te hebben in de mechanistische wetenschap zoeken ze verlossing in een nieuwe, holistische wetenschap. Deze zou de verbroken harmonie tussen mens en natuur kunnen herstellen en ons een millennium van liefde en licht binnenleiden. Van de vele theorieën en hypothesen die New Age-denkers tot onderdeel van een holistische revolutie bombarderen, wil ik er twee aanstippen: de quantummechanica en Rupert Sheldrakes theorie van de morfische velden. De quantummechanica is een theorie over de atomaire wereld die in de jaren twintig door fysici als Werner Heisenberg en Niels Bohr werd geformuleerd. Decennialang al wordt er prettig mee gerekend en geëxperimenteerd, met uitstekende resultaten. Hoe de theorie geïnterpreteerd moet worden, wat de filosofische consequenties ervan zijn, is een andere kwestie. Daarover bestaat allerminst consensus. De filosoof Richard Healey merkte in een sombere bui op dat er evenveel interpretaties in de omloop zijn als mensen die zich ermee bezighouden. Een cruciaal geschilpunt is het zogenaamde lokaliteitsprobleem. Volgens de relativiteitstheorie kan een signaal nooit met een snelheid groter dan de lichtsnelheid overgebracht worden. Twee in de ruimte gescheiden deeltjes kunnen elkaar dus niet stante pede beïnvloeden. In bepaalde experimenten lijkt dit principe echter geschonden te worden. New Agers zien dat als het wetenschappelijke bewijs dat alles met elkaar verbonden is, de wereld één groot samenhangend web is, en ze verkondigen de triomf van het holisme. Voor het gemak vergeten ze dat er eindeloos gesoebat wordt over welke consequenties dit experiment heeft. Vele fysici menen dat niet de lokaliteit in het geding is maar het fysisch realisme. We kunnen weten wat we meten, maar over een achterliggende fysische wereld die er ook is als we niet meten, dienen we te zwijgen. Wat niet wil zeggen dat dezelfde fysici zich ook aan het eigen gebod houden. Natuurkundige F.A. Muller vergeleek zijn vakbroeders met ‘kentheoretische zedenpredikers die 's nachts vaste klant zijn op de wallen’Ga naar eind7.. Overal is er twist en verwarring over de be- | |
[pagina 834]
| |
tekenis van de quantummechanica, maar New Age-denkers hebben het antwoord al klaar en stellen zonder gêne dat het een onomstotelijk wetenschappelijk feit is dat de lokaliteit geschonden is. Met het grootste gemak maken ze vervolgens de stap van een welomschreven experiment met subatomaire deeltjes naar de gehele natuur en stellen ze dat in de werkelijkheid alles verbonden is. En dit betekent, aldus Fritjof Capra in zijn beststeller The Tao of Physics, dat de quantummechanica een objectieve, wetenschappelijke bevestiging is van ideeën die al eeuwenlang door oosterse, mystieke tradities worden gekoesterd. De quantummechanica mag op deze manier fungeren als de theorie die het mechanistisch wereldbeeld openbreekt en de poort wijd openzet voor een nieuwe holistische wetenschap. Andere wetenschappelijke disciplines hoeven het goede voorbeeld van de fysica maar te volgen. Een biologische loot aan de holistische stam zou een theorie van de Brit Rupert Sheldrake zijn. Sheldrake, in Nederland vooral bekend als de vreemde eend in de bijt bij Wim Kayzers televisieserie Een schitterend ongeluk, dankt zijn faam aan zijn omstreden theorie van het morfische veld. Dit zijn een soort geheugenvelden waaruit organismen informatie kunnen oppikken door middel van morfische resonantie. Een organisme kan gezien worden als een bundeling van ritmische structuren. Wanneer zijn trillingen resoneren met het veld, kan informatie van en naar het veld worden overgedragen. Wereldberoemd is het voorbeeld van de koolmees. In de jaren twintig leerde deze vogel doppen van melkflessen te peuteren die de melkboer op de stoep had gezet. Deze gewoonte verspreidde zich in rap tempo over Europa, veel sneller dan door directe overdracht van de ene op de andere vogel mogelijk zou zijn. Volgens Sheldrake hadden de mezen de benodigde kennis uit het morfische veld opgedaan. Hoe werkt dit veld? De bedenker ervan ziet zijn hypothese als de logische volgende stap in de geschiedenis van de natuurkunde. Deze laat een gestage opmars zien van het veldbegrip sinds Michael Faraday het magnetische veld omschreef. Het fysische karakter van velden schuilt, aldus Sheldrake, in het feit dat ze toestanden zijn van het vacuüm, dat weliswaar vrij van materie is, maar tegelijkertijd vol van energetische processen. Morfische velden hebben, stelt hij, eenzelfde fysische realiteit. Wie deze twee uitspraken bij elkaar optelt, concludeert dat morfische velden vol zijn met energie en morfische resonantie gebaseerd moet zijn op energie-overdracht. Het wonderlijke is echter dat bij Sheldrake één plus één niet twee is: het gaat bij morfische resonantie om energieloze informatie-overdracht. Niet zonder reden dus heeft Sheldrake het verwijt gekregen dat zijn theorie niet deugdelijk is onderbouwd: hij geeft geen plausibele suggestie hoe het morfische veld werkt. Sterker nog: wanneer hij zijn veld respectabiliteit probeert te geven door het te typeren als de jongste nazaat van de veldenfamilie raakt hij in een tegenspraak verstrikt. Ook wanneer Sheldrake zich bezint op het karakter van de theorie van het morfische veld zwoegt en schippert hij om zijn verschillende ambities in harmonie te brengen. De wetenschapper in hem ziet zijn theorie als een toetsbare hypothese over waarneembare regulariteiten in de natuur. Dergelijke theorieën, erkent hij, zijn niet bij machte metafysische vragen als ‘is de natuur doelgericht?’ te beantwoorden. Wanneer de metafysicus in hem opstaat, zondigt hij tegen eigen gebod en ziet hij zijn theorie van het morfische veld als het hart van een nieuw animisme. Het morfische veld zou de hedendaagse belichaming van de middeleeuwse geesten zijn: ze geven wetenschappelijke betekenis aan het begrip doelgerichtheid, ze sturen de groei en ontwikkeling van organismen, ze vormen de ziel van de natuur en brengen haar tot leven.Ga naar eind8. | |
[pagina 835]
| |
Een postmodern weerwoordNew Agers trachten vorm te geven aan een op wetenschappelijke leest geschoeide holistische wereldbeschouwing. Daarbij miskennen ze dat wetenschap en wereldbeschouwing tijdens de wetenschappelijke revolutie los gezongen zijn en sindsdien steeds meer uit elkaar gedreven zijn. Voor een antwoord op de vraag naar de ultieme aard van de natuur en de plaats van de mens erin, laat staan op de vraag hoe we moeten leven, kunnen we niet meer bij de wetenschap terecht. De hedendaagse filosoof zal dit verhaal over het emancipatieproces van de natuurwetenschap en de scheiding tussen wetenschap en wereldbeschouwing als een Verlichtingspraatje afdoen. In filosofenland heeft men immers een nieuw geloof gevonden: het postmodernisme. Volgens het nieuwe dogma, dat wedijvert in dwingendheid met het marxisme van dertig jaar geleden, is het tijdperk van de grote verhalen voorbij. De universele waarheid is ontmaskerd als drager van een particulier belang. Alles is contextgebonden, de scheiding tussen feit en waarde, wetenschap en wereldbeschouwing een moderne mythe. Niet zelden wordt ter ondersteuning van deze stelling verwezen naar Thomas Kuhns klassieker De structuur van wetenschappelijke revoluties. Daarin zou voor eens en voor altijd afgerekend zijn met het idee dat de wetenschap een gestage vooruitgang boekt. Haar geschiedenis wordt gekenmerkt door radicale omwentelingen. In perioden van ‘normale wetenschap’ werkt men met vereende kracht aan het oplossen van puzzels die passen binnen het paradigma, het geheel van gedeelde vooronderstellingen en werkwijzen, totdat de anomalieën, de gegevens die niet binnen het denkkader passen, zich in die mate hebben opgestapeld dat het paradigma bezwijkt. Dan breekt de revolutie uit. Oude waarden, werkwijzen en vooronderstellingen sneuvelen, nieuwe komen ervoor in de plaats. Wetenschappers van voor en na zo'n omwenteling kunnen elkaar niet verstaan, hun wereldbeelden zijn ‘incommensurabel’, niet met gelijke maat te meten. Natuurlijk wijzen natuurwetenschappers erop dat het wel meevalt met die discontinuïteiten van Kuhn. De Newtoniaanse mechanica werd bijvoorbeeld niet ongeldig door de revolutie die Einsteins relativiteitstheorie teweegbracht. De fysicus Sander Bais vergelijkt deze omwenteling met het toevoegen van een dimensie. ‘Was ons bewustzijn eerst veroordeeld tot het platte vlak, nu kunnen we ons boven dat vlak verheffen en vrij de ruimte in bewegen, met alle nieuwe perspectieven die dat op de werkelijkheid biedt. In zekere zin blijft echter alles op zijn plaats.’Ga naar eind9. Maar filosofen zijn navelstaarders. Meer dan in de natuurwetenschap zelf zijn ze in de in zichzelf gekeerde geschiedenis van hun opvattingen over natuurwetenschap geïnteresseerd. Wanneer met een heilige eerbied Kuhns De structuur van wetenschappelijke revoluties wordt genoemd, weet je: dit is de onverkorte waarheid, die alleen nog overtroffen kan worden door een volgende held in de geschiedenis van de filosofie. En die held is opgestaan. Hij heet Bruno Latour en hij heeft het geloof in de waarheid, in de feiten, de genadeklap gegeven. Berucht zijn zijn methodologische regels, waarvan de derde de kroon spant: de natuur is niet de oorzaak van een beslechting van een wetenschappelijke controverse, maar het gevolg. Waardoor wordt een wetenschappelijke controverse dan beslist, als het niet door de natuur of de feiten is? Dat heeft volgens Latour iets uit te staan met het bouwen van bolwerken, het knopen van netwerken, het vinden van versterkingen en het overdonderen van de tegenstander met eindeloze rijen cijfers en gegevens totdat hij bezwijkt en geen weerwoord meer weet te bieden.Ga naar eind10. Ik ben niet de eerste die erop wijst: als ieder relativisme bijt dit postmodernisme zich in de staart. Als er geen waarheid bestaat, is daarmee meteen de aanspraak ondergraven dat dát een juiste voorstelling van zaken is. Beter dan ons uit te leveren aan dit in een verstikkend | |
[pagina 836]
| |
machtsdenken uitmondend relativisme, kunnen we blijven geloven in de kracht van het argument, in de waarde van toetsing van ideeën aan een weerbarstige, nooit volledig naar eigen hand te zetten werkelijkheid, in de precisie van het wiskundige denken. | |
De verleiding van de eenvoudPostmodernisten en New Agers vormen bondgenoten in hun poging de barrières tussen feit en waarde, wetenschap en wereldbeschouwing te slechten. Ieder met een eigen intentie: waar postmodernisten het einde van de ideologie prediken en elk groot verhaal willen doorprikken, zijn New Agers juist op zoek naar een totaalpakket. Ze willen het kwaad verklaren en uitdrijven, de hoop op een nieuwe tijd funderen en een alomvattende wereldbeschouwing ontwerpen naar middeleeuws model, waarin de kennis over God, mens en natuur een samenhangend geheel vormt. Ze zoeken naar ‘verlossing in universele verklarende systemen die geen enkele vraag van het menselijk bestaan onbeantwoord laten, en die mysterie zullen vervangen door de zekerheid van een volmaakte kennis’, zoals theoloog Wouter Hanegraaff zo treffend observeerde.Ga naar eind11. Waarom zouden we hier onbehaaglijk van worden? Laat ze toch lekker knutselen aan hun wereldbeeld. Ze doen toch geen vlieg kwaad wanneer ze zich op de Brabantse hei naar een hoger spiritueel niveau trachten te schreeuwen? Wat geeft het dat ze dromen van een nieuwe tijd waarin iedereen zijn goddelijke vonk heeft gevonden, mens en natuur in harmonie zijn en iedereen weet hoe het voelt ‘uw handen rechtstreeks op het stuurwiel te leggen van uw creativiteit, vitaliteit en de bevrediging die u uit uw leven put’?Ga naar eind12. Eerder iets om je vrolijk dan om je druk over te maken. Toch is het niet eenvoudig kalm te blijven wanneer ze met een air van diepzinnigheid in sneltreinvaart door de geschiedenis denderen en hun kaartenhuis van historische clichés optrekken, als ze zich op hun intuïtie beroepen in de mening dat wie op het kompas van zijn gevoel vaart de objectieve waarheid uit zichzelf kan opdiepen, of als ze je op zalvende toon vertellen dat diepere inzichten zich aan hen hebben geopenbaard en dat jij die niet luisteren wil een verstokt rationalist bent wiens tweede chakra verstopt zit zodat de seksuele energie niet vrijelijk vanuit je schaamstreek kan opwellen. Belangrijker is dat een vorm van intellectuele eerlijkheid en acceptatie van de complexiteit van de werkelijkheid in het geding zijn. New Agers graaien, vaak zonder zich om consistentie of samenhang te bekommeren, uit de grabbelton van de wetenschap en gooien snel weer terug wat ze niet kunnen gebruiken. De wetenschap dient vooral als een instantie die autoriteit belichaamt en gezag aan hun ideeën kan geven of soms ook, bij gebrek aan begrip, als iets waar een mystiek aura omheen hangt en wat goed een rol kan spelen in een mooi mysteriespel. Juist wat de kracht van de wetenschap uitmaakt, gaat daarbij verloren: de overtuiging dat kennis alleen verworven kan worden door een beperkte, welomschreven probleemstelling te formuleren en ideeën zorgvuldig te toetsen, te onderzoeken hoe ver ze strekken en te zwichten voor tegenvoorbeelden. In hun poging de complexiteit van de werkelijkheid te bedwingen laten New Agers zich verleiden door de eenvoud, door de shortcut van het gevoel, door de bekoring van een kant-en-klaar wereldbeeld. |
|