De Gids. Jaargang 160(1997)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 147] [p. 147] Peter Theunynck Ontvallen Als engelen Zij gaan de lucht in als beelden van engelen. Zonder de treksterkte van hun vleugels te kennen. Het lang uitzingen kunnen ze nog niet, dus zinken ze. Dwarrelende angstvlokken. Zo valt een reputatie broos als beschilderd gips uit de kast. In duizend gruizelementen [pagina 148] [p. 148] Uit het noorden Het is geweten dat de engel uit het noorden - herkenbaar aan zijn rosse haar en sproeten hier en daar - naar zijn geboortefjord terugvliegt als hij het einde van zijn draad bereikt. Hij glimlacht en zweeft, teder en koortsig als altijd, boven de springbron die hem leegdrinkt. Zoals een meeuw die van de wind zijn snelheid leent en aan de einder verdwijnt. Zoals een kind verborgen in steen, beitelt zij hem traag te voorschijn. [pagina 149] [p. 149] Sainte Jalle Wij liggen languit op straat tussen andere glimwormen met onze rug op het nu nog warme asfalt. Als je maar lang genoeg kijkt, zie je een vallende ster, zegt hij, met de zeker- heid van een apotheker. Net als ik opgooi het lukt me nooit, gebeurt het: een brokstuk uit het universum valt als een versregel opeens in zijn plooi: vuurwerk. Zie je wel, zegt hij, geluk is een kwestie van geduld. De thee op het terras geurt nog, de vrouwen bij de afwas ook: van bloeiende stokrozen de stilte tussen lavendel en verse abrikozen. [pagina 150] [p. 150] Vluchtlijn Al maak ik vaak verkenningsvluchten over mijnenveld en spergebied ik ben geen oorlogsheld: elke manoeuvre die ik registreer wordt slechts door mij op schrift gesteld. Komen grondtroepen in het geweer, dan vrees ik hun kanonnen niet. Mijn huid is zo doorschijnend als houtvrij getint romanpapier. En kom ik toch in hun vizier, ik weet: zelfs zwaar geschut kan mij niet raken, geen schrapnel raakt door het pantser van geduldig in elkaar gevlochten woorden. [pagina 151] [p. 151] Mooi weg Hoe jij nog een laatste keer kijkt en dan niet meer. Je komt hier goed weg. Nog net op tijd die vlucht geboekt, door een of andere nevel, richting Grote Beer of zo iets. Niemand die je spoor ruikt, het snijdt geen hout. Niemand die je begraaft, je bent al een heel eind opgeschoten. Waar je nu ook rondzindert, geen telescopen of grondstations, zelfs met het grootste bereik niet, ontwaren je, want je ontbent. Alleen dat lichaam dat van ver op je lijkt maant aan tot tastbaarheid en zet het mes nog dieper in de grond. [pagina 152] [p. 152] Zonder die machines Ook zonder machines gaan we de lucht in: vandaag misschien of morgen of later. Maar laten we de keuze van het moment aan de willekeur van de controletoren over. Ook zonder motoren gaan de klokken vroeg of laat over ons luiden, zelfs het beste vaatwerk valt aan brokken. Ook zonder stoomfluit vertrekt het luchtschip, zonder wuivende vrouwen op bemoste perrons vertrekt het, zonder rook en gevloek van kaarters, met een kaartjesknipper die gaten in de lucht knipt en berispt wie zich onhoorbaar op de toiletten heeft verschanst, vertrekt het. Ook zonder vleugels stijgen wij, bedekt met zoden en zavel, met chrysanten kransen en wierook, verwensingen of overdreven loftuigingen, gecremeerd of stevig dichtgenageld in een eikenhouten kist vertrekken wij de pioniers van de luchtvaart indachtig naar de zon en geen haar op ons hoofd wordt gekrenkt of het rust in de schoot van de aarde en geen bot van ons lichaam breekt of het wordt verstrooid over de golven van het steeds uitdeinend dekbed der zeeën. [pagina 153] [p. 153] Tot wij de lederen helm, het windjak en de stofbril, het zuurstofmasker en alle andere maskers die we ooit hebben gedragen afleggen om te zijn wat we altijd hadden willen zijn: engelen die op de kantelen klimmen, springen en blijven zweven. Vorige Volgende