De Gids. Jaargang 160
(1997)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
2 Nacht‘Omdat Hij zo mooi sprak kwamen drie vrouwen
je helpen: Minne zag je wil verflauwen,
zij zond je Wetens onontbeerlijk licht,
ik ben Visioen, je liefste, je Gedicht.’
| |
[pagina 20]
| |
3 Geweegklaag, geschreeuwDe zielen vielen van hun wereldtak.
Ik weende omdat het er zovelen waren
die de een na de ander braken van hun tak.
Zij werden toen hun wrede leven brak
rillend en jammerend voortgejaagd als blaren
als was het niet genoeg voordat het brak.
| |
4 Het diep en donker dal. De eerste kringIn deze Hades is een tuin innig verlicht,
daar wandelen dichters met een trage oogopslag.
Zij spreken weinig en met zachte stem. Een ach
klaagt hun gemis: het onverwezenlijkt gedicht.
| |
[pagina 21]
| |
5 De tweede kringDe glimlach van mijn mond bond het lichaam van die man
aan 't mijne. Hoe konden wij anders leven dan
aaneengeklonken? Opperst goed, te midden van
snijdende driftwind die ons niet doorsnijden kan.
| |
6 De derde kringIn deze zoete wereld, in dit helder leven,
lopen wij beiden op het drab
van geesten en van regen, met een trage stap,
en praten wat over het later leven.
|
|