[Nummer 11/12]
Hoe Bouw Je Een Man?
Eens, nog niet zo heel lang geleden, was mannelijkheid nog heel gewoon: kort haar, niet huilen, de kost winnen, en geen kaastaart bakken. De mannelijkheid stond zó als paal boven water, dat zelfs de meest glipperige aal in onze cultuur - het woord - erdoor verankerd kon worden: Een man een man, een woord een woord.
Of het nu is door de uitwerking van de moderne technologie die geslachtelijk verschil neutraliseert, of door de opkomst van het feminisme, of door de paradox inherent aan de definitie van mannelijkheid als: ‘niet-vrouwelijk’, of door een globalisatie die aan iedere identiteit vreet, de mannelijkheid is in crisis.
Artsen vertellen ons dat mannen geboren na 1970 beduidend minder sperma hebben dan eerdere generaties; sociologen betogen dat geslachtelijke identiteit niet inherent is aan het biologische verschil, maar het effect van een rollenspel dat het verschil steeds in scène zet en daardoor een schijn van natuurlijkheid geeft; de politiek, met name in de vs, benadrukt dat het verwateren van de vaderrol de gemeenschap ondermijnt; het leger klaagt over recruten met oorbellen en lang haar; succesvolle vrouwen constateren dat de echte man is uitgestorven en trouwen op hun dertigste met een grijze vijftiger met geld; de chirurgie kan nu van iedere vrouw een man maken; de literatuurwetenschap laat zien dat ‘male bonding’ niet alleen het uitsluiten van de vrouw, maar ook homofobie institutionaliseert; psychologen beweren dat mannen last hebben van een ‘penopauze’ enz..
Links en rechts wordt er tegengas gegeven. Zo is er de nadrukkelijke mannelijkheid van de jeugdbendes, het gemeenschappelijk ‘ploegen’ van meisjes door jongeren met verwarrende culturele programmering, de verheerlijking van de pure mannelijkheid van de ‘lonesome cowboy’ die het zonder vrouwen stelt, een toenemend prostituée-bezoek in zakelijk groepsverband, de opkomst van speciale therapieën voor mannen, het verschijnsel van een mannenbeweging gebaseerd op het boek Iron John van Robert Bly. Bly vindt in Grimms sprookje De wildeman een parabel dat de zachte man van de jaren '70 en '80 moet inspireren de eigen emotionele teloorgang te compenseren door aandacht voor rituelen van mannelijkheid en bewuste homosociale groepsvorming.
De vraag is nu niet slechts ‘Wat wil de man?’, maar ook ‘Wat is een man?’ Wij hebben deze gedachte voorgelegd aan een breed scala van medewerkers. Hun antwoorden variëren naar gelang van hun discipline of invalshoek; maar tezamen dwingen zij ons de vraag van de mannelijkheid niet langer af te doen met een lacherig schouderophalen. De vraag ‘Wat is een man?’ treft ons recht in het hart van onze identiteit, ook als wij vrouw zijn.
Christel van Boheemen