Ik kom van de stoelzitting.
Ik hurk dan in de lucht, en maak mijn salto.
Dat was niet erg moeilijk.
Het is tijd dat ik mijn hoofddeksel wat beter schik - ik zie mijzelf weer op mijn ruimbemeten fauteuil zitten, in een ouderwetse wachtkamer met mijn parmantig hoedje op.
Zo. Zit meteen een stuk aangenamer.
Vooral in een volmaakt gesneden maatpak en met de benen over elkaar geslagen. Om de handschoenen te rechtvaardigen - je moet ze eenmaal dragen - is het winter en grote sneeuwvlokken warrelen in een van de hoge en zwartblauwe nachtvensters.
In de verte klinkt het geluid van een stampende, sissende locomotief die fluitend stoom afblaast.
De opmerkelijke tegelkachel brandt, het glazuur straalt...
Ik zit goed en kan u verzekeren dat dit een voortreffelijke manier is om het verblijf in alles wat nauwgezet past prettig en langdurig te rekken - ik durf van een genot te spreken!
Schaamteloos geef ik mij in deze hoge, met prachtig, ros kersenhout gelambrizeerde wachtkamer een beetje bloot, letterlijk, misschien omdat ik mij graag als een wat schalkse man wil zien - ik geef scheenbeen prijs, blank als de knekel van een gestorvene, onderaan de broekspijp van achteloze scheerwol, en daarboven dan mijn vaardig opengeknoopt jasje, als ben ik snaaks vertrouwd en licht verveeld met een onbelangwekkende wereld.
U weet waarover ik spreek?
U weet hoe in slechts één handeling knopen los te knopen?
De duim zit achter de zoom van het jasje. De middelvinger ligt op de smalle rand van de knoop. De wijsvinger, ook deze is achter de zoom geplaatst, duwt de stof over het schijfje voorwaarts zodat verrassenderwijs het knoopsgat in beweging komt en over een kastanjebruine, gevlamde hertshoornen status quo wordt gewerkt.
A propos, als gevolg van mijn ruime ervaring weet ik ook een levenloze handschoen van soepel kalfsleer, gewoon in de loop, met een handomdraai in de daarvoor bestemde zak van een winterjas te vouwen, sneller dan een zakdoek met initialen.
En u vraagt mij dan, u heeft geen last van de bedrading?
Ik geef toe, ook hier heeft men doorgaans gesproken last van de bedrading: het is vervelend om met marioneteske handschoenen, als was men een miezerige keuter aan de leiband, te werken.
Neemt u mij vooral niet kwalijk, ik ga te ver.
Ik zit goed. Ik meen dat ik vandaag niet afwijk van andere mensen in een wachtkamer met vrouwentongen voor het raam, tegen