De Gids. Jaargang 159(1996)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 737] [p. 737] Leo Vroman Vier psalmen Psalm Groei voort in Uw veelaardigheid, Systeem, groei voort, steeds onbekendere Wildernis uit bergtochten die ik niet meer onderneem waar ik in droom dat wat er was, nog is. Als mijn lichaam door mijn hoofd zal zijn vervangen, en dan door daarvan de herinnering en hoe de aarde geurde van verlangen en van het ongebeurde dat verging zal ik door lagen lichtgetinte wazen bewogen door bewegenden bewegen, mij over Uw vermaande zon, verdwenen regen verbazen in het vervagen van verbazen dat ik nog wouden, weide van U denken kan, hoe ik het poezels van Uw pluimgras voelde en meende dat ik wist wat U bedoelde. Daarom nog eventjes. En dan: geniet als ik van mijn afwezigheid en ril met mij van heimwee naar die tijd. [pagina 738] [p. 738] Een psalm voor gewonden Systeem! Waart gij een mens geweest Wiens Hoofd niet veel bevat van doodslag die hij dagelijks leest en was U niet meer dan de meest de meest, hoe zeg ik dat, Systeem, was jij een mens geweest, thuis in een bebloede straat dan wist Gij, in je hart bevreesd, dat het U niet om plant en beest maar om Uw kinderen gaat. Bezoek als mens dit allemaal: dat arsenaal, die generaal, en dan dit kinderhospitaal. Loop naar een jongetje en vraag: ‘Ventje, waar zijn je benen?’ ‘Ja die zijn min of meer verdwenen. Daarom wil ik niet graag dat iemand mij zo ziet. Ik had een zuster indertijd. Die is haar hele lichaam kwijt en beter kan het niet.’ Gij met zijn beentjes op Uw bord: ons ongeneselijk tekort weet ik, heet mensenhaat. Als daar iets van genezen wordt wees dan een mens en praat, zeg mij hoe deze wereldsport en hoe het grootse resultaat, die uitslag eeuwig opgeschort, kapotte kinderen baat. [pagina 739] [p. 739] Een psalm voor de volgende nacht Systeem, de weelde van Uw nacht zo zwaar als pas gebruikt fluweel dat ik beschamend met U deel schijnt mij nu toe alsof Gij wacht. Want was ik nachtelijker gekleurd vanuit een duistere moederschoot zal ik U dan niet vóór de dood die donker binnen mij gebeurt? Herbruin mij als Uw zwarte slaaf stijf van herinneringen een die geen slaag of dom gedraaf geen vloek meer door laat dringen. Dan lig ik klaar met stramme handen stervend alsof ik echt besta en zwart, zwart op wat oogwit na en jong gebroken tanden. Of was het dat steenhard licht misschien waarheen ik schreeuwend werd geboren, waardoor ik U niet meer kon horen en Uw gestalte niet meer zien? Keer ik straks terug voorbij dat punt en schuw opnieuw het groots gebrek dat mij dit leven heeft gegund zoen dat, met lippen als Gij kunt, of als een warme zonneplek haar donkere handen op mijn wit weg vel zo lief als die zowel als dit. [pagina 740] [p. 740] Een psalm voor ons landschap Systeem, er is in mij geen gen dat Ik is maar dat ik niet ben, en geen waarin ik mij herken. De banden van waterstof atomen waar mijn bewerken uit moet komen voel ik niet werken in mijn dromen. Hoe kan ik in mijn waakse nachten dan ooit een plaatsbare gedachte laat staan een stem van U verwachten? Met al Uw geur, licht en geluid begrijpt geen mens wat Gij beduidt, Gij die Zich zo Onmenselijk uit. Vorige Volgende