| |
| |
| |
Leonard Beuger
Pater Familias
Un' Jameson senza ghiaccio.
Ze hoopte dat ze het goed gezegd had. De ober haalde nauwelijks een wenkbrauw op en smolt weg. Hij droeg een overhemd van hetzelfde zachte roze als waarmee alle tafeltjes zo keurig gedekt waren.
Het huis had ze dadelijk herkend van de foto's: de hoge ramen met de luiken, de ligging direct aan de nogal povere boulevard, en de zware balustrade van het merkwaardig smalle balkon waarachter ooit Van Schendels rommelige en duistere kamers waren geweest. Het restaurant dat ervan gemaakt was, was wel een beetje tuttig, maar natuurlijk toch de plaats om elkaar te ontmoeten als je dan inderdaad in Sestri Levante kwam. Van Schendel was nooit zozeer Annets favoriete schrijver geweest, maar de foto's waarop je hem hierboven kalm een pijp zag roken of uitkijken over zee hadden haar altijd wel geïntrigeerd: helemaal een Hollander en kennelijk toch zo geheel thuis in Italië. Nog afgezien van die merkwaardige plaatjes op het strand met wie-was-het, Greshoff of zo, in van die malle wollen zwempakken.
Ze had er met Hugo grapjes over gemaakt bij hun eerste of tweede ontmoeting, toen bleek dat hij in datzelfde stadje, met die fluisterende naam, woonde. Of althans in de buurt, ergens aan zee. Helemaal precies had ze zijn verhaal niet begrepen, maar het moest op een plek nogal buitenaf zijn.
De ober bracht haar glas. Een slanke jongen was het, die zich gracieus bewoog, maar slechts een opmerkelijk koele blik aan haar wijdde.
Wat haar nu precies in Hugo Tol zo aantrok zou ze niet kunnen zeggen. Hij was een bijzondere man, dat was zeker, een formidabele man, en hij was terecht een beroemd kunstenaar. Maar hij was ook bijna drie keer zo oud als zij. Tweeënzestig? Toch koesterde ze niet alleen bewondering voor zijn werk, of een bovenmatig ontzag voor zijn persoonlijkheid. Er was ook een ander soort verbondenheid. Ze
| |
| |
wist niet precies welke, maar erotiek maakte er zeker deel van uit.
In elk geval was de geringste hint hem maar eens te komen opzoeken haar al genoeg geweest. Ze had de eerste de beste gelegenheid aangegrepen om op die uitnodiging in te gaan.
‘... bij ons een poosje door te brengen,’ stond er in zijn brief. Ze nam het papier uit het boek waar ze het in bewaarde en las die passage voor de zoveelste keer over. Wie die ‘ons’ precies waren en hoe lang dat ‘poosje’ moest gaan duren was onduidelijk, maar toen Mark en Marlijn naar Venetië gingen en zij met hen mee kon rijden had ze meteen een expresse-brief gestuurd dat ze de gelegenheid had een paar dagen te komen. Na een week had ze een telegram ontvangen waarin uitsluitend ‘Kom maar’ stond. Ze had flink wat werk in haar map gestoken om hem te laten zien wat ze deed, haar gele pakje in de koffer gedaan, dat vooral, en was met kloppend hart op weg gegaan. Vanaf Verona had ze de trein genomen, en vannacht had ze in Genua geslapen. Om vijf uur zou hij hier zijn.
Er was wel een heleboel buitenlucht en actie om hem heen, maar het was meteen ook heel huiselijk toen hij kwam. Hij had een winterse arm om haar heen geslagen en haar kin vastgehouden toen hij haar kuste. Hij hield zijn oliejas aan terwijl ze wat dronken, en het roze tafeltje leek er heel klein bij. Toch zei hij enkel vriendelijke, alledaagse dingen.
Hij droeg haar koffer en gesticuleerde druk met zijn andere hand terwijl hij half voor haar uit liep naar zijn gebutste Engelse wagen, en overstelpte haar met anekdotes, die ze zo snel niet allemaal volgen kon. Maar ze lachte.
Ze reden een heel eind langs de kust, in oostelijke richting, nu eens laag langs het water, dan weer hoog over de rotsen, tot ze aan het haventje kwamen van een dorp waarvan haar de naam ontgaan was. Hugo parkeerde de wagen slordig aan de kade, stak zijn hand op naar een oude man die zich in een deuropening vertoonde, pakte opnieuw haar koffer en bracht die aan boord van een flinke zeilboot die daar gemeerd lag. Daarna reikte hij haar vanaf het achterschip zijn hand en hielp haar ook aan boord stappen. Hij gebruikte de zeilen niet, maar startte de motor, en in de kortste keren voeren ze de zee op.
Hij gebaarde haar in de kleine kajuit te gaan. Het was eind oktober, en behoorlijk fris op het water.
- Waar gaan we toch naar toe?
- Naar Lo Scoglio natuurlijk. Wacht maar, je zult het zo wel zien.
Ze herkende de naam uit zijn adres. Ze had gedacht dat zijn huis zo heette.
| |
| |
- Woon je op een eiland dan?
- Ja. Had je dat niet begrepen? 't Is schitterend hoor, kijk maar, daar ligt het.
Het was een klein, rotsig, maar vrij vlak eiland, direct onder de kust, dat hij aanwees. Er groeiden bomen, en op het hoogste punt, juist boven de toppen, verscheen een vaalwit huis met oranje pannen. Ze voeren gedeeltelijk om het eiland heen en bij een steiger aan de oostzijde legden ze aan. Er was ook een houten boothuis.
Hij lachte om haar verblufte gezicht.
- Wist je niet dat we op een eiland woonden? Ik dacht dat ik je dat wel verteld had. Het is wel eens lastig, maar het is ook heerlijk. Dit is mijn koninkrijk!
Met grote passen ging hij haar voor naar het huis. Het pad liep toch wel iets omhoog. Ze kreeg nauwelijks de kans om zich heen te kijken. Er was een ouderwetse tuin, die haar aan de Giardino Botanico van Gardone deed denken.
- Ik laat het je zo allemaal wel zien. Eerst maar even je spullen binnen zetten.
Hij opende de deur, liet haar voorgaan. De kamer waar ze binnenging was vol boeken en prenten. Hij zette haar koffer naast de deur. Zij haar tekenmap ertegenaan.
- Wil je eerst iets drinken, of zal ik je meteen je kamer wijzen? Wat wil je?
- Het gaat allemaal zo razendsnel; ik weet nog niet eens waar ik ben. Die tuin en zo, is dat allemaal van jou?
- Oké. Ga dan eerst maar even mee. Rondje Lo Scoglio. Het is met een half uurtje donker, dus laten we opschieten.
Hij nam een trui die over een stoel hing en wierp haar die toe.
- Hier, trek aan. Jammer van je vogeltjeskleuren, maar het is kil hier aan het water.
Ze trok zijn trui braaf over haar hoofd. Het bedierf de zorgvuldige outfit waar ze normaal zoveel van haar zekerheid aan ontleende. En dan niet eens even in de spiegel te kunnen kijken. Maar deze keer kon het haar niet veel schelen. Het voelde vanzelfsprekend en goed.
Hugo's tempo was overdonderend. Hij voerde haar door de tuin die inderdaad op een oude botanische tuin leek. De vele exotische gewassen leken een verstrooid soort wetenschappelijke ordening te hebben, maar dan wel een die over haar hoogtepunt heen was, zuiver nog voor eigen genoegen bestond en in een kalme tevredenheid nabloeide. Er waren palmen en cipressen en bosjes van verschillende soorten bamboe, sommige hoog en donker. Een Ginkgo biloba was er, en een Catalpa, die tot Annets verbazing nog bloemen droeg.
| |
| |
Niet uitbundig, maar toch. Van de kruidachtige planten was niet veel meer te zien dan wat schilderachtige zaden en pluizen hier en daar.
- Wat een merkwaardige tuin! Hij heeft iets van apothekers en oude prenten, maar het ruikt hier ook heerlijk naar aarde en blad.
- Klopt wel. De tuin is hier lang geleden aangelegd door een Oostenrijkse of een Hongaarse botanicus, dat weet ik niet meer, die het huis bewoonde. Het eiland schijnt vóór die tijd een vrij kale rots te zijn geweest. Het is nu een klein paradijs, maar wel bewerkelijk; de meisjes hebben er een hoop werk aan.
- De meisjes?
- Ja, je zult ze straks wel zien. De meesten komen vanavond thuis, geloof ik.
Ze waren inmiddels naar de zuidzijde van het kleine eiland afgedaald, waar het uitzicht over zee laag en verblindend was. In het westen naderde de zon al dicht het oppervlak van het water. Alles glansde en de schaduwen waren lang. De oever was hier een keienstrand dat flauw tot onder de waterspiegel afliep en nog lang daaronder zichtbaar bleef. Er was nauwelijks beweging van golven in het water.
Van wat grotere keien die met grof ijzergaas bijeen werden gehouden was een soort dammetje gemaakt dat van de kust uitstak. Hugo liep naar het uiteinde ervan en Annet probeerde hem te volgen. Ze liep met moeizame passen, half op haar tenen, want haar hakken kwamen telkens tussen de keien. Weinig elegant, vreesde ze, zo met Hugo's trui over haar gele pakje, haar haar dat los begon te raken, en dan met die hier misplaatste hakken en zwartgekouste benen over de keien te strompelen. Gelukkig waren er geen toeschouwers.
Hugo draaide zich om aan het eind van de korte pier. Hij lachte toen hij haar zag ploeteren, en gaf haar snel een hand. Hij hield zijn arm om haar middel geslagen terwijl hij haar allerlei plekken aanwees langs de kust.
De zon ging onder in een overmaat aan oranje en geel en een ongeloofwaardig hard roze.
Ze wandelden bij het laatste licht langs de oever tot ze opnieuw bij de steiger en het boothuis kwamen, en keerden langs het pad omhoog.
- Mijn atelier zal ik je morgen wel laten zien. Nu eerst maar even wat drinken, Annet, vind je niet? Ik vind het hartstikke leuk dat je gekomen bent.
| |
| |
Hij deed hier en daar wat lichtjes aan, maakte vuur in de kleine open haard, en schonk whisky in.
Annet maakte de strikken van haar tekenmap los en haalde de gouache te voorschijn die ze speciaal voor Hugo had meegebracht als een geschenk. Ze vreesde wel zijn oordeel, en als ze hem nu niet aanbood zou ze het later niet meer durven. De opzet ervan was onvermijdelijk wat ambitieuzer dan haar werk gewoonlijk was, en nu ze hem terugzag bloosde ze bijna. Het was bovendien een naakt, een vrouwelijk naakt, en opeens leek haar dat toch niet zo'n goed idee meer. Alsof ze iets exhibitionistisch deed. Nou ja.
Hij scheen er evenwel volstrekt gelukkig mee, kuste haar om te bedanken en maakte dadelijk gerichte, praktische opmerkingen over de kleuren en de compositie. Bij hun vorige ontmoeting, in Rotterdam, had hij dat ook gedaan, en ze wist wat die opmerkingen waard waren. Annet nam niet gemakkelijk iets aan over haar werk. Op school, op de academie, had haar dat wel parten gespeeld, hoewel daar toch ook veel leraren waren die ze waardeerde en bewonderde. Maar wat Hugo zei klonk als haar eigen gedachten die nog niet tot bewustzijn waren gekomen. Ook de vorige keer had ze daarna meteen geweten hoe ze verder moest. Meteen zin om aan de slag te gaan.
Ander werk uit haar map werd over de grond gespreid, bekeken, besproken. Het was niet haar bedoeling geweest dat zo direct te doen, maar zo ging het. Hij zat in zijn stoel, zij op de grond ervoor. Ze dronk iets te schielijk van de whisky.
Na een uurtje ging de deur open en een mooie, elegant geklede vrouw, voor in de dertig, bleef aan de drempel staan.
- O sorry, ik wist niet dat je bezoek had.
Ze keek Hugo aan met een geamuseerde glimlach, die snel doorkrulde. Hoewel het nergens voor nodig was schrok Annet een beetje en bloosde opnieuw.
- Ah! Zijn jullie daar?
Achter de eerste vrouw verscheen nu een tweede, een paar jaar jonger, wat spitser en wat blonder, maar net zo stralend, en net zo Milanees gekleed.
Hugo sprong op en omhelsde ze beiden met grote hartelijkheid. Met zichtbare trots stelde hij ze voor:
- Dit zijn Elisa en Fiora, mijn oudste dochters. Meisjes, dit is Annet. Ik ken haar uit Rotterdam.
Dat waren dus ‘de meisjes’. En er moesten er kennelijk meer zijn, als dit de oudste waren. Niets wist ze van zijn familieverhoudingen, bedacht Annet. Woonden zijn dochters hier? Wie woonde er nog
| |
| |
meer? Ze had altijd aangenomen dat hij niet getrouwd was, of niet meer getrouwd in elk geval. Waarom eigenlijk? Door zijn manier van doen? Doordat ze zich niet goed iemand naast hem kon voorstellen? En maakte het uit?
Geen tijd voor die dingen, het ging stormachtig verder. Verhalen en gelach; het was alsof er veel meer dan vier mensen in de kamer waren. Hugo's tempo en zijn woordenstroom waren duizelingwekkend, en vooral zijn dochter Elisa deed niet voor hem onder. De meisjes toonden kledingstukken die ze hadden gekocht en haalden allerlei lekkernijen te voorschijn die ze in de keuken snel bereidden tot een geïmproviseerde maaltijd. Er was pasta met pesto, vissalade en witte wijn. Ze bekeken Annets werk, dat er nog lag, en gaven er ongedwongen commentaar op. En babbelden.
Sympathieke vrouwen waren het in elk geval. Van meet af aan spraken ze met Annet alsof ze haar al jaren kenden, alsof zij van allerlei op de hoogte was dat in feite volkomen nieuw en onbekend voor haar was. Het was kennelijk de gewoonte van het huis. Enerzijds voelde Annet zich heel weldadig in hun hartelijkheid, anderzijds beroofde het haar van de mogelijkheid veel vragen te stellen, en dat maakte haar onzeker. Alsof ze in een droom terechtgekomen was, waarin alles zich volkomen vanzelfsprekend en onontkoombaar kan voltrekken terwijl het toch vreemd en onwerkelijk blijft.
Fiora deed nog het meest zichtbare moeite om Annet op haar gemak te stellen en verstrekte zelfs zo nu en dan een kritische voetnoot als haar vader een onbegrijpelijke toespeling maakte. Ook maakte ze grapjes die duidelijk in Annets richting waren, misschien zelfs om haar uit haar tent te lokken. Het ging Annet echter allemaal net iets te vlug.
Elisa was een languissante, zelfbewuste vrouw, die zich schijnbaar traag en vloeiend bewoog, maar telkens precies de goede houding en precies het goede woord op precies het juiste moment wist te vinden. Annet maakte uit het gesprek op dat Lisa toneelspeelde, en ze kon zich voorstellen dat haar kracht inderdaad daar lag. Ze leek intussen de favoriete van haar vader, die haar aan één stuk door uitdaagde tot gevatte antwoorden en glunderde zolang het haar lukte zijn steken te pareren.
- Weet je, Annet, zei Hugo (toen hij héél laat haar koffer neerzette in een kleine kamer met witte muren als van een kloostercel, en één aquarel daartegen, die in heldere kleuren een engelachtige gestalte verbeeldde), ik heb die meiden een poos niet gezien. Je moet me niet kwalijk nemen dat ik zo met ze bezig was. Kom morgen in mijn atelier, dan zullen we samen wat werken. Laten we zeggen negen uur.
| |
| |
Hij kuste haar op haar wang, zoals ze het hem zijn dochters daarnet had zien doen. Maar ‘Hm!’ zei hij erachteraan, en ademde de geur op van haar haren. Hij knipoogde naar haar toen hij de deur achter zich sloot.
Het was haar eigenlijk te vroeg, de volgende ochtend, maar Hugo was kennelijk al een tijdje aan het werk. Zijn atelier was in een stenen bijgebouw, een hoge loods met een ruime poort. Er was veel prachtig ochtendlicht.
Een aantal van zijn bekende heftige doeken stond her en der tegen de wand en tegen tafels. Maar veel talrijker waren grote, merendeels kleurige plastieken, de meeste in een soort totempaalachtige structuur. Annet was verbaasd.
- Ik wist dat je schilderde, en dat je schreef natuurlijk, maar niet dat je ook ruimtelijk werk maakte.
- O ja! Het is eigenlijk het belangrijkste wat ik doe. Ik ben een beeldhouwer van huis uit. Met deze dingen hier ben ik de laatste twee jaar bezig. Het is hout. Maar daarvóór heb ik heel lang in steen gewerkt. Het enige echte, vind ik nog steeds. Carrara is niet ver hier vandaan; ik wil nog tien jaar in wit marmer werken. Binnenkort.
- Maar waarom ken ik dat werk niet? Je hebt er op de academie ook nooit iets mee gedaan.
Hij haalde de schouders op.
- Toen moest het even niet. Er was ook nooit belangstelling voor. Mensen kennen mij als schrijver, en als regisseur misschien. Schilderijen en grafiek hebben ze van me gekocht omdat mijn naam eronder stond. Snobisme. Mijn eigenlijke werk kennen ze niet. Wacht maar!
Hij lachte.
Hij had materiaal klaargelegd om met haar te werken. Hij liet haar een paar dingen zien die hij gisteren beloofd had. Het was als twee jaar geleden. Ze voelde zich kinderlijk jong en in zijn bescherming, maar ook vrij, volwassen en zelfstandig. Deze gelegenheid had ze gezocht, het was háár keuze geweest, háár streven om hier te komen. Het overvloedige licht dat zich nog op het wateroppervlak verdubbeld had, markeerde de uitzonderlijkheid van het moment en maakte het tijdloos. Dit ogenblik had ze zich voorgesteld. En nog een ander.
Tot twaalf uur, half een hadden ze gewerkt. Toen waren ze naar het huis gelopen om te eten. Elisa had gekookt. En na het eten werd er gepraat, over Nederland, over Italië. Fiora speelde viool en moest
| |
| |
studeren, er waren belangrijke uitvoeringen in het weekend. Ze werkte in het Orchestra della Scala; overmorgen moest ze terug naar Milaan. En Hugo vertrok naar de wal voor het een of ander.
Annet dwaalde over het eiland. Lopen en denken hangen samen, en wandelen is peinzen.
Naast het boothuis lag een grote, onttakelde zeilboot op de kant, hoog op blokken. Hij werd kennelijk grondig opgeknapt. Sommige gedeelten zagen eruit als nieuw, terwijl andere een povere indruk maakten. Een slanke jongeman schuurde met trage gebaren de achterzijde van de kiel, die boven hem oprees. Hij had sluik haar dat bij zijn bewegingen telkens voor zijn gezicht langsviel. Hij was in vaal zwart gekleed.
Annet keek naar wat hij deed, terwijl haar gedachten nog dwaalden. Ze had hem al enige tijd opgenomen eer ze het zich bewust werd. Ze wist ook niet of hij haar wel gezien had. Ze kwam dichterbij.
- Wie ben jij? Wat doe je hier?
Hij haalde de schouders op.
- Ik ben Frank. Ik werk aan de boot.
- Is dit jouw boot?
Hij haalde opnieuw de schouders op.
- Nee. Maar ik mag hem gebruiken.
- Wat ben je ermee van plan dan?
- De wereld rond.
Nu pas keek hij haar aan, en lachte verlegen. Hij moest een jaar of achtentwintig zijn. Hij veegde zijn handen af aan een lap en begon een sigaret te rollen.
- En wat doe jíj hier?
- Ik kom voor Hugo. Ik ben hier een paar dagen. Hij helpt me wat met mijn werk.
- Aha.
- Wóon jij ook hier?
- In het boothuis. Zo'n beetje. Wil je koffie?
Hij maakte een gebaar met zijn duim en liep voor haar uit. Boven de grote lege ruimte waar lieren en blokken en gereedschap lagen was nog een verdieping onder het schuine dak. Een open houten trap in de hoek leidde erheen. Aan de voorzijde, met het uitzicht over het water, was een kamer. Het was er rommelig.
Ze keek rond. Behalve het bed en een stoel stond er eigenlijk niets in de kamer. Dat wil zeggen, er waren geen meubelen. Ook hing er niets aan de muur, behalve een kalender naast de telefoon. Geen kastje, geen plank. Alle voorwerpen, de radio, een koffiezetapparaat,
| |
| |
schoenen, handdoeken, boeken, flessen, sigaretten, honderd andere dingen lagen op de grond. Veel snoeren. De monitor van een computer met het toetsenbord er schuin tegen aangeleund, een soldeerbout. Een bepaalde orde moest het desondanks hebben, een heel pragmatische waarschijnlijk, al was die niet meteen te herkennen, want de indruk die al die rommel gaf was merkwaardig genoeg op de een of andere manier streng.
Er was een kale balken zoldering. Ook de wanden en de vloer bestonden uit planken van ongeverfd hout. Er waren ingewikkelde dubbele ramen die open konden, van een heel ouderwetse soort. De atmosfeer van het vertrek had iets Scandinavisch, of iets Schots, al werd dat door de manier waarop Frank met de kamer was omgegaan volkomen genegeerd.
Ze dronken koffie en praatten wat - dat wil zeggen, Annet stelde af en toe vragen waarop Frank minimale antwoorden gaf. Meer was het niet. Niets wezenlijks kwam ter sprake. Alles wat gebeurde was vanzelfsprekend. Hij legde een hand op haar schouder, zij schoof haar hand tussen de knoopjes van zijn hemd.
Hij was bijna mager, maar taai en atletisch gebouwd. Een gladde, fraai gewelfde borst met heel kleine, donkere tepels.
Al zijn gebaren zijn langzaam, maar welgekozen. De zijkant van zijn duim glijdt door de geul van haar rug. Haar handen rusten op zijn kleine, harde billen. Zijn pik is lang en mager, zo hard en zo vochtig als de pas geschilde tak van een esdoorn. De glanzende top ervan tast nerveus tussen de strakke rode lippen van haar poortje, de steel glijdt soepel en strak door de lange smalle gang. In en uit en in. En vochtig langs de spleet van haar billen. Zijn handen omvatten haar kleine borsten. Ze liggen om elkaar gekruld. Het is erg stil.
Als ze wakker wordt is hij alweer de boot aan het schuren. Ze ziet hem bezig uit het raam. De zon is helder en laag, kaatst over het water, maakt alles licht en welhaast transparant. Annet is gelukkig, tevreden. Soms is ze even tevredener met de werkelijkheid dan met haar dromen, maar lang duurt dat nooit.
Ze loopt naar beneden, slentert. Ze kijkt naar Frank terwijl ze achter hem langsloopt. Hoe hij werkt, hoe hij beweegt. In het voorbijgaan laat ze haar hand over zijn schouder strelen, langs zijn nek. Hij kijkt naar haar op, glimlacht. Als een broer.
Zodra ze het pad had ingeslagen naar het huis voelde ze zich nuchter worden. De cipressen wierpen zwarte schaduwen. Het werd alweer behoorlijk koel. Ze wilde zich verkleden.
| |
| |
Vlak bij het huis kwam Hugo haar tegemoet.
- Ah! Frank heb je al ontmoet, begrijp ik.
Hij maakte een gebaar in de richting van het boothuis. Annet knikte.
- Hij werkt de laatste tijd haast alleen nog maar aan de boot, daarom hadden we hem nog niet gezien. Ik wilde je hem even voorstellen. Maar kom dan nu maar eerst mee naar binnen; de andere meisjes zijn ook gekomen.
Annet probeerde toch eerst nog wat meer over Frank te horen.
- Maar wat doet hij hier verder eigenlijk dan, behalve de boot?
- O, hij is erg handig. Hij heeft het meeste werk gedaan aan het huis, dat nogal vervallen was toen we hier kwamen. Tja, en allerlei los werk. Hij heeft geen specifiek beroep. Wil-ie ook niet hebben, geloof ik. Nogal een vrijbuiter. Zo tussendoor verdient hij zijn geld meestal in restaurants en zo, in Sestri. Vooral in het seizoen natuurlijk. Hij bedient meestal, maar hij kookt ook uitstekend, al doet hij dat hier niet zo vaak. Af en toe is-ie een paar maanden weg. Kom mee naar binnen, het is koud.
Er bleken nog twee dochters te zijn, veel jonger dan de twee die ze al kende. Stella was drie- of vierentwintig, Laura had precies haar eigen leeftijd. Net als hun oudere zusters waren het schitterende vrouwen. Waren de oudste twee donker van uiterlijk, Stella was erg blond, vlak blond, maar net zo prachtig loom en twijfelloos als Elisa, de oudste van de vier, terwijl Laura, de jongste, een felle rode meid was met pretogen en een radde mond.
- Zo, zei ze meteen, jij bent dat meisje dat Hugo die brieven schreef. Je kijkt wel een beetje uit hè?
En ze lachte.
Eindelijk voelde Annet zich op haar gemak. Ze was hier omdat ze dat al zo lang wilde, maar nu pas kon ze werkelijk aankomen. Nu sprak er iemand haar taal. Nu kon ze vragen stellen. Merkwaardig, dat de werkelijkheid zo vaak tussen de woorden in valt. En dat wat gezegd kan worden meestal niet compleet is. Doorgaans valt daar wel mee te leven, maar gisteren en vandaag had ze er zich toch wel heel eenzaam bij gevoeld.
- Nou ja, zei Annet, het is een geweldige man, je vader, en ik bewonder hem erg.
- Als je het daar maar bij laat, grinnikte Laura, hij weet niet altijd wat goed voor hem is.
Ze greep Annet stevig bij de schouders, keek haar met een plezierige lach in de ogen, en duwde haar voor zich uit naar de keuken.
- Ik zal je wat vertellen: het is een schitterende vent, mijn vader,
| |
| |
maar je hebt er niks aan. Hij werkt altijd.
Ze begon energiek groente, die in een schilderachtige uitstalling op tafel lag, te wassen en te snijden. Zuchine, pepperoni, carciofi. Ze keek schuin op naar Annet. Haar rode haar, met de huid en de ogen die daarbij horen, deden haar meer behoren tot die supra-nationale, nooit benoemde ‘red headed league’ dan tot haar familie, leek het wel. Maar ze had de bouw en de bewegingen van haar vader. Ze was prachtig.
- Maar in zijn werk maakt hij zich echt helemaal waar. Dat is hij dan toch ook?
- Natuurlijk, en ik zou hem ook niet anders willen. Maar hij is niet makkelijk om mee te leven. Het is dat mijn moeder altijd zo attent en zo meegaand is geweest.
- Hoe bedoel je?
- Hij lijkt huiselijk, maar dat is hij niet echt. Zacht uitgedrukt. Altijd met wat anders bezig.
Ze schoof de groente telkens met de zijkant van het mes van de snijplank in de pan.
- Vrouwen?
- Vrouwen... Nee, dat geloof ik weer niet. Hoewel je het natuurlijk nooit helemaal weet. Alle vrouwen zijn z'n dochters, als je het mij vraagt. En hij houdt erg van zijn dochters, dat wel. Hij kan niet zonder. Alsmaar meer dochters!
Laura lachte weer, en schudde het haar.
- Geen zonen?
- Daar kan-ie niks mee. Die lijken te veel op hemzelf, en daar houdt hij niet van. Hij verwacht al het goede van vrouwen. Stom natuurlijk, maar dat ga ik hem niet uitleggen! En toch wel lullig voor Frank. Die heeft nooit veel aan hem gehad. Hoewel die zelf eigenwijs genoeg is.
- Frank?
- Ja, mijn broer Frank. Heb je die nog niet ontmoet?
- Is Frank jouw broer?
- Hm-m.
- Shit! Dat heb ik me helemaal niet gerealiseerd. Mijn God, wat stom.
Annet kleurde heftig. Ze voelde haar hart bonken. Laura keek haar verbaasd aan, het mes opgeheven in de hand, maar al direct begonnen haar onderzoekende ogen opnieuw te fonkelen.
Op dat moment kwam Hugo de keuken binnen. Hij vulde de deuropening, maar achter hem in de kamer was een opgetogen rumoer te vernemen.
| |
| |
- Ah, hier zijn jullie. Kom eens mee, Annet, ik moet je even voorstellen.
Een vrouw met zachtaardige ogen stond in het midden van de kamer, de schouders iets geheven, de rustige, slanke handen gevouwen voor de buik. Haar mantel lag nog over een stoelleuning. Klein was ze en fijngebouwd, en onmiskenbaar aristocratisch. Haar zwarte haar werd hier en daar grijs. Ze was nog altijd een mooie vrouw, acht of tien jaar jonger dan Hugo.
- Ik ben Didi van Lynden Tol, Hugo's vrouw. Wat ontzettend leuk dat je gekomen bent, en wat jammer dat ik er niet was. Je moet me gauw van alles vertellen. Wil je thee?
Het was twee dagen later dat Annet vertrok. Na nog een tekensessie met Hugo, een allerbeschaafdst gesprek met zijn vrouw, een dolle avond met Laura en Stella. Geen diepzinnigheden, geen dromen, geen avonturen. Geen Frank. Toch was ze tevreden en rustig. Als een klein kind na een huilbui. Met af en toe zo'n ongecontroleerde ademhaling opeens.
- Je kunt natuurlijk terug weer in Sestri opstappen, maar we kunnen je ook met de boot naar La Spezia brengen, had Hugo gezegd. Dan kun je rechtstreeks met de trein naar Verona.
En zo voeren ze gedrieën langs de kust bij Portovenere. San Lorenzo en San Pietro keken van hoog op de rotsen op hen neer. Het was heel stil aan boord. Het was fris, kalm weer. Frank had niet de motor gestart, maar zeilde. De hele reis sprak hij nauwelijks een woord. Toch zweeg hij niet opvallend; precies wat nodig was zei hij met zachte, kalme stem.
Hugo leunde tegen de kajuit en staarde langs de kust. Hij sloeg zijn arm om haar heen. Ze legde haar hoofd op zijn borst. Hij streelde haar haar.
- We hebben niet veel gepraat, zei hij. Alleen over het werk.
- Hm-m.
- Je moet nog eens terugkomen; er zijn nog een hoop andere dingen te doen hier. Van de zomer misschien.
Zo'n ongecontroleerde ademhaling, een snik.
Hij nam haar gezicht tussen zijn handen. Er liep een traan langs haar wang.
- Zilte ogen, zoete lippen. zei hij, en kuste haar.
Ze had overal spijt van. Meteen aan het werk. Alles nieuw.
|
|