De Gids. Jaargang 157
(1994)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 435]
| |
Kroniek & kritiekPolitiek leven
| |
[pagina 436]
| |
het lege centrum worden bezet door extremisten of volksmenners? Of gaan we een leven zonder politiek tegemoet? Na de Verlichting dachten velen dat we zonder religie als maatschappelijk ordeningsbeginsel zouden kunnen. Nu denken velen dat we zonder politiek beter af zouden zijn. Anderen zien hierin een gevaarlijke vergissing: politiek en rechtsstaat zijn onmisbaar om de mensen voor elkaars ergste gemenigheden te behoeden. Daartegen kan dan weer worden aangevoerd dat in deze eeuw meer burgers door geweld van hun eigen staat zijn gedood dan door bendes en vreemde machten. Zo heersen verwarring en onzekerheid over aanzien en functioneren van politiek in de hedendaagse liberale democratieën. Maar desondanks zijn degenen die zich het positieverlies van hedendaagse politiek aantrekken het opmerkelijk eens over wat er aan schort: de politiek zou te veel met zichzelf bezig zijn en te ver van de burgers afstaan. De eerste zorg van politici is het behouden van de eigen plaats in het bestaande bestel. Zij kijken naar elkaar en naar hun beeld bij de journalisten. De uitkomst van politieke strijd wordt meer bepaald door het verloop van dit autistische spel dan door maatschappelijke realiteiten. Politici en bestuurders oefenen vooral hindermacht jegens elkaar uit. Het politiek-bestuurlijke spel verloor de greep op zijn eigen verkokering. De kokers, op hun beurt, verloren hun greep op dynamische eigentijdse maatschappelijke ontwikkelingen.Ga naar eindnoot2. Politiek die zo verloopt, is niet meer in staat tot zelfcorrectie, laat staan tot maatschappelijke vormgeving. Zodoende verpietert de kringloop van vormgeving, steun en wederzijdse correctie, die van levensbelang was en is voor moderne democratische politiek. Politieke macht wordt dan overwegend ervaren als hindermacht. De remedies voor deze standaardkwaal van de politiek vertonen wel accentverschillen. Sommigen vertrouwen op een intern herarrangement van het politieke spel, anderen willen de politiek dichter bij de burgers brengen en weer anderen stellen hun hoop in een gerichtheid op maatschappelijk-mondiale problemen van de eenentwintigste eeuw. Al deze maatregelen mogen verstandig zijn, maar ze nemen het klagen over de in zichzelf gekeerde politiek niet weg. Met die klacht/diagnose is iets vreemds aan de hand. Waar zij nader wordt bezien en bewerkt, vervluchtigt zij, om na afloop van de operatie weer als vanouds de kop op te steken. Wij noemen enkele voorbeelden. Door empirisch onderzoek is geen bevestiging gevonden van de beweerde vergroting van de vertrouwenskloof tussen burgers en politici.Ga naar eindnoot3. Longitudinale gegevens over vertrouwen in de politiek, over deelname aan verkiezingen en over extreem rechtse partijen en de reacties daarop wijzen niet in deze richting. Ondanks deze data blijven klachten over de toenemende vervreemding tussen burger en politiek het debat beheersen. Een tweede illustratie biedt de commissie Deetman. Iedereen was verheugd dat de Nederlandse politiek eindelijk de hand in eigen boezem stak en haar eigen functioneren aan een therapeutische onderhoudsbeurt zou onderwerpen. Maar de uitkomst stelt teleur, ook voor de initiatoren Van Mierlo en Deetman zelf. Bezien we de rapporten tezamen, dan valt een vernauwende beweging te constateren. Het brede perspectief op staatsrechtelijke en politieke vernieuwing, dat Van Mierlo bij de algemene beschouwingen had ontvouwd en dat door de fractievoorzitters was opgepikt, is in het rapport Deetman veel beperkter gestalte gegeven. De vervolgrapporten betekenen op hun beurt weer een vernauwing ten opzichte van Deetman. Nu kan het bij deze vernauwing gaan om specifieke uitwerkingen die nodig zijn om aan een visie praktisch gestalte te geven. De teleurstelling van Van Mierlo over het rapport Deetman en de teleurstelling van Deetman over de vervolgrapporten - beide voldoende besmuikt uitgedrukt om de vrede te bewaren - doen anders vermoeden. Dit vermoeden wordt bevestigd door de ontvangst van de rapporten in de populaire en geleerde pers. Zij worden gezien als een omtrekkende beweging, waardoor uiteindelijk heel veel bij het oude blijft. De aanbevelingen zijn | |
[pagina 437]
| |
niet geschikt, althans niet voldoende, om de oorspronkelijk gestelde problemen te verhelpen. De rapporten en de behandeling ervan lijken - helaas - exemplarisch voor de kwaal die ze beoogden te verhelpen: de politiek die in zichzelf is gekeerd. Voor buitenstaanders is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe een intern herarrangement, zoals meer bevoegdheden voor de minister-president of disciplinering van de Eerste Kamer, de verhouding van politiek met burgers en andere actoren in de ‘bruisende’ samenleving zal verbeteren en zodoende tot herstel van waardering voor politiek zal leiden.
Thans komt de kritiek van alle kanten op de politiek af - van rechters, van de voorzitter van het vno, van een hoofdcommissaris, van sg's en van politici zelf. Het zelfvertrouwen van politici als zodanig, dat wil zeggen van de politieke klasse, wordt daardoor ernstig ondermijnd. Van de arrogantie van begin jaren zestig, die vanuit de tegencultuur werd bestreden, is weinig over. De politieke klasse is versplinterd en lijkt zich vaak voor zich zelf te schamen. Zelfmoorden, zoals in Italië en Frankrijk, zijn er in Nederland nog niet, maar de wijze waarop politici door elkaar (bijvoorbeeld Ter Veld, Voorhoeve, Wöltgens) of door de pers worden afgemaakt, stemt niet vrolijk. En al dit rumoer is maar een stukje van de problematiek, namelijk de kritische stem van degenen die zich laten horen omdat ze politiek nog de moeite waard vinden. Daarnaast zijn er degenen die zich afkeren, die menen zonder politiek te kunnen leven, alsmede degenen die gewin zoeken door op de golf van afkeer van de politiek mee te surfen. Al met al moeten we vaststellen dat de behandeling van deze rapporten tot nog toe geen succes heeft opgeleverd en dat als gevolg hiervan de politieke klasse haar gebrek aan zelfvertrouwen in versterkte mate gaat uitstralen. | |
2. Waarop wordt de politiek afgerekend?Een trieste conclusie: voor het geconstateerde tekortschieten van de politiek wordt almaar geen effectieve remedie gevonden. Dit brengt ons ertoe de oorspronkelijke diagnose - de politiek die te zeer in zichzelf gekeerd zou zijn - opnieuw te bezien. Is hier iets fout? Over deze diagnose bestaat een verbazende eenstemmigheid. Maar juist deze consensus vinden wij een beetje verdacht. Waar komt die vandaan? Hij wordt geproduceerd door courante manieren van kijken, spreken, beoordelen. Hij heeft te maken met de termen waarin politiek wordt geëvalueerd, afgerekend. En met de instituties waar dit gebeurt. Succes van bedrijven en managers wordt afgemeten in termen van geld, winst en verlies, batig of nadelig saldo. Bij verlies worden directeuren weggestuurd en wordt er iemand aangesteld om te bezuinigen. Evaluatietermen, diagnose en remedie hangen samen. Evenzo in de politiek. Deze wordt afgerekend in termen van legitimiteit en representativiteit. Als de legitimiteit tekort gaat schieten wordt dit doorgaans geweten aan een gebrek aan representativiteit. Met de constatering van legitimiteitstekort is de diagnose - onrepresentativiteit - welhaast per definitie gegeven. En daarmee de richting waarin de remedie wordt gezocht: het naar voren schuiven van representatieve voormannen, in wie de gewone mensen zich kunnen herkennen, de politiek dichter bij de mensen brengen en doorzichtiger maken. Politici moeten ‘gewoon’ doen, meedoen aan kwisjes, gewone taal spreken, er aantrekkelijk uitzien. Politiek dient uitsluitend dienend te zijn, het volk regeert middels zijn representatieve politici. Dergelijke pogingen om de politiek doorzichtig - ja, welhaast onzichtbaar - te maken en de afstand met het dagelijks leven te verminderen overtuigen niet. Politici zijn niet gewoon, zeker niet als ze proberen gewoon te doen. Door deze poging tot gewoon doen en transparantie blijft het ‘anders’ zijn van politiek, het geweld- | |
[pagina 438]
| |
dadige, dwingende en aanstootgevende karakter ervan, veeleer verborgen. De mensen voelen dat. De politici hebben, juist in hun gewoon doen, iets te verbergen. Door dergelijk gedrag wordt ook het zelfvertrouwen van de politieke klasse ondermijnd. Iedereen weet eigenlijk wel dat politieke representatie meer vraagt dan transparantie en ‘gewoon’ doen. Hoe komt het dan dat deze te beperkte notie van representatie de waarneming, diagnose en remedies zo sterk bepaalt? Er zijn instituties, zoals pers en parlement, waarin de politiek wordt geëvalueerd en ‘afgerekend’. Om dergelijke verantwoordingsprocessen te initiëren en gaande te houden moeten de vereisten van transparantie (bijvoorbeeld enquêterecht) en van ‘het laatste woord’ (bijvoorbeeld vertrouwen opzeggen) onbetwist zijn. Deze eisen worden daar gehanteerd waar zaken anders niet goed uit de verf zouden komen. Ze zijn van levensbelang voor het instandhouden van kritische instituties van de democratie. Als het hard tegen hard gaat, zal kritiek op de politiek uiteindelijk altijd mede in termen van deze vereisten worden uitgedrukt. In toenemende mate wordt politiek afgeschilderd in termen die typisch in verantwoordingsfora worden gehanteerd. Hiervoor is meer dan één verklaring. Overheidssturing die gebaseerd is op kennis en politieke wilsvorming wordt de laatste decennia almaar problematischer. Eerst verdampte het geloof in de ‘maakbaarheid’ van de samenleving. Vervolgens rezen twijfels aan de kenbaarheid vanuit het oogpunt van de stuurders ervan.Ga naar eindnoot4. De representatie van de wereld middels dataverzameling en wetenschappelijk onderzoek biedt, ondanks technische en kwantitatieve vooruitgang, een verwarrend en tegenstrijdig beeld. Ook de politieke representatie van de ‘willen’ van de burgers indiceert geen vaste koers. De positie van partijen en van het parlement staat op de tocht. Verkiezingen brengen geen duidelijkheid in brandende politieke kwesties. De drie verkiezingen van 1994 worden veeleer met onrust, c.q. leedvermaak, tegemoet gezien. Men vreest dat zij vooral duidelijkheid zullen scheppen over politieke onvrede en afkeer van het bestel. Nu politieke sturing zo problematisch is, wordt ook kritiek vaker dan vroeger mogelijk en nodig. Er is echter meer, namelijk de opkomst van de media. Binding van kiezers verloopt minder via partijen en meer via media. Media bepalen mede de effectieve politieke agenda. Journalisten stellen zich harder op, baseren zich meer op eigen onderzoek (investigative journalism) en letten meer op het gewone leven van politici (yellow press). In deze omstandigheden is het begrijpelijk dat eisen van ‘transparantie en dienen’ de kritische waarneming van politiek gaan domineren. Maar geeft deze waarneming ook een correct beeld? Houden politici zich uitsluitend met elkaar bezig? Is de politiek zo in zichzelf gekeerd? Dit beeld lijkt mede geproduceerd door de beschouwers van politiek, die het proces van verantwoording te zeer benadrukken. Dergelijke beschouwers zijn te vergelijken met mensen die enkel naar de uitkomst van de winst- en verliesrekening kijken en een onderneming uitsluitend in deze termen zien, of met rechtsgenoten die rechtvaardigheid en vrede enkel zien in termen van succes in de rechtszaal. De waarneming van politiek als in zichzelf gekeerd leidt vervolgens tot een voor de hand liggende remedie: de politiek moet transparanter worden en dichter bij de wereld van de burger staan. Doorgaans is deze remedie echter niet voldoende om de problemen te verhelpen die in het verantwoordingsproces aan de orde worden gesteld. Er is bijna altijd meer aan de hand dan ondoorzichtigheid en afstand. Of beter gezegd: ondoorzichtigheid en afstand zijn doorgaans tekenen dat er iets anders niet goed zit, het zijn symptomen van problemen. Hameren op ‘doorzichtig dienen’ is dan ‘Kurieren am Symptom’ en het intrappen van een deur zonder verder het gebouw te betreden. Is de crisis van de politiek dan ‘aangepraat’ en moeten we de instituties waarin dit gebeurt hervormen of de rug toekeren? De vraag veronderstelt dat individuen meningen hebben die ver- | |
[pagina 439]
| |
volgens institutioneel vervormd kunnen worden, maar veronachtzaamt dat die meningen zonder instituties nauwelijks tot stand zouden komen. Er zijn instituties zoals partijen, pers, wetenschap, verkiezingen, die vertellen wat ‘men’ van de politiek vindt. Individuen kunnen zich binnen deze aangereikte meningen situeren. Soms klopt de institutioneel geproduceerde mening van ‘men’ niet met wat individuen desgevraagd in meerderheid als hun eigen mening beschouwen. Institutioneel kan er afkeer van de politiek bestaan, terwijl dit bij enquêtering van de bevolking niet het geval blijkt te zijn. Dan is er een probleem. Dit wordt echter niet opgelost door de instituties blijvend te desavoueren. Als de spraakmakende instituties het zelf niet meer weten of terzijde worden geschoven, dan kan er van representativiteit geen sprake meer zijn, behalve in de zin van de volksmenner die ‘aanvoelt’ wat de mensen vinden. De taak van de politiek omvat meer dan transparant dienen en zorgen dat verantwoordingsprocessen goed verlopen. En bij politieke representatie gaat het om meer dan ervoor zorgen dat wordt voldaan aan de formele en in laatste instantie beslissende vereisten van verantwoording. Wat is dan een adequater begrip van politieke representatie, dat recht doet aan de eisen van helderheid en verantwoording zonder deze te verabsoluteren? | |
3. Verwachte functies van politieke representatiePolitieke representatie dient de diverse willen van mensen te tonen om deze vervolgens tot ‘commitment’, tot toewijding aan de gemeenschappelijke zaak, te brengen. Wanneer dit laatste lukt, dan verschijnt politieke macht, die in de woorden van Hannah Arendt ‘[...] springs up between men when they act together...’.Ga naar eindnoot5. Politieke representatie dient ook de instandhouding van ‘willen’, de reproduktie van burgers als makers en adressanten van politieke besluiten. Voorts dient politieke representatie de maatschappelijke dynamiek weer te geven. Politieke wilsvorming die maatschappelijke realiteiten negeert, wordt al gauw een slag in de lucht.Ga naar eindnoot6. Politiek betreft de reflexieve zelfordening van het samenhandelen, niet een van buiten opgelegde orde. Naar hedendaags begrip behelst politiek dus drieërlei representatie: van individuele willen, van de krachten in de samenleving en van de eenheid van optreden (de formule ‘In naam der koningin’ drukt dit uit). Deze notie van representatie onderscheidt democratische van autoritaire en totalitaire gezagsstelsels. In autoritaire stelsels, zoals het Chinese Keizerrijk, heeft de politiek/bestuurlijke klasse weinig voeling met, noch greep op maatschappelijke ontwikkelingen. Haar voornaamste macht is hindermacht, het vermogen om dingen te voorkomen en af te breken. Er is geen rijke wisselwerking tussen maatschappelijke dynamiek en politieke vormgeving. In totalitaire systemen ontbreekt zulk een wisselwerking ook. Daar komt dat echter niet voort uit isolement, maar uit hypertrofie van de politiek, die in alle hoeken en gaten van het maatschappelijk en persoonlijk leven wil doordringen. Een belangrijke functie die we aan democratische politiek toekennen, is het vermijden van deze twee uitersten van autoritaire en totalitaire regimes. Deze functie is in het dagelijkse reilen en zeilen, alsmede in de beeldvorming over politiek, niet prominent aanwezig, maar wordt bij nadenken terstond tot de kern van vrije politiek gerekend. Hoewel de uitoefening hiervan in het dagelijkse gebeuren meestal verborgen blijft, is het voorkomen van dictatuur van welke soort dan ook een kernfunctie van democratische politiek. De belangrijkste functie van het parlement is er te zijn en daardoor machtsusurpatie te verhinderen. (Bedenk eens hoeveel machtsverleidingen bij afwezigheid van het parlement praktisch onweerstaanbaar zouden worden!) Om te blijven bestaan, om er te zijn, moet het parlement echter ook dingen doen. Een identificatie van politiek met dit prozaïsche doen, met ‘al dat geklets en gemuggezift’, is echter | |
[pagina 440]
| |
blind voor de belangrijkste indirect uitgeoefende functie van deze activiteit. Om dictatuur te verhinderen moet politiek met zichzelf, moeten machtshebbers met elkaar, bezig zijn. In het leerstuk van de voor democratie onmisbare ‘checks and balances’, van macht en tegenmacht, is dit onderkend. Politiek in deze moderne zin grijpt dieper in op het maatschappelijk gebeuren dan in vroegere autoritaire stelsels het geval was. Maar bij het ingrijpen verzekert men zich wel van de medewerking van de belangrijke maatschappelijke actoren. Als die medewerking er niet is, als men weigert financieel of anderszins bij te dragen, dan dient de overheid zich van optreden te onthouden. ‘No taxation without representation.’ Dat was zo in de Italiaanse steden rond 1200, in de republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en in het bijna failliete New York in de jaren zeventig van onze eeuw.Ga naar eindnoot7. De moderne overheid is maatschappelijk vormgevend, maar enkel daar waar zij zich van coöperatie van voldoende maatschappelijke actoren verzekerd weet. De overheid schept voorwaarden voor maatschappelijke ontwikkeling en verkeer; de maatschappelijke actoren bieden of onthouden de hiervoor noodzakelijke steun en middelen (legitimatie en accumulatie). Wanneer deze kringloop van vormgeving en steun stokt, dan is de moderne politiek in de problemen. Dit stokken verschijnt dan ook in problemen van politieke representatie. Er zijn geweldige maatschappelijke veranderingen aan de gang. Zelfs als de politiek onveranderd was gebleven, zouden we moeten verwachten dat zij in deze veranderde omgeving anders werkt en anders wordt gewaardeerd. De maatschappij is van uit het oogpunt van haar bestuurders minder grijpbaar en kenbaar geworden. De stuurders lopen telkens achter. Het lukt niet om de mensen en andere actoren binnen een stuurbaar en kenbaar gareel te houden. Welke samenleving zouden nationale politici moeten representeren? De Nederlandse, de regionale, Europa...? We weten niet eens meer waarop we doelen als we spreken over ‘de’ samenleving. Alleen al daardoor moet deze dus wel als dos, de ongekende samenleving, verschijnen. Zo is ook begrijpelijk dat er geen unieke en uiteindelijk beslissende representatie van de samenleving meer is. Er zijn diverse concurrerende representaties, zonder dat één funderende of beslissende instantie daartussen de rangorde garandeert. Een kloof tussen representant en gerepresenteerde is er altijd, per definitie, geweest. Als er geen kloof is, is er niets te representeren. Representatie is in onze tijd problematisch geworden doordat de wegen waarlangs de betrouwbaarheid van representatie wordt beproefd (bijvoorbeeld verkiezingen of empirisch onderzoek) niet langer gegarandeerd, gezaghebbend en vanzelfsprekend meer zijn. Ook het uittesten van betrouwbaarheid van representatie is variabel en onzeker geworden. Denk maar aan de onzekerheid rond de huidige verkiezingen. Niemand kan nu zeggen over welke kwesties zij al of niet uitsluitsel zullen geven. Als de samenleving verandert, onoverzichtelijker en pluraler wordt, dan is de eis van glasheldere en doorzichtige representatie misplaatst. Als de samenleving dos-achtige ontwikkelingen te zien geeft, dan zullen deze ook in de politieke representatie verschijnen. Hoe ziet de ‘afkeer’ van politiek eruit als we deze rijkere lens, of beter gezegd dit prisma, van representatie hanteren? In plaats van één diagnose, waarover consensus bestaat, verschijnen dan diverse visies op het tekortschieten van hedendaagse politiek. Deze kunnen alle in een beweging van afkeer resulteren, maar zijn van oorsprong heel verschillend. Afkeer is een samengesteld resultaat, dat door velen die er in feite aan bijdragen niet als zodanig is bedoeld. De politieke kunst is het om de verantwoordelijkheid voor dit ‘blinde’ resultaat gestalte te geven. | |
[pagina 441]
| |
4. De verantwoordelijkheid van de politieke klasseRepresenteren is meer dan spiegelen. Het is ook: waardengestuurde selectie, ordening en beschermingen tegen gevaar van dictatuur. Het is een taak van politieke representatie om moeilijk vat- en kenbare maatschappelijke ‘realiteiten’ politiek hanteerbaar te maken. Men probeert dit te bereiken door voor die realiteiten politieke representanten aansprakelijk te stellen, door over het blinde gebeuren te spreken en het aan handelen van aanspreekbare mensen te relateren. Politiek heeft tot taak om verantwoordelijkheid voor schokkende gebeurtenissen te scheppen.Ga naar eindnoot8. Aanvankelijk ‘stom’ gebeuren krijgt zo een stem en wordt opgenomen in verhalen waarin mensen elkaar aanspreken en hun lotsverbondenheid, die vaak niet gekozen is, gestalte geven. Dat is een kerntaak van politiek die zo moeilijk is dat falen bijna normaal wordt. Niemand verwacht dan ook dat al deze verhalen ‘success stories’ zijn. Falende pogingen om pijnlijk gebeuren in termen van politieke verantwoordelijkheid te gieten worden bekritiseerd, maar uit het vaak voorkomen van dergelijke kritiek mag geen falen worden afgeleid van de politiek als zodanig. Tot op zekere hoogte (waar die grens ligt weet niemand precies) is falen inherent aan de politieke taakstelling. Van de politiek mogen we ook vragen dat zij niet alleen pluraliteit respecteert, maar waar nodig ook daaruit selecteert. Het is misplaatst echter om aan het aan keuzes voorafgaande proces de eis van volstrekte doorzichtigheid, bondigheid en duidelijkheid te stellen. Om tot keuzes te komen moet de politiek in zichzelf keren, zich met zichzelf en de eigen overleg- en besluitvormingscultuur bezighouden. Politiek is intern gericht. Maatschappelijke en dreigend gewelddadige strijd wordt naar de politieke arena verplaatst. Daar wordt deze strijd met andere middelen (woorden en onderhandelen) en andere actoren (vertegenwoordigers die ook anderen dan de direct vechtenden vertegenwoordigen) voortgezet en getransformeerd. Net zolang totdat een politieke keuze gemaakt kan worden die op voldoende steun kan rekenen. Dat is een ‘messy’ proces. De oorspronkelijke strijdpunten en problemen moeten wel herkenbaar blijven, maar ook getransformeerd worden om tot besluit te leiden. Net als de strijd in de rechtszaal voor betrokkenen herkenbaar moet blijven terwijl deze hun conflict tot beslissingsrijpheid transformeert. C. Wright Mills zag de transformatie van persoonlijke problemen in publieke issues en vice versa als de taak van ‘The Sociological Imagination’.Ga naar eindnoot9. Dit is ook een taak van de politiek. Het verbieden van naar binnen gerichtheid van de politiek berooft haar van de mogelijkheid om deze taak te volbrengen. Representeren is meer dan helder spiegelen, het is ook transformeren en selecteren. Hiervoor is naar binnen gerichte activiteit nodig. Politiek die zich niet met zichzelfbezig mag houden, kan niet werken. Politiek heeft eigen en bijzondere taken. Leiderschap is het erkennen, uitoefenen, zichtbaar maken en door burgers aanvaard krijgen hiervan. De democratische leider laat het oordeel over de continuering van zijn taakuitoefening bij de burgers, maar hij is niet bereid alles te doen wat de meerderheid van de burgers wenst. Leiderschap vereist zowel naar-binnen-gericht-heid als uitdragen van werk: het staan voor wat je doet, de verbinding tussen beide aspecten gestalte geven. ‘The poison is in the dose’ zeggen de toxicologen. Zowel naar-binnen-gerichtheid als aandacht voor presentatie en dienen zijn schadelijk in overdoses. Een leider weet deze elementen te doseren, zodanig dat ze een werkbare combinatie vormen. Als de politieke klasse haar zelfvertrouwen verliest, lukt dit niet. Dan is er enerzijds een gladde presentatie en anderzijds een in zichzelf gekeerde politiek waar verantwoordingsprocessen almaar geen vat op krijgen. Het politieke leven wordt dan gespleten en dubbelzinnig, zowel voor de zogenaamde gewone burgers als voor de politici zelf. Een republiek is een politieke gemeenschap die door haar eigen burgers wordt geregeerd. Publieke functies, zoals politie, rechtspraak en wetten maken, | |
[pagina 442]
| |
worden daar door medeburgers uitgeoefend. De kunst is om het speciale ambt en dat van burger naar omstandigheden oordeelkundig te combineren. Dit is de moeilijke opgave voor politieagenten, rechters en in het bijzonder voor politici. |
|