Een bijzonder aangrijpende foto, zelfs zonder de toelichting over de omstandigheden is meteen duidelijk dat de gewonde militair door een groot verdriet is overmand, al is het anderzijds zonder de toelichting niet zonder meer uit te maken waarom hij wanhopig verdrietig is: om zijn eigen verwondingen, om wat hij heeft gezien, gehoord of meegemaakt?
Is het een foto die ik, eventueel ingelijst, in mijn woonkamer zou willen hebben hangen om er dagelijks van te genieten? Geen seconde lang kan ik ervan genieten! Mooie contrasten, fraaie kadrering, goedgekozen standpunt... het zal allemaal best wel, maar de foto schokt me zo dat ik absoluut geen oog heb voor, laat staan genot kan putten uit de esthetische kwaliteiten ervan.
De Amerikaanse schilder Roy Lichtenstein heeft meer dan eens close-ups van verdrietige jonge vrouwen uit stripverhalen geïsoleerd om ze tot zelfstandige schilderijen op te blazen. The crying girl uit 1963 is een voorbeeld: een close-up die met zijn extreme afsnijdingen alleen maar afkomstig kan zijn uit de eeuw van de visuele media. Ook dit beeld, als origineel schilderij van Lichtenstein of als reproduktie ervan, zou ik absoluut niet in huis willen hebben hangen. Ook van dit beeld zou ik geen seconde kunnen genieten, maar de oorzaak daarvan is nu precies tegenovergesteld aan die bij de foto van de huilende soldaat. Ook bij Lichtenstein weet ik zonder toelichting niet echt waarom de persoon in beeld verdrietig is, maar haar verdriet is in het geheel niet schokkend, niet eens roerend, alle tekens van de lichaamstaal zijn pregnant aanwezig, de geopende mond, de hand er voor, de gedraaide blik met de groot opgezette ogen en vooral de verdrietssecretie van het menselijke lichaam, het traanvocht, maar alles is zo gladgestreken, zo zonder context, zo teken-achtig en tevens zo knullig, spanningsloos vormgegeven, kortom volkomen clichématig, onpersoonlijk en on-vleselijk, gedecarneerd! (De redenen waarom Lichtenstein zo'n comic-beeld uitvergroot en in de stroom van de kunstgeschiedenis binnensluist doen aan het emotieve onvermogen ervan niets af, integendeel.)
Enerzijds mag het verdriet dus niet te dominant levensecht zijn, anderzijds mag het ook niet te zeer gestileerd, dus te weinig echt levend zijn, wil ik - laat ik me voorzichtig uitdrukken en niet uit naam van ‘ons’ spreken - het verdriet als beeld verdraagbaar, sterker nog, genietbaar vinden.
Mag verdriet überhaupt tot esthetisch genot leiden? - dat was de ethische vraag. Uiteraard staat me bij dat genot niet zoiets als sadistisch plezier voor ogen. ‘About suffering they were never wrong’ - nog eens kijken dan hoe die oude meesters hun gelijk haalden.
In het begin van de zestiende eeuw werkt Mathias Grünewald aan een groot veelluik, een altaarstuk dat nu onder de naam
Isenheimer altaar te zien is in het Franse Colmar aan de Duitse grens. Toen ik de schilderingen, die ik van reprodukties kende, daar zag werd ik allereerst getroffen door het fantastische koloriet. Maar laat ik, voor zover dat mogelijk is, me beperken tot de voorstelling van het middenpaneel met de kruisiging. Plaats van handeling is een plek die nog meer buiten het brandpunt van de menselijke geschiedenis ligt dan een rommelige, ‘untidy spot’: kaalslag zowel buiten elke paradijselijkheid van flora en
Roy Lichtenstein, The Crying Girl, 1963