| |
| |
| |
Cees van der Pluijm
De dood van Iwan Iljitsj
De hiernavolgende fragmenten komen uit de tekst voor een nog niet gerealiseerde avondvullende voorstelling, te spelen door een heer, al of niet met één figurant. Het toneelstuk volgt nauwgezet de gebeurtenissen uit de gelijknamige novelle van Leo Tolstoj, zonder dat de tekst er een obligate parafrase van is.
| |
Proloog - scène 1
Pjotr Iwanowitsj
[kort na de dood van Iwan Iljitsj; voor het licht aangaat, weerklinkt een langgerekte, door merg en beengaande, menselijke schreeuw]
‘Dames en Heren, Iwan Iljitsj is dood. Hier staat het: Heden, de vierde februari 1882, overleed tot ons grote verdriet onze geliefde echtgenoot en vader Iwan Iljitsj Golowin, bij leven lid van de rechtbank. De begrafenis zal plaatshebben vrijdag aanstaande om 1 uur 's middags. Was getekend Praskowja Fjodorowna Golowin.’
Zo vertelde ik het vanochtend tussen twee rechtszaken door aan mijn collega's. De ontsteltenis was groot. Iwan Iljitsj was al geruime tijd ziek en we wisten dat het ongeneeslijk was, maar niet dat het zo snel zou gaan.
Iwan Iljitsj laat een leegte achter. En iedereen vroeg zich meteen af hoe die gevuld moest worden. ‘Zou ik nou eindelijk die lang beloofde promotie krijgen?’ ‘Dit is dé gelegenheid om overplaatsing aan te vragen voor mijn zwager uit Kaloega, zodat mijn vrouw me niet meer kan verwijten dat ik nooit iets voor haar familie doe.’
Mijn collega Fjodor Wasiljewitsj vroeg me wat Iwan Iljitsj gemankeerd had. Ik moest hem het antwoord schuldig blijven. Zelfs de doctoren kwamen er niet uit: ze zeiden allemaal wat anders. De laatste keer dat ik hem opzocht, leek het zelfs of hij aan de beterende hand was, maar ik moet toegeven dat ik hem sinds de feestdagen niet meer gezien heb.
Het was duidelijk merkbaar dat er naast de verslagenheid een gevoel van opluchting heerste. ‘Hij is dood, maar ik leef!’ Voor die constatering hadden ze alle plichtplegingen die nu eenmaal bij een sterfgeval horen wel over.
Ik heb Iwan Iljitsj goed gekend, we hebben samen gestudeerd, we waren jarenlang collega's en we speelden wekelijks ons partijtje whist.
Iwan Iljitsj was wat je noemt le phénix de la famille, niet zo koel en onbetekenend als zijn oudste broer en niet zo mislukt als zijn jongste. Zijn vader had het nooit verder gebracht dan tot de positie van een
| |
| |
even onberispelijke als onbeduidende ambtenaar. Iwan Iljitsj wilde meer; niet dat hij probeerde bij de mensen in het gevlei te komen, maar als een vlieg naar het licht werd hij getrokken naar alles wat hooggeplaatst en belangrijk was. Hij deed alles om zich de manieren en opvattingen van de elite eigen te maken, maar bleef daarbij van jongsaf aan zoals hij heel zijn leven zijn zou: opgewekt, vriendelijk en bekwaam, maar vooral heel plichtsgetrouw.
Op buitensporigheden was Iwan Iljitsj zelden te betrappen. En hoewel hij in zijn werk heel formeel en vaak meer dan correct was, wist hij zich bij zijn vrienden zeer geliefd te maken. Iwan Iljitsj was aangenaam gezelschap, een bon enfant zoals zijn chef en diens vrouw van hem zeiden.
Zijn omgang met vrouwen was vrijmoedig, maar altijd van een hoog en eerzaam karakter. En alles gebeurde met schoongewassen handen, schoon goed en... in de betere kringen, dus met de zwijgende instemming van zijn superieuren. Il faut que jeunesse se passe...
De eerste vijf jaar van zijn carrière bracht Iwan Iljitsj in de provincie door, als bijzonder gevolmachtigde van de gouverneur. Daarna werd hij officier van justitie, waarvoor hij weer naar de stad verhuisde. Hij ging er meer verdienen en kon zich met nog meer distinctie bewegen tussen zijn nieuwe kennissen, die hij zeer kritisch gekozen had uit de kringen van juristen en rijke adel. Alles was even comme il faut. Iwan Iljitsj was een rechtvaardig man, die zelfs met zijn minderen waardig, ja bijna vriendschappelijk, wist om te gaan.
In het tweede jaar van zijn nieuwe betrekking leerde hij Praskowja Fjodorowna Michèl kennen, die verliefd op hem werd. En hoewel Iwan Iljitsj niet op een huwelijk uit was, is hij met haar getrouwd. Ze was niet lelijk, van een goede adellijke familie en had zelfs een klein vermogen. Ik geloof niet dat hij trouwde omdat hij van zijn bruid hield of omdat zij de zelfde levensopvattingen hadden. Hij vond haar een goede partij en wist dat men in de hoogste kringen nu eenmaal van hem verwachtte dat hij zou trouwen. En waarom zouden ze niet gelukkig zijn? Iwan Iljitsj had nog altijd geluk gehad.
Ik denk dat daarom iedereen zo geschokt was door zijn overlijden. Mijn collega Schwartz riep meteen: ‘Daar gaat ons partijtje whist!’, denkend aan het condoléancebezoek van vanavond. Misschien valt het mee.
| |
Proloog - scène 3
Pjotr Iwanowitsj
[kort na de uitvaart van Iwan Iljitsj]
Iwan Iljitsj is dood en begraven. Het was druk op het kerkhof. Hij heeft ongelooflijk veel mensen gekend in zijn leven, maar hoevelen hebben hem gekend? Je ontkomt bij dit soort gelegenheden nauwelijks aan zulke clichés, net zo min als je je eraan kunt onttrekken het leven van de overledene nog eens te overdenken. Ze waren er allemaal, Praskowja, de kinderen, de aanstaande schoonzoon, de collega's. Ik weet niet of er veel mensen echt verdrietig waren. De gymnasiast misschien. Praskowja liet haar tranen de vrije loop, maar toen alles voorbij was, leek ze zichtbaar opgelucht. Dat het Iwan Iljitsj zo zou vergaan, had zij destijds waarschijnlijk ook niet gedacht.
Praskowja Fjodorowna werd, aan het ein- | |
| |
de van een soirée dansante, verliefd op Iwan Iljitsj. Ze leek wonderbaarlijk goed te passen in het heerlijke leventje dat hij leidde. Ze trouwden, en alles wat daar in het begin bijhoorde - de liefde, de nieuwe meubels, het nieuwe tafelzilver, de volle linnenkast en zelfs de zwangerschap van zijn vrouw - liet Iwan Iljitsj geloven dat het huwelijksleven geen onderbreking was van zijn luchthartige bestaan, maar het zelfs vervolmaakte. En hij zonde zich in de goedkeuring die de wereld hechtte aan de huwelijkse staat.
Maar, in de eerste maanden van de zwangerschap veranderde er iets. Er kwam een eind aan de gaieté de coeur, zoals hij dat zelf noemde. Praskowja Fjodorowna werd humeurig; om niets maakte ze ruzie, ze was jaloers zonder een enkele aanleiding en ze eiste permanent alle aandacht op. Iwan Iljitsj vond het onbehoorlijk en zocht allerlei uitwegen om zijn vrolijke levenswandel niet te laten verstoren. Hij negeerde de buien van zijn vrouw en ging uit om te kaarten of vrienden te bezoeken. Maar ook zij liet zich niet van de wijs brengen en werd steeds ruwer in de omgang met Iwan Iljitsj. Ze leek vastbesloten haar man op de knieën te krijgen, maar die schrok daar zo van dat hij een eigen strategie ging ontwikkelen.
Het enige waar Praskowja ontzag voor had, was het werk van haar man, en toen Iwan Iljitsj had vastgesteld dat het huwelijk met deze vrouw toch niet echt bijdroeg aan zijn levensgeluk, verschanste hij zich achter zijn carrière. Hij creëerde zich een wereld waarin voor zijn gezin alleen nog plaats was als het hem enig voordeel kon bieden. Iwan Iljitsj had geconcludeerd dat het huwelijksleven een zo gecompliceerde zaak was, dat het een speciale houding vereiste om een fatsoenlijk en onbesproken leven te kunnen leiden. Bij iedere moeilijkheid die zich dus voordeed, vluchtte Iwan Iljitsj in zijn werk en zijn toenemende ambities. En het ging goed met Iwan Iljitsj. Hij maakte promotie, er werden kinderen geboren en door de positie die hij in het huisgezin gekozen had, was hij ongevoelig geworden voor Prasjowja Fjodorowna's klachten.
Na zeven jaar werd Iwan Iljitsj procureur en het gezin verhuisde naar een andere stad. Langzamerhand kregen Praskowja en Iwan over alles ruzie. De stad beviel haar niet, hij verdiende te weinig en over de opvoeding van de kinderen waren ze het ook al niet eens.
Heel soms laaide opeens de oude liefde weer op, maar het waren eilandjes van verliefdheid in een zee van verborgen vijandschap. Iwan Iljitsj streefde er uiteindelijk alleen nog naar zich zo veel mogelijk te ontdoen van de onaangenaamheden die op zijn pad kwamen. Zijn werkelijke leven leefde hij steeds meer in zijn werk, in de achting van de hoger geplaatsten, in het voeren van briljante processen, en in de omgang met zijn vrienden, de diners en de kaartavonden. Iwan Iljitsj leefde zo dat hij, ondanks zijn huwelijk en de vele moeilijkheden in het gezin, het gevoel had dat alles onberispelijk en aangenaam was.
De vele ruzies met zijn vrouw, onder andere over de vraag of zijn oudste zoon naar de rechtsschool of naar het gymnasium zou gaan, de drie kinderen die er al gestorven waren, het kon hem niet echt deren. Iwan Iljitsj had zich doelbewust vervreemd van zijn gezin. Hij bestond alleen nog echt in zijn werk, hij was er zelfs van afhankelijk om zijn leven geslaagd te kunnen noemen.
| |
| |
Na zeventien jaar huwelijk kreeg Iwan Iljitsj ruzie met zijn directe chefs over een benoeming waarbij men hem gepasseerd had. Het gevolg was dat ook de volgende benoeming aan zijn neus voorbijging en hij kreeg het gevoel dat zijn bestaan begon te wankelen. Hij maakte geen promotie meer, hoe succesvol hij tot dan toe ook geweest was. Hij leefde op te grote voet voor het salaris dat hij verdiende, en niemand vond het nodig hem te hulp te komen. Het leek wel of ze hem aan het vergeten waren en thuis wachtte hem alleen het gezeur van zijn vrouw. Iwan Iljitsj voelde zich in de steek gelaten.
Maar het gelukkig toeval bleek hem gunstig gezind. Tijdens een sollicitatie in St. Petersburg hoorde Iwan Iljitsj dat er zojuist een reeks benoemingen en verschuivingen bekend gemaakt was waardoor er voor hem een goede betrekking vrij kwam aan nota bene zijn oude ministerie, dat van justitie. Niet alleen kreeg hij vijf duizend roebel salaris, maar ook nog eens een extra toelage van drieëneenhalf duizend roebel. En: ze gingen verhuizen.
Door die veranderingen leek er ook iets tussen Iwan Iljitsj en Praskowja Fjodorowna te veranderen. Er ontstond een wapenstilstand die Iwan Iljitsj het gevoel gaf dat zijn oude leven terugkeerde, dat alles weer aangenaam en fatsoenlijk werd. En hij ontdekte dat Praskowja's plannen voor het nieuwe huis ook zijn plannen waren, dat ze het eens waren... en onverwacht ontstond er iets waardoor hun verhouding beter werd dan ooit.
Iwan Iljitsj reisde zijn gezin vooruit en het huis dat hij vond, was precies waar hij altijd van gedroomd had, voornaam en stijlvol, met appartementen voor alle gezinsleden, ruime hoge kamers, en een groot comfortabel studeervertrek.
Hij bemoeide zich zeer actief met de inrichting en zocht alles zelf uit: het behang, de meubels (met een voorkeur voor antiek) en de betimmering. Alles smaakvol en elegant, comme il faut. Met grote precisie beijverde hij zich tot in de details alles naar zijn zin te krijgen: de huiskamer met de schoorsteen, het haardscherm, de etagères, de stoeltjes, de bronzen beelden, de borden en de schalen langs de wanden...
Alles edel en oud, en tot zijn grote vreugde en na lang zoeken ook nog goedkoop. In de brieven die hij naar zijn gezin schreef, stelde hij alles een stuk negatiever voor en hij verheugde zich op de verrassingen die hij hun bereidde.
Iwan Iljitsj ging zover in zijn behoefte alles zelf te regelen en in de gaten te houden, dat hij meewerkte met de behangers, zelf de meubels verzette en de gordijnen ophing. Daarbij is hij nog eens van een ladder gevallen, toen hij een behanger wilde laten zien hoe hij een bepaalde drapering wilde hebben. Hij heeft zich daarbij lelijk bezeerd, maar de pijn schijnt niet lang geduurd te hebben.
Hij zei me in die tijd eens dat hij zich door de veranderingen vijftien jaar jonger was gaan voelen. Hij was zo vervuld van zijn huis... Maar eerlijk gezegd zag alles eruit zoals meestal bij niet echt rijke mensen: ze proberen rijk te lijken en lijken daardoor alleen maar op elkaar!
Hoe dan ook, zijn gezin vond het prachtig. Iwan Iljitsj genoot van hun complimenten en hij was gelukkiger dan ooit. Dat duurde zelfs een tijdje, om precies te zijn: zo lang er nog maar iets aan de in- | |
| |
richting toe te voegen was. Daarna vervielen ze langzaamaan weer in hun oude patroon: er bleek toch eigenlijk een kamer te weinig te zijn en het inkomen was net niet hoog genoeg voor alles wat Praskowja wilde. Maar voor het oog leefden ze voorbeeldig. Ze kenden veel belangrijke mensen en eenmaal gaven ze zelfs een soirée aan huis. Maar de ruzie die ze achteraf kregen over de veel te dure banketbakker waar Iwan Iljitsj veel te veel taarten besteld had, was feller dan ooit. Praskowja schold hem uit voor ‘stomkop’ en ‘zuurpruim’ en Iwan riep iets over ‘echtscheiding’...
En de scènes namen weer toe in aantal zoals voorheen. Iwan Iljitsj trok zich uit eigenliefde terug in zijn werk, uit ijdelheid bleef hij omgaan met de betere kringen en het enige echte plezier in zijn leven was het kaartspel.
Praskowja Fjodorowna begon er achter te komen dat haar man een moeilijk karakter had. Ze zag het als haar verdienste dat zij het twintig jaar hadden volgehouden. En naarmate de tijd verstreek, begon zij steeds meer medelijden met zichzelf te krijgen en haar man steeds inniger te haten. Het leek ook wel of Iwan Iljitsj echt moeilijker werd, minder onverschillig. Hij gaf nu Praskowja van alles de schuld, vitte op de kleinste dingen en wekte bij zijn vrouw de gedachte dat het beter was als hij zou sterven. Alleen het feit dat dan ook zijn salaris zou ophouden, bracht haar niet tot het koesteren van die wens...
Na een hooglopende ruzie waarin Iwan Iljitsj absoluut onredelijk was geweest, verklaarde hij prikkelbaar te zijn, iets wat waarschijnlijk uit ziekte voortkwam. Hij had de laatste tijd nogal een vreemde smaak in zijn mond en een vreemd gevoel aan de linkerkant van zijn maag. Kort daarna bezocht hij voor het eerst de dokter.
| |
Tweede bedrijf - scène 2
Iwan Iljitsj/Gerasim, zijn knecht
[in de tweede week van de vierde maand van zijn ziekte]
Schrikt wakker.
Gerasim! Gerasim! O, daar ben je. 't Was afschuwelijk. Ik heb gedroomd. Ik werd in een zak gestopt, de kwaal en ik, in een nauwe, diepe, zwarte zak. Ze bleven maar duwen, steeds verder moest ik erin, maar ik kwam niet tot de bodem, hoe hard ze ook duwden. Het deed pijn, Gerasim, meer dan ik tot nu toe te verdragen had. Ik wilde eraan ontkomen, ik wilde de bodem van die zak bereiken, dus ik worstelde en wrong om dieper te gaan. 't Was verschrikkelijk, ik deed wat ik kon en het lukte almaar niet. Tot ik opeens wegzonk en viel, viel... Toen werd ik wakker. Ga maar, Gerasim. Nee, je hoeft niet langer te blijven, ga maar weg.
Wacht tot Gerasim weg is en barst in huilen uit; spreekt dan als in een gebed onder hevig snikken.
Waarom moet ik dit ondergaan? Heb ik U iets misdaan? Waarom laat U mij zo lijden? De mensen zijn wreed voor mij, het leven is wreed voor mij, U bent wreed voor mij. Waarom helpt U mij niet? Jawel, martel mij maar, kwel mij maar in Uw eindeloze wreedheid. Laat mij alleen weten waarom! Waar is dit voor? Waar bent U, God?
Hij kalmeert en raakt in gesprek met een voor ons onhoorbare stem die hem vraagt wat hij wil.
| |
| |
Wat ik wil? Wat ik wil? Leven! Leven zonder pijn. Niet meer lijden.
[‘Hoe wil je leven?’]
Zoals vroeger. Vroeger was het leven aangenaam en goed. Vroeger. Heel vroeger, toen ik nog Wanja was, met zijn papa en zijn mama. Vroeger was het altijd mooi weer, en ik had een hond die Boris heette... Maar hoe lang heeft dat geduurd? Op school was het nog goed; we waren vrolijk, we waren vrienden en hadden idealen. De wereld was van ons, en de liefde... Ah, de liefde! Hoe snel ging die niet over. Hoe kon ik weten dat ook mijn vrouw ooit uit haar mond zou gaan ruiken? En dat het zo vlug zou zijn? En dan, al de huichelarij die erop volgde. Naarmate alles beter leek te gaan, ging het slechter. En in plaats van de liefde kwam de hang naar luxe, geld, status, uiterlijk vertoon! De mensen zagen dat het steeds beter ging, maar het leven glipte als los zand door mijn vingers. En voor ik het besefte, moest ik erkennen dat ik stervende was. Stervende, terwijl ik nog nauwelijks geleefd had. Hoe is het mogelijk? Hoe kan het leven zo zinloos zijn, zo ijdel, zo leeg? En als we dan toch moeten sterven, na een nutteloos bestaan, waarom dan zo? Waarom die helse pijn te lijden als we toch dood gaan? Wat is de zin? Hier klopt iets niet...
Of heb ik niet geleefd zoals ik had moeten leven? Welnee, ik heb alles gedaan zoals het hoorde. Ik wist wat ik deed en zo was het goed. Maar toch...
Wat wil ik nu? Wil ik leven? Hoe wil ik leven? Ik wil leven zoals ik op de rechtbank leefde als er geroepen werd: ‘De zitting begint, de zitting begint!’ echoot De zitting begint, de zitting begint... De zitting begint helemaal niet. Ik ben onschuldig. Waaraan zou ik schuldig zijn? Ik heb niets gedaan. Maar waarom moet ik zo lijden? Heb ik dan toch verkeerd geleefd? Nee, alles wat ik gedaan heb, was billijk en juist. Maar waarom eindig ik mijn leven als een onschuldig veroordeelde? Ik weet het niet, ik weet het niet...
| |
Tweede bedrijf - scène 3
Iwan Iljitsj
[in de derde week van de vierde maand van zijn ziekte, hardop tegen zichzelf pratend, ijlend soms; hij komt nu niet meer van de bank af, waarop hij afgewend van de wereld ligt]
Nee, nee, nee! Ik wil niet meer. Alles komt steeds op het zelfde punt uit. Ik was niet ziek, ik werd ziek, nu ben ik ziek en alleen de dood kan mij nog verlossen. Is dat dan alles wat mij nog rest: te sterven? Ik wil niet sterven, ik wil leven, zoals vroeger.
Ik houd mijzelf voor de gek. Ik zal niet meer leven. Ik heb mijzelf altijd voor de gek gehouden. Is dit de zin van mijn ziekte? Nee! Ziek zijn heeft geen zin. Leven heeft zin. En lijden? Dient deze marteling ergens voor? Nee. Het is zomaar. Alles is zomaar. Alles gaat vanzelf en zonder reden. Toen het leven goed was, ging alles vanzelf, en nu ik ga sterven. Zin! Er is geen zin...
Ik dacht dat ik mijn genezing zelf ter hand kon nemen en dat het me zou lukken. Zoals ik vroeger kreeg wat ik hebben wilde. Ik heb het uiterste gedaan om mijn lichaam te beheersen, maar ik heb gefaald. Alles was vergeefs. Ik had het kunnen weten, vanaf het begin van mijn ziekte, maar ik wilde het niet weten. En nu is het te laat. Drie maanden geleden was ik nog
| |
| |
sterk. Had ik toen mijn situatie maar onder ogen gezien. Een half jaar geleden was er nog niets aan de hand. Ik leefde alsof ik nooit zou hoeven sterven. En nu lig ik hier. Op een bank waar ik niet meer vanaf kom.
Rondom mij gaat het leven door. Mijn familie vermaakt zich, gaat uit. De stad loopt over van de mensen, mensen die ik gekend heb, die mijn vrienden waren. Mensen die leven! Op de bodem van de zee zou ik niet eenzamer zijn dan hier. Hoe ongelukkig zal ik nog zijn voor dit alles voorbij is?!
Nee! Ik wil het niet. Niet steeds daaraan denken. Aan vroeger moet ik denken, toen alles goed was. Wanneer was het echt goed? Toen ik klein was. Mijn wereld was veilig en ik was nooit alleen, behalve als ik dat wilde. Voor ieder pijntje was er troost, al was het maar bij een van de kindermeisjes. En alle avonturen liepen goed af. Er was altijd wel iemand om je te helpen, te beschermen. Mijn kinderverdriet heeft nooit lang hoeven duren. Alles was anders toen ik klein was. De geuren, de geluiden, de mensen. De gedroogde pruimen die we soms hadden, die vochtige, gerimpelde Franse gedroogde pruimen. Hoe je voorzichtig het vlees rond de pit wegat, en als je alleen de pit nog over had, bleef die zoete rinse smaak hangen en liep je mond vol water...
Wrijft gedachteloos over de divan tot hem iets opvalt.
Die bank takelt al net zo af als ik. Dat was duur leer. Saffiaan, eersteklas marokijn, en toch is het niet sterk. We hebben er nog ruzie over gemaakt, maar ik heb doorgezet. En gewonnen... Vaders portefeuille was van precies het zelfde materiaal. We hebben nog eens straf gekregen toen we die hadden stukgetrokken. Ook niet sterk blijkbaar. Van marokijn komt altijd ruzie. Mama kreeg medelijden en bracht ons koekjes. Daarna is het nooit meer goed gekomen eigenlijk. Je begint argeloos aan het leven en langzaamaan trekt alle vreugde eruit weg. Het leven zelf verdwijnt uit je bestaan. Hoe meer er goed is, hoe meer het leven zelf er is. Maar het leven werd steeds erger en slechter, net als mijn kwellingen. Aan het begin van je leven is er één lichtpunt, een klein glimmend lichtpuntje en daarna wordt het steeds zwarter en zwarter en gaat het almaar sneller en sneller. Omgekeerd evenredig met de afstand tot de dood.
Het leven is als een steen die met steeds groter wordende snelheid in de diepte stort. Het leven is een verzameling van steeds heviger kwellingen, en het vliegt steeds sneller, steeds sneller, naar de allervreselijkste kwelling toe. En ik vlieg mee... Ik vlieg... ik vlieg... schrikt ik val... ik val... Verzet zich, weert zich af tegen een val... die uitblijft; keert weer terug in de realiteit.
Verzet baat niet meer. Er is geen redding mogelijk. De enige verklaring zou kunnen bestaan in het feit dat ik niet naar behoren geleefd heb. Maar dat kan ik niet accepteren. Ik heb mij altijd correct en volgens de wetten gedragen. Nee, dat kan ik niet aannemen. Maar als er geen verklaring is, waarom word ik dan zo gekweld, waartoe dit lijden, waartoe zo'n dood?
| |
Tweede bedrijf - scène 4
Iwan Iljitsj/Gerasim
[in de vierde week van de vierde maand van
| |
| |
zijn ziekte; hij ligt als een stervende op de bank, gezicht omhoog]
zegt tegen vertrekkende familieleden:
Ga weg! Laat me met rust! Ga weg... Nee, Gerasim, blijf.
tegen zichzelf en Gerasim:
Het heeft niets geholpen. Heel even dacht ik dat het beter ging. Maar je geneest niet van het Heilig Oliesel. Ik had het kunnen weten. Nee, ik heb niets meer nodig, Gerasim. Zeg tegen mevrouw dat ik niemand meer zien wil. Ik wil alleen zijn. Ga nu maar.
tegen zichzelf:
Ik kan het niet verdragen. Het kan niet waar zijn. Maar het is wel zo. Als ik het nu niet toegeef, doe ik het nooit meer. Ik heb alles geprobeerd, alle argumenten onderzocht. Ik heb me vastgeklampt aan een zekerheid die geen zekerheid was. Ik heb een waarheid verdedigd waar ik rotsvast in geloofde, maar hoe meer argumenten ik aandroeg, des te zwakker werd mijn overtuiging. Als nu werkelijk mijn hele leven, mijn bewuste leven, verkeerd is geweest, wat dan? Ik heb het niet willen geloven. Ieder spoor van twijfel heb ik altijd de kop ingedrukt. Tegen de minste opstandigheid die ik voelde bij wat mijn superieuren zeiden, heb ik mij verzet. Ik heb gedaan wat iedereen van mij verwachtte, ben schoolgegaan, heb altijd hard gewerkt, ik ben getrouwd en heb kinderen gekregen. Ik was een achtenswaardig man. Ik heb geprobeerd van het leven te genieten, ik was in alles succesvol en geslaagd... ik was niets.
Alles is voorbij en het is niets geweest. Ik ga uit het leven weg en er is niets meer aan te doen.
Hij krijgt het langzaamaan benauwd.
Dit alles, dit huis, mijn familie, het personeel, de dokter, de priester, het is één grote leugen die schuilging achter de waarheid van het leven en de dood.
Alles is verkeerd geweest. En nu is het einde, het verschroeiende allesvernietigende einde onontkoombaar. Ik heb mijn leven gewijd aan zelfbedrog. Alles wat ik belangrijk vond, was waardeloos. Ik heb geleefd alsof er niemand dood zou gaan, alsof ook ik niet dood zou gaan. Ik heb van niemand echt gehouden. Mijn leven was een schijnvertoning en niemand hield van mij. Ik was wie men wou dat ik was, terwijl ik had moeten worden wie ik had kunnen zijn. Mijn leven hing van uiterlijkheden aan elkaar en ik heb mezelf, met alle kracht die in mij was, wijsgemaakt dat dát het was.
Wordt langzaam door schuldbesef gewurgd.
En nu ik die kracht tienvoudig nodig zou hebben om de waarheid onder ogen te zien en het einde te aanvaarden, krepeer ik als een hond, uitgeteerd van alle ellende, eenzaam achtergebleven met dit onverdraaglijke besef.
Alleen Gerasim, de simpele, heeft me bijgestaan. Hij is de waarheid, in al zijn eenvoud en oprechtheid.
Wanhopig van angst en haat, verteerd door pijn, half schreeuwend, half huilend.
En ik moet dood, terwijl ik nog wil leven. Ik wil herstellen wat ik nog herstellen kan. Ik moet die leugen rechtzetten, dit kan mijn leven niet geweest zijn...
Er is niks meer aan te doen. Het is voorbij, maar ik kan het niet verdragen!
Hier gaat het schreeuwen van Iwan Iljitsj over in de drie dagen durende doodsschreeuw waarmee de Proloog opende; de epiloog sluit hier direct op aan.
| |
| |
| |
Epiloog
Leo Tolstoj
na het schrijven van zijn novelle
Dames en Heren, Iwan Iljitsj is dood. Drie dagen lang heeft hij aan één stuk door geschreeuwd, één ijselijke, hartverscheurende kreet, onophoudelijk, in diverse toonaarden, zo hevig dat niemand in huis eraan ontkwam. Drie dagen lang verzette Iwan Iljitsj zich tegen een zinloze dood, tegen het redeloze lijden en tegen de gedachte dat hij zijn leven lang de verkeerde keuzes had gemaakt. Drie dagen lang was hij alle besef van tijd kwijt en kronkelde hij machteloos rond in die zwarte zak waarin een onbekende hand hem duwde. Tegen beter weten in verzette hij zich, streed hij met datgene waar hij steeds dichter bij kwam en wat hem sinds het begin van zijn ziekte een onontkoombare angst had aangejaagd. En almaar werd hij verder in die zak geduwd, zonder de bodem te bereiken. Hij kon er niet bij en wat hem tegenhield, was de gedachte dat alles fout en vergeefs was geweest, dat hij zonder rechtvaardiging van zijn leven zou moeten sterven. Drie dagen lang bevond hij zich tussen leven en sterven in een vacuüm van pure angst, tot een steek in zijn borst hem trof en hij eindelijk in het gat stortte, waar hij, aan het eind, een licht meende te zien. En op dat moment kon hij erkennen dat hij niet het ware leven geleefd had. En tegelijkertijd dacht hij één ogenblik dat het nog goed te maken was. Toen werd hij stil.
|
|