| |
| |
| |
Ed van der Elsken
Bye
Op 27 januari 1991 zond de vpro de film Bye uit van fotograaf Ed van der Elsken, waarin deze zijn majesteitelijke stervensproces in beeld brengt. In die film spreekt hij zich voor het laatst uit over wat hij over zijn leven en sterven kwijtwilde, in dat zelfverkozen décor van zijn huis aan de IJsselmeerkust bij Edam (waar hij woonde met zijn vrouw Anneke en zoontje Johnny), met de eenden, de pauwen, de schotelantenne en het licht dat over de Zuiderzeedijk kierde of schel op zijn prinsenbed viel.
De tekst van Ed van der Elsken berustte deels op vrije improvisatie, deels op het voorlezen van losse dichtbeschreven bladen, en werd voorafgegaan door een korte inleiding.
Ed van der Elsken behoorde tot de belangrijkste Nederlandse fotografen van na de Tweede Wereldoorlog. Hij zocht zijn onderwerpen vooral buiten, het liefst in de zijstraten van de grote stad. Van der Elsken was een altijd alerte en nieuwsgierige slenteraar en een groot liefhebber van mensen. Van het leven op straat maakte hij zijn kunst. Hij begon zijn loopbaan in Amsterdam, waar hij voor drie kwartjes boeren en buitenlui fotografeerde. Begin jaren vijftig verhuisde hij naar Parijs, de stad van het existentialisme. Hij fotografeerde er zijn vrienden en generatiegenoten. In 1956 verschenen de foto's in zijn boek Een liefdesgeschiedenis in Saint Germain des Prés. Het werd zijn internationale doorbraak. Hij reisde talloze malen met journalistieke opdrachten de wereld rond. Hij werd een rusteloze jager op beelden en kwam van zijn trektochten terug met legendarische fotoboeken als Sweet Life en Eye love you.
Vanaf 1960 ging Ed van der Elsken ook filmen.
Hij maakte reisverslagen voor de televisie en was onder andere cameraman bij Jan Vrijmans film Op de bodem van de hemel.
Jan Vrijman maakte een film over Karel Appel. Ed van der Elsken filmde de montage van de geluidsband. Het was zijn eerste vrije film.
In 1971 ontving hij de staatsprijs voor film, voor de vpro-produktie De verliefde camera.
In de jaren tachtig maakte hij met regelmaat programma's voor de vpro. Het waren bijna altijd dagboeken van hemzelf en zijn gezin, opgenomen tijdens zijn reizen en rond hun huis.
En natuurlijk bleef hij door zijn geliefde Amsterdam zwerven. In het najaar van 1988 kreeg Ed van der Elsken te horen dat hij ongeneeslijk ziek was. Hij besloot zichzelf en zijn naaste omgeving tijdens zijn ziekbed te filmen. Het werd zijn laatste film. Bye
| |
| |
Ed: Mijn eerste grote, grootachtige film maakte ik in 1964. Die ging over de geboorte van mijn zoon en heette Welkom in het leven, lieve kleine. Nu nader ik het eind van mijn leven en daartussen in zijn tientallen films gemaakt, tientallen fotoboeken. Ik ben fotograaf, cineast, cameraman. En ik heb altijd dingen gedaan, dingen gemaakt, films, foto's van de onderwerpen, emoties die mij dus hélemaal (hè, wat klinkt dat lullig) boeien, waar ik niet omheen kan, inspireren zeggen ze ook wel, denk ik en nu wil ik met dat laatste avontuur, het eind van mijn leven - ik weet dat het er aan komt - proberen een film te maken. Ik heb wat teksten opgeschreven. In september 1988 hoorde ik dat ik kanker had, en niet zo'n beetje, een dodelijke, kwaadaardige, uitgezaaide prostaatkanker. Wanhoop en verdriet. Mijn vrouw, mijn kind, het leven, mijn werk, mijn plannen. Ik brul, ik loei, ik jank van ellende, van woede. Jij huilt nooit, had Anneke, mijn vrouw, wel eens gezegd. In de zeventien jaar dat we samen zijn nooit gehuild. Dat halen we dan even in. Hoe moet het met Anneke als ik weg ben? Hoe moet het met Johnny? Ik had ooit al een testament gemaakt, dat doublecheck ik, controleer ik nu met de notaris, en met een advocaat. Het blijkt zo goed als mogelijk voor hen. In paniek verkoop ik een deel van mijn dure apparatuur en ik verkoop onze geliefde cabriolet, om wat geld op de bank te hebben. De specialist in het ziekenhuis geeft me nog een paar maanden en zei: Meneer van der Elsken, mevrouw, er is één ingreep die we kunnen doen, die in uw geval respijt kan bieden. Het is op de dag dat hij ons de isotoop-foto's van mijn skelet heeft laten zien, een soort röntgenfoto's. Daarop zagen zelfs wij, leken, exact waar de tumoren zitten, overal, in mijn ruggegraat, in mijn bekken, mijn benen, zelfs in mijn schedeldak, schedeldak. Die tumoren, vertelt de uroloog, zo heet mijn specialist, worden gevoed, versterkt
door het mannelijk hormoon. Dat hormoon wordt geproduceerd in uw zaadballen. Jezus. Ik voel waar hij heen wil. Als we een chirurgische ingreep doen, wordt die mannelijke hormoonstroom gestopt. Als uw lichaam gunstig op die operatie reageert, is er een kans dat u nog lang leeft. Hij gaat me castreren. Ik vraag hem of dat zo is. U moet de keus maken, zegt ie, het is het enige wat we kunnen doen. Anders bent u mogelijk met twee, drie maanden dood. En verlies ik mijn libido, mijn potentie? Ja, ook dat. Ik kijk Anneke aan zonder iets te zeggen. Ze pakt mijn hand, knikt, knikt, doen, leven, ik moet leven. We gaan naar huis, we rijden naar huis. Uitstel van executie dus, want ik ga er toch aan. Wat een vuile gore rotstreek... ik heb toch niks gedaan. En ik heb niet ongezond geleefd en mijn vrouw, een jong mens, en mijn zoontje Johnny, negen jaar, en mijn werk. Ik ben in mijn creatieve rijpheid. Een paar heel grote thema's wil ik nog... Ik kijk om me heen als we naar huis rijden, naar Edam, de natuur, de wind, de beesten en de mensen, waar ik met mijn foto's dingen over vertel. Wat denken ze daarboven godverdomme wel, we hebben het niet verdiend, waarom hebben die medische klootzakken het nooit eerder ontdekt, ik ben zo vaak voor controle bij mijn huisarts geweest. Ik heb zo vaak mijn bloed laten onderzoeken. Ik heb zo vaak gezegd dat ik me dikwijls zwak voel, dat ik dikwijls zwak en moe ben. Even later lig ik in het ziekenhuis en word klaargemaakt voor de operatie. Mijn schaamhaar wordt geschoren. Zondagavond komt de anes- | |
| |
thesist langs, die moet een paar dingetjes weten. Maandagochtend om acht uur komen ze me halen, rijden me door de gangen naar de operatiekamer. Een operatiezuster doet het een en ander aan mijn onderlichaam, steriel schoonmaken, groene lappen eroverheen. Dan komt de chirurg binnen. Goedemorgen. De anesthesist is er niet, die had ander werk, ik doe het zelf wel even. Bravo. Hij geeft me drie verdovende prikken in mijn balzak en na een tijdje
begint hij te ‘cutten’. Ik kan alles volgen, ik heb geen pijn, voel dof dat hij mijn rechterbal in stukken snijdt. Hij laat een klein stukje zitten. Het grootste deel, tweederde, gaat er af. Als hij de linkerbal aanpakt, blijkt dat daar de verdoving niet goed gewerkt heeft, ik ga even door het plafond, krijg een extra verdovingsprik, na vijf of tien minuten kan hij doorgaan, in een kwartier is het gepiept. Mag ik ze even zien, dokter. Ja, dat mag. Ze liggen braaf in een metalen, niervormig bakje, de twee makkers, die zo fantastisch voor me, voor ons, geweest zijn, het hele lange mannenleven. Dag jongens. Bedankt. Nu is de stier een os, de hengst een ruin, ben ik de lul. Terug op zaal. U kunt met vier dagen weer lopen. 's Middags het verband verschonen. De verpleegster lijkt vreselijk te schrikken. Chirurg erbij. Enorme inwendige bloeding, mijn onderlijf van heup tot heup is blauwzwart aan het worden. Mijn balzak een zwarte kleine Edammer kaas, mijn penis zwart, acht centimeter dik. Heeft u echt geen aspirine gebruikt? Nee, niet dat ik weet. Er worden andere specialisten bij gehaald, waaronder uiteraard een bloedman, een hematoloog. Er is al een technicus bezig, die mij op een bepaalde manier bloed afneemt, waarbij hij de stollingstijd, het stollingstempo noteert. De knappe koppen maken een plan de campagne. Ze zijn bezorgd, denk ik; de uroloog, die mij geopereerd heeft, drukt me de hand. Samen komen we er wel door, zegt hij, geëmotioneerd.
Er was mij de zondag voor de operatie gevraagd of ik aspirine als pijnstiller gebruikt had. Nee dus. Wist ik veel dat de pijnstillers die ik wel gebruikt had dezelfde werking hadden als aspirine, te weten sterk bloedverdunnend... dat woord aspirine stond er gewoon niet op. Ik had de week voor de operatie handenvol van iets van de apothekerspijnstiller gebruikt, een middeltje en daar stond het woord aspirine niet op, of drogistenpijnstillers, ik weet het niet meer. In ieder geval had ik zonder het te weten enorm veel bloedverdunnende stof naar binnen gekregen. De specialisten vertellen me de strategie die mijn leven moet redden. Er worden met spoed twaalf donoren van de bloedtransfusiedienst opgeroepen, hun wordt bloed afgenomen en daaruit worden heel specifieke deeltjes afgescheiden, die in mijn bloed de stolling moeten versnellen. Dat spul, die bloeddeeltjes van die donoren, blijft maar kort goed. Het zal per courier van de bloedtransfusiedienst naar mijn ziekenhuis, het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, gebracht worden, waarna ik er zakken vol van geïnfuseerd krijg. Om het uur ongeveer wordt mijn stollingstempo gemeten. Het verbetert nog steeds niet. Ik heb pijn, kan niet bewegen, vooral die ballongrote balzak, scrotum heet dat daar, met die verse operatiewonden, die lekker opgerekt worden, ligt als een hete bliksem tussen mijn dijen. Ondanks mijn misère ben ik excited, opgewonden door de spanning van de reddingsoperatie. Net een film. Die twaalf donoren - bedankt mensen, uit de grond van mijn hart uiteraard - die in
| |
| |
ijltempo voor mij zijn komen opdraven. Zo'n courier met loeiende sirene, fantaseer ik, die met dat levensreddende infuus door Amsterdam scheurt, die specialisten met het zweet in hun handen... waar ben ik, waar ben ik, waar ben ik (hij zoekt in zijn blaadjes)... zal ik wel of niet openbarsten, die opgepompte balzak met z'n twaalf uur oude dichtgenaaide wonden houdt het maar nauwelijks. Het is avond. De uroloog, de man die mij geopereerd heeft, komt regelmatig langs. Er is nog steeds geen verbetering in de bloedstolling. Hetgeen betekent dat mijn eigen bloed nog steeds ongecontroleerd in mijn eigen lichaam wegstroomt. Ik haal het, ik barst niet uit elkaar. De bloeduitstorting stopt en de bloedstolling is normaal geworden.
Ik blijf tien dagen in het ziekenhuis. Om me heen op zaal liggen mensen die het vaak heel slecht hebben. Ieder heeft zijn eigen drama, tragedie. Een aantal mensen heeft kanker. Naast me ligt een jonge Turk bij wie ze een teelbal moeten wegnemen. Hij wil dat niet. Hij protesteert, schreeuwt, legt ons en de dokters uit: voor Turken mannelijkheid alles belangrijk, ik ben dan geen man meer, word geminacht, kinderen krijgen, niet meer neuken niet goed. Jawel meneer, zegt de dokter, maar het moet gebeuren, anders is het levensgevaarlijk en met één teelbal kunt u nog uitstekend leven, kunt u ook kinderen verwekken. Hij gelooft dat niet, loopt en ligt dagenlang stennis te maken, ongelukkig, verontwaardigd te zijn. Hij wil dan maar dood. Hij herhaalt steeds geen man meer, geen kinderen verwekken, minachting in Turkse cultuur, liever dood. Hij mag naar huis. De medici menen een compromis-oplossing voor hem gevonden te hebben.
In die ziekenhuistijd was er voor mij iets heel superfantastisch belangrijks, want mijn grote Japanboek, waar ik bijna dertig jaar aan gewerkt had, moest juist in die periode gedrukt worden, in Gent, België. En normaal zou ik in de drukkerij geweest zijn om drukproeven op kwaliteit te beoordelen. Sybrand Hekking, van mijn uitgeverij Fragment, doet dat nu namens mij. Hij is druktechnisch geschoold, hij kent mijn stijl, mijn smaak, de dramatiek die ik in de afdrukkwaliteit wil hebben. Sybrand reist die dagen tussen Gent en mijn ziekenhuis heen en weer met de eerste drukvellen die ik moet fiatteren. Ik vind het schitterend, vind dat Sybrand en de Gentse drukkers Snoeck het fantastisch doen. Ik vind mijn foto's en de lay-out, die Max Kisman samen met mij gemaakt heeft, prachtig. En ik zeg, niet geheel badinerend, als dit boek er goed uitkomt, kan ik rustig sterven.
Voor we het ziekenhuis verlieten, zijn we door een wat schichtige hematologe, een bloedvrouw, flink paranoïde gemaakt over het gevaar van het rottende, zwarte bloed dat in mijn lijf zit. Als ik het miniemste wondje zou krijgen, kan ik het wel schudden. Extreem infectiegevaar. Anneke is nu de allerliefste, efficiënte Florence Nightingale. Ze heeft de allerbeste steriliserende zeep in huis gehaald en tubes betadine, een desinfecterende zalf, waarmee ze de wonden behandelt. We mogen any time de uroloog bellen, als een wond open zou gaan. En ja hoor, dat gebeurt, un moment donné, paniek, telefoneren naar het ziekenhuis, advies van de uroloog, onze huisarts erbij, het valt gelukkig mee. Mijn wonden worden heel vaak gewassen, heel voorzichtig, want ze zijn gevoelig. Johnny zit er vaak bij te kijken, als mijn elefantiasis-klokkenspel verzorgd wordt. Hij spreekt me aan over mijn scrotum, zo
| |
| |
heet dat balzak-gedoe in dokterstaal. We hebben veel lol.
Tot nu toe is deze film voorlezen van een blaadje. Ik schrijf mijn tekst op om wat houvast te hebben, dat het een beetje opschiet. Ik wil zo snel mogelijk een begin van de film opnemen voordat ik mogelijk instort. Ik ben namelijk pittig ziek geworden. Eerst had de operatie, de castratie, me goed gedaan, maar na zes, zeven maanden ging het de foute kant op. Begonnen de tumoren weer te groeien. Een keer nog hebben ze me een sterke dosis medicatie gegeven, antimannelijk hormoon geheten, als dat niet helpt, zei de uroloog, kunnen we niets meer voor u doen, behalve dan u goed begeleiden met pijnbeheersing. Eh bien, het heeft niet geholpen, de tumoren groeien, ik moet heel voorzichtig zijn met lichaamsbewegingen. Sommige skeletdelen zijn bros, kunnen niet veel belasting hebben. Ik voel me vrij goed, werk nog veel, heb een paar fantastische dingen onderhanden. Drie maanden geleden nog ging ik de doka in, vijf weken lang, en heb ik een prachtig boek afgedrukt, uit mijn archief, Hongkong-foto's uit 1960. Had ik haast nog niks van afgedrukt. Daarvan wordt nu een boek uitgegeven in verschillende landen en ik kan vrijwel al mijn werk in Edam doen, in en om mijn studio.
Het maken van deze film, wat ik echt wel heel gruwelijk vind, dat ik, nondeju, geen loopopnamen meer kan maken. Het is echt heel erg, zit ik godverhierendaar in een invalidewagentje. Alleen als ik sta, dan kan ik nog wat. Anneke, pak jij nou eens die recorder die tussen mijn benen staat... dan zet ik hem even op de rem, ja ja, in zulke termen denk je dan... of sta ik al op de rem... nee nee nee nee nee, kom maar links van me met dat ding... en nou ga ik opstaan... dan moet ik jou goed vasthouden... ja?... oe-a-oe-a-oe-a, nou moet ik nog zien dat ik eruit stap, ja ook dat... wat nou? Waarom niet?
Anneke: Ga maar door.
Ed: Ik kan niet op mijn benen staan. Ja, maar als ik dan... Wat?
Anneke: Even wachten...
Ed: Wat deed jij nu?
Anneke: Nou d'r lag een snoertje in de weg...
Ed: Ah bon. Nou ja, wacht 'ns even, nou ga ik naar voren lopen. Ja, erg is dat, hoor. Jezus. Maar ga jij nou aan mijn rechterkant lopen. Ik denk dat ik dan... Nee, achter me om alsjeblieft, een beetje beleefd.
Anneke: Ja maar, ik zit knel, hoor en dat kan niet...
Ed: Ah bon, ga d'r maar voor langs, ga d'r voor langs, mens.
Anneke: Die snoeren...
Ed: Ah ja, en kun jij mij nou steunen rechts? Of geef mij dat ding eens dat daar staat, kun je dat pakken?
Anneke: Wacht even, wacht even.
Ed: Dat ding, neem jij dat links, dan moet jij mij rechts steunen. Ja, nou gaat het, wel, plus ou moins. Shit, pak dat ding eens. Ik weet alleen niet of ik scherp ben nu. Hm hm hm hm, ja, eh bien. Nou ja, dit is dus echt heel heel vreselijk, maar goed, ik moet dus leven met het naar beneden gaan van mijn capaciteiten. Hè en oh en nou ja. Iedere fotograaf in mijn genre, die als hij hoort van Oost-Berlijn, de muur naar beneden, Roemenië, revolutie, ja God, die hangt dan onmiddellijk aan de telefoon om als het kan een opdracht te krijgen, anders gaat ie op de bonnefooi, voor zijn eigen rekening daar naar toe en ik zit daar God... even niet
| |
| |
vloeken als een lamme, lamme, lamme. Ah ja, dat is Johnny, links met ons buurjongetje, zijn vriendje Jacob en ik terroriseer op het ogenblik iedereen, van Johnny, je mag niet binnenkomen, pappa en mama zijn aan het filmen en Anneke, die lieve schat, ha, daar ben ik ook een beetje een eigenaardige oude dwingeland tegenover, hoe ik ook probeer lief te zijn... doe 'ns die deur open... ...kom maar even binnen... ja, hallo hond... niet te dichtbij, hoor, anders ben je niet in... ga maar even voor de spiegel staan jullie... ja... wat nou, ja dat is leuk, 't is toch Kerstmis... nou, eh...
Johnny: Als jullie de hele dag zitten te werken, noem ik dat geen Kerstmis...
Ed: Ha, Kerstmis, wacht, even die microfoon, pak die micro..., microfoon maar...
Johnny: Wat moet ik nu doen?
Ed: Nou, gewoon, zo... hou die microfoon tegen je borst aan... vertel 'ns hoe vervelend je 't vindt... vertel maar, schat, gewoon, even serieus, hoe vervelend je 't vindt...
Johnny: Wat?
Ed: Nou, dat ik altijd maar werk.
Johnny: Ik vind het wel rottig dat je het op, hoe heet 't, Kerstmis ook moet doen.
Ed: Ja maar John, je weet hoe het met me is en ik wil zo gauw mogelijk een groot stuk van die film klaar krijgen... hèhèhè, dat de vpro tenminste waar voor z'n geld krijgt, want straks, je weet hoe het is, ga ik met vleugeltjes aan naar de hemel en dan is de film niet klaar en dan krijgt Roelof Kiers op zijn donder van zijn baas. En die zegt: Geven we al dat geld aan die Van der Elsken en nou gaat ie nog voortijdig de laan uit ook. Dus daarom maak ik als een gek die film klaar, snap je.
Johnny: Ja.
Ed: Heb je me vergeven?
Johnny: Ja.
Ed: O.
Willen jullie weer naar buiten? Wil jij ook naar buiten. Nee, je mag niet binnen, je mag niet hier binnen, tenminste. Vind je 't leuk die lichtjes, jongens?
Johnny: Ja. Als je in de spiegel kijkt zijn ze ook dubbel.
Ed: Ja, hou die microfoon een beetje tegen je borst, een beetje dichterbij, vertel 'ns iets leuks... Vertel 'ns iets over voetballen.
Johnny: O, de bal net, toen we aan het voetballen waren... toen schoot ik de bal weg, maar Jacob die schoot 'm terug... in die sloot daar...
Ed: Jacob, wat hoor ik daar!
Johnny: En toen moesten we 'm dus halen, het eerste stukje gaat 't goed, maar daar is dan een moeras en dan moet je overal op en dat duurt nogal lang. ...Hoe lang blijven jullie vandaag nog?
Ed: Nou, misschien niet eens zo lang meer... geef mij dat ding eens... want, lieve luisteraars en kijkers, ik ben nu klaar met dat lezen van die stomme briefjes, die opgeschreven teksten. Dus we kunnen nu, wat zal ik zeggen, improviserend en reagerend door het leven gaan, want dat rekapituleren van mijn begintijd is nou wel voorbij. Anneke, in the distance, in de verte, die is bezig om een werkfoto van ons te maken, want dat vergeet je altijd als je aan het filmen bent; nooit heb je later een foto van hoe we bezig waren. Gaat 't, schat?
Anneke: Ja.
Ed: Kom eens even hier, alsjeblieft. Pak maar even deze camera... beetje mikken, kijken hoe dat gaat... Ah, ja, wat handig. Je zult zeggen, wat doet die man nou. Ik
| |
| |
zweet me vaak de pokken. Dat is sinds die operatie, die castratie, dan heb ik net als een vrouw in de overgang hot and cold flushes, van die aanvallen van transpireren en dat komt omdat ik vol zit met vrouwelijk hormoon of zoiets. Mijn mannelijk hormoon is verdwenen of zo. Soms vreselijk, ik heb dat al duizenden keren gehad, dat ik zeiknat word van dat zweet, zomaar. Nu werd ik het een beetje, dus ik heb het even laten zien aan het volk, hoe dat gaat... altijd heb ik grote zakdoeken bij me. Misschien krijg ik ook wel van die leuke borstjes en zo. Ja toch?
Anneke: Nee.
Ed: Ja, ja.
Wat voor spel doe je?
Johnny: Pesten.
Ed: Oehoe, Anneke? (Hij loopt moeizaam naar het bad waar Johnny zit te kaarten)... O, ja, wij hebben om de een of andere goeie reden de badkuip in de huiskamer en nu, ik zit een beetje met dat malle lange haar, dat vervelende lange haar zeg ik maar, dat gaan we er straks afknippen, geloof ik, maar een ding vind ik altijd vreselijk prachtig. Als ik mijn haar nat maak, en het dan achterover doe... moet jij straks een beetje inzoemen misschien... dat vind ik tenminste supermooi. Dat hele lange haar en die hele lange baard, ik heb 't laten groeien al zes, zeven, acht maanden lang, mede omdat ik wel eens een andere kop wou zien in de spiegel 's morgens... een kaal kaal koppie had ik altijd, met een kort baardje, en dan laat je het maar groeien, kijken of het leuk wil worden... hm... en het is ook een beetje geweest, merk ik, voel ik, een soort woede, verontwaardiging tegen mijn lot. Ja, laat ik er dan, net als een clochard, denk ik, niks aan doen, me niet verzorgen, slonzig zijn of hoe je 't noemen wilt, dat zit er ook bij, voel ik. Maar nu heb ik daar weer genoeg van en ik denk dat Anneke het weer af gaat knippen...
Ah, non, non, non, ah ja, je hebt mijn baard.
Anneke: Ja, ik begin met je baard.
Ed: Ça va?
Anneke: Ja, het valt mee... oe, ik hoop dat het niet te kort is... nee.
Ed: Gisteren waren we, Anneke en ik en het lijf, in het amc van Amsterdam voor wat zij noemen een simulatie van de bestraling die ze volgende week gaan doen. Ze leggen je op een tafel, in je blootje, en stralen je lichtelijk door, denk ik, zien dan min of meer waar de tumoren zitten, niet eens zeker, hoor, maar ze hebben een schatting gemaakt, bij vorige bezoeken aan de specialist, waar de tumoren zitten. Bovendien zien ze mij nu doorstraald, ze zien de botten zitten, en maken een schets waar ze zeven keer poliklinisch, ik hoef niet opgenomen te worden, gaan bestralen. Dit is een referentielijn, dit is denk ik de contour van het te bestralen gebied. Ze zei, de zuster, de verpleegkundige, meneer Van der Elsken, u moet wel zeggen steeds tegen de technici dat ze uw penis opzij leggen of vastplakken, want anders wordt die onnodig zeven maal bestraald. En wat heb ik dan nog over?... Bon, Anneke, ram hem maar omhoog... ietsje donkerder... voilà... ja, mooi... Rembrandt, potje Rembrandt... ja, zo. Die bestraling is om de pijn in het linkerbeen die heel erg is, al zeg ik het zelf, en die slechts met hele zware doses... is het beeld niet te donker, nee hè?.. ietsje te, ietsje te, wacht even... we blijven camerapersoon... Die pijn wordt nu beheerst, onderdrukt door hele zware doses morfine en daar gaat die pijn af en toe toch nog
| |
| |
doorheen, dus tel uit je winst, opdat die pijn verdwijnt en er is ook een daarmee verbonden, gelieerde zenuwuitval, een soort van verlamming en we hopen allemaal dat dàt ook gunstiger wordt. Dat ik beter, met minder medicijnen zal kunnen doorrammen...
...Er is bij ons veel gebeurd. Ik moest de tekst bij een nieuw fotoboek afmaken. Moest in de zin van als ik het nu niet doe en ik stort in, dan kan dat boek waar ik zo lang aan gewerkt heb misschien helemaal niet uitgegeven worden. Dieu mercçi, die tekst is klaar...
Ik heb een periode van bestraling achter de rug. Zeven maal. Het heeft nog geen effect gehad in de pijn. Het kan dat het nog komt. Ik heb nu nogal veel pijn en ze geven me daarom hele zware pijnstillers. Mijn huisarts wist niet wat ze
Tineloe, de dochter van Ed, kostuumontwerpster met Anneke (de vrouw van Ed), in een van haar kostuums
hoorde, toen ik zei wat de neuroloog mij toestaat aan hoeveelheden morfine... rij me eens achteruit, Anneke... draai maar naar het raam. We hebben besloten dat deze ruimte niet groot genoeg is... ja, rij maar naar achteren en langs die verbouwing... niet groot genoeg is om de film af te maken... rij maar door, liefje... en een bevriende aannemer gaat heel snel de boel uitbreiden. Anneke die gaat in deze ruimte een heel groot bed timmeren, op wieltjes, waar ik af en toe op kan rusten en waarin we, als het ooit echt slecht zal gaan, met z'n drieën kunnen slapen. Anneke, Johnny en ik. Johnny alleen af en toe... stop even, liefje... maar hij wordt wel veel betrokken bij wat ons overkomt. We vertellen hem nu ook veel klinische dingen en zo en we zijn een enorme knuffelfamilie geworden. Dat waren we altijd al eigenlijk. Door die rotpijn kan ik niet
| |
| |
vandaag met Anneke en Johnny naar Antwerpen, waar de première is van een toneelstuk waarvoor mijn dochter Tinelou de kostuums gemaakt heeft. Wat was die schat verdrietig, toen ik haar gisteren opbelde dat ik niet kon komen.
Professioneel gaat het meer dan ongelooflijk goed. Wim Beeren, directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, was hier van de week. Wim had eerst een heel warme, bemoedigende brief geschreven, toen hij hoorde dat ik ziek was. Juweel van een humane brief. Hij schreef erbij: Je moet maar laten weten wat je vindt dat wij nog van je moeten aankopen. En dat is nu afgerond. Ze hebben een grote serie afdrukken aangekocht van foto's die ik van de oude Willem Sandberg gemaakt had en van Sandbergs laatste tentoonstellingen Bewogen beweging en Dylaby, en nog wat foto-afdrukken. Ik wil best mooi achterblijven in het Stedelijk. En in dezelfde week, een paar dagen... gisteren, geloof ik, werd er door het Ministerie van wvc een hele collectie bij me aangekocht. En een aantal mensen in het vak probeert een grote retrospectieve tentoonstelling van mijn werk van de grond te krijgen. Te openen in Nederland, en dan naar een heleboel buitenlanden.
Ik word behoorlijk zwak. Vanochtend, zaterdag 20 januari 1990, deed ik een paar dingen en moest ik na anderhalf uur al gaan rusten, terwijl ik vier weken geleden nog vijf tot zes uur per dag kon werken. Anneke helpt me enorm. Bij deze film moet ik het zware werk, het opstellen van de apparatuur, aan haar overlaten en ze regelt ook de tijdcode-computer die bij ons professioneel videosysteem nodig is. Daar kan ik de concentratie niet meer voor opbrengen. Ze is voor een deel mijn geest, mijn lichaam geworden, opdat ik me kan concentreren op de inhoud, op het creatieve, a la! En ik weet bij god niet wat me te wachten staat. Heb geen idee hoe het kan gaan, als de dood nadert. De specialist die me begeleidt, wilde geen voorspellingen doen, zoals bijvoorbeeld: die en die miserabele dingen kunnen u overkomen in het ergste scenario... en ik wil het ook niet weten... dan beduvel ik mezelf liever een beetje. En probeer ik te genieten van iedere dag. Vorige week hadden we een prima, rustgevend gesprek met mijn huisarts. Zij zegt ons dat ik misschien niet eens aan mijn kanker zal sterven, maar dat mijn lichaam nu zo op z'n donder krijgt, dat ik mogelijk zal sterven aan uitputting. Dat ik zo moe word, zo zwak, dat ik zeg: ja hé, genoeg, ik ga, bye... Maar ik bèn er nog en vaak heel vief, eigenwijs, nieuwe dingen bedenkend, de baas spelend... uitsloven, opvallen. Zelfs als ik straks in bed zal moeten liggen, in ons grote versierde bed op wieltjes, kan Anneke dat tot vlak voor de spiegel rijden en dan kan ik vanuit dat bed het volk nog toespreken en zeggen hoe het in mekaar zit, wat jullie moeten doen. Ik houd mijn contacten met de wereld. Radio-wereldontvanger naast mijn bed, wakker worden met de bbc Worldservice, perfect internationaal nieuws, de NRC, een televisietoestel naast mijn bed aangesloten op de nieuwe grote schotelantenne, zodat ik van de hele wereld programma's kan ontvangen. Ik weet ook dat ik niet moet klagen en
zanikken... zoveel mensen hebben het veel zwaarder, sterven arm en eenzaam. En jonge mensen, jonge kinderen, die dodelijk ziek worden. Dat is nog wel erger dan dat zo'n oude knakker als ik sterft.
Er gebeurt veel belangrijks in de bui- | |
| |
tenwereld bij de grote mensen, in Moskou en in Zuid-Afrika, dat we gespannen volgen. En hier in Edam wordt mijn studio verbouwd, uitgebreid, voor deze film en hij is bijna klaar. Piet legt de laatste hand aan het geheel. Nog een paar dagen aftimmeren. En Tinelou, mijn dochter, heeft voor een Belgisch gezelschap prachtige toneelkostuums gemaakt, die ze even in Antwerpen heeft opgehaald, opdat ik ze kan zien. Ik kon niet naar Antwerpen vanwege mijn ziekte... draai nou eens hierheen, Anneke... mooi. Mijn uitgever was hier vanochtend, die heeft een boek opgehaald over Hongkong. De foto's heb ik lang geleden opgenomen, dertig jaar geleden, en heb meen ik een schitterend boek in mekaar geramd, komt in een heleboel landen uit. En over een maand moet ik nog een boek klaar hebben, dat ook hopelijk in die landen uitkomt. Dat zijn jazz-foto's uit de jaren vijftig. En dat boeken maken is zo fantastisch voor me, voor ons, mooi, het beste wat je kunt laten zien, prachtig gepresenteerd en het is brood op de plank, want dat moet bij freelancers zoals wij. Altijd werken en altijd nieuwe ideeën. Als je een dag niet werkt, heb je een dag geen inkomen. Als ik nu tijdens mijn ziekte niet zou werken, hebben we geen inkomen; er is geen verzekering, er is geen pensioen. Dat geeft niet, we hebben dat altijd zo gewild.
In mijn fotostudio, in een andere studio, heb ik op de lichttafel, die ik normaal gebruik om mijn kleurenfoto's uit te zoeken, een deel van de röntgenfoto's neergelegd, die de laatste tijd van mij gemaakt zijn. Het zijn er vele tientallen. We zullen ze straks en detail laten zien. Ze zijn heel mooi ook. Ik ben er helemaal gek op als fotograaf. Die schitterende kwaliteit. Mijn ruggegraat, mijn ruggewervels, mijn bekken, ziet u... ja, en de uroloog, de neuroloog, de radiotherapeut, specialisten kunnen daaraan zien waar de tumoren zitten. Mijn bekken nogmaals en dadelijk kun je links boven zien, dat is met een krijtje aangegeven, waar het bestraald gaat worden... En er wordt later een verfijndere tekening van gemaakt natuurlijk. Dit is de allereerste foto, botscan heet dat, ik ga maar niet in op de techniek, die heel duidelijk laat zien waar de tumoren zitten. Hij is gemaakt 11 augustus, Anneke?, o nee, 11 oktober 1988, a la. Als u goed kijkt, ziet u mijn kop daar, mijn schedel en mijn hals en daar zitten de eerste jongens. Ziet u in mijn schedeldak, daarboven, zit een tumor, in mijn hals, in mijn sleutelbeen, in mijn schouders. Dit is een andere en daar zie je dan mijn bekken... allemaal zitten die secreten... niks meer aan te doen... uitgezaaid, definitief, kwaadaardig, hello, good day... nou ja, nog een ander beeld van mijn ribbekast, waar al die rotzakken zitten.
We hebben de studio vergroot en verfraaid, hele mooie vloer geschilderd, is door Anneke gedaan om nog lekkerder te kunnen werken. Mijn broer Bert en mijn zusje Rie, die woont in Parijs, gaven ons een satellietschotelantenne cadeau en Bert die heel technisch is, is hem nou aan het installeren. Een heel gedoe nog. En dat ding kan dus van west zuidwest naar oost zuidoost langs de sky draaien en heel veel satellieten oppikken en op iedere satelliet kun je een aantal kanalen intikken. Ja mooi, Bert, nou weer terug. Over zes dagen ben ik jarig, dan moet het klaar zijn. Op één satelliet heeft ie zeventien verschillende kanalen.
| |
| |
Anneke: De jongens hebben van een omgewaaide boom een hut gemaakt en daar zitten nu roodborstjes in...
Ed: Kun je wat zien op de monitor?
Anneke: Ja, ik zie een roodborstje, onderaan.
Ed: Ja, ik zie hem.
Anneke: Onderaan in beeld... nou in het midden ongeveer, hij zit heel stil, ja, nou beweegt ie even. Als ie beweegt zie je hem beter... en nou komt er ook een meesje bij, 't roodborstje is weggevlogen, ik zie wel een meesje rechtsonder in beeld, heel schattig, en de poezen zijn overdag altijd binnen, dus die kunnen dan even geen kwaad.
Ed: Ja, dit is een hele eenvoudige natuurfilm dit, twee endjes, maar ik weet dat ik hier over een tijdje, het is nu maart, in april, mei, juni de prachtigste natuuropnamen kan maken. Dan ga ik met mijn zieke lichaam, in mijn stoeltje, achter de camera zitten met enorme telelenzen. Dat heb ik wel meer gedaan. En daar in de verte gebeurt van alles. Ga ik dan, hoop ik, wat een genot, de schitterendste dingen maken. Allemaal vanuit mijn studiootje, vanuit mijn kamertje hier... Ja, gooi effe wat brood in de sloot... dat rijmt... moet je kwak zeggen kwakkwakkwakkwakkwekkwakkwak...
Anneke: Kwakkwakkwakkwak.
Ed: We hebben lammetjes. Het donkere schaap is de moeder. Dat zielige schaap daarvoor is zijn lam kwijt geraakt, dat was te vroeg, prematuur geboren. Nou, dit is dus de buitenkant van onze boerderij. Die hebben jullie nog niet gezien. Ja, daar stond ie... hebben ooit voor fun een hele oude auto, waar ik achttien jaar mee gewerkt had, in een boom gehangen. For fun, for fun, for fun. Wij wonen heel afgelegen aan de IJsselmeerdijk, ten noorden van Edam. En we hadden van alles. Woonwagens, een beetje is er nog van over. Mijn lievelingsauto, nu de deux chevaux, mijn lelijke eend is rondom beschilderd door Jenneke Butter, een artieste, een schilderes uit Edam, met thema's van mijn boeken, met de sfeer van mijn werk. Op mijn verzoek. We hebben er samen heel veel over gepraat. Er staan ook heel veel fotografen op die auto. ...ja, dat is een beetje die Japanse kant van de auto...? de... de gangsters, waar ik dus altijd achterheen zit. En daar staat Weegee, een hele beroemde Amerikaanse straatfotograaf, wiens werk ik in 1947 voor het eerst gezien heb. En als er iemand zou zijn, die mij beïnvloed heeft, ik denk altijd dat het niemand is, maar goed, dan zal het die meneer wel zijn, Weegee. De naam van Jenneke. Hé, wacht even, andere kant op... Jenneke, die de auto beschilderd heeft.
A ja, nu we toch op het erf zijn. Met die storm, januari-februari 1990, toen hebben we heel veel schade gehad. Dat geeft helemaal niet, maar toen is ook een van onze mooie bomen omgeflikkerd en nou laten we dat maar voor de jongens om een boomhut te bouwen. Superdesuperdesuperdesuper. Vinden ze dus zalig, hè. En als hommage, eerbewijs aan Weegee, heb ik ooit net zo'n camera gekocht, de Speed Graphic, een schitterend prachtig ding, superinstrument. Ik heb er nog geen foto mee gemaakt, maar het is zoiets fantastisch... ja, om te hebben op een aardige manier.
Die jongens, een vriendje dat nu de bal heeft en Johnny, mijn zoon, staat in de goal in zijn prachtige oranje shirtje. Het is nu zondagochtend. En hij komt om vijf uur vanochtend bij ons in bed en wat zei
| |
| |
die, Anneke, vertel eens.
Anneke: Hij had een nachtmerrie gehad over jouw ziekte, zei die en dat je daarom zelfmoord wou plegen, dat je jezelf in brand had gestoken. En verder niks, hij was niet heel erg overstuur, maar hij wou wel graag bij ons in bed.
Ed: ...geef maar, ga jij maar naar de camera, ga maar, schat... oe la... o, ja, lopen gaat zo ontzettend slecht nu, eigenlijk kan ik alleen maar met twee krukken... Nou, het gaat heel slecht met mijn lijf, met mijn gezondheid. Er zijn nieuwe botscan-foto's gemaakt, waarop je heel duidelijk de tumoren kunt zien, er zijn verschillende akelige tumoren bijgekomen en ik heb een pijn, vooral hier bovenin mijn heup, echt heel vreselijk. En daarvoor heb ik nog meer morfine gekregen en ik heb al zoveel dat heel veel medicijnmannen flippen als ze horen hoeveel morfine, Contin heet dat, ik slik. Maar mijn neuroloog zegt dat het nog kan. Nou en ik ben een beetje bang dat ik verslaafd raak. Maar ja, hm. Ze gaan me opnieuw bestralen en de voorbereidingen zijn getroffen. Er is een simulatie gedaan van de bestraling, zo heet dat daar in het amc, maar er is een wachtlijst, dus ik zit met die pokkenpijn, dat wil zeggen met die kankerpijn, met die pokkenpijn, ik heb er echt heel veel last van, maar ik heb twee, drie weken wachttijd. Toch zijn we, Anneke en ik, heel optimistisch, omdat we denken dat misschien die bestraling de pijn weghaalt en... ik weet niet hoe dat kan, het moreel is zo sterk en ik zeg we, want meer en meer zie ik dat, ja, Anneke die ziekte ook heeft, op een bepaalde manier. Die heeft er zoveel mee te maken.
Maandagochtend, de was is gedaan en Anneke ligt lekker te wezen op ons terras, maar verdomme, de pauwen zijn mijn studio binnengekropen, binnengeslopen, en zitten nou voor onze spiegel, waar ze dus niets van begrijpen. Ze pikken ertegen en ze trappen ertegen, ...vooruit, laat eens zien wat jullie doen, ja... Anneke lief, probeer ze er eens rustig uit te halen... ja... op de achtergrond, zie je... hij begrijpt niet wie dat andere mannetje is... doe maar snel... nee dat duurt te lang, joh... waar ben je?... ja, ja, goed zo... vooruit, lazer op jullie... ja, braaf, fantastisch... doe jij de deur dicht? Ale hop, merçi, hoi, hoi.
Voor mijn gevoel, mijn intuïtie, gaat het nu slechter en slechter. Ik heb ontzettend veel pijn. Bovendien weten we van de laatste botscan-foto's dat ik allemaal nieuwe tumoren heb. Die nieuwe tumoren, die doen dan heel veel pijn. Je zag me kort geleden op een opname, dat ik van de trap af kwam lopen en dat gaat toch ook moeilijker en moeilijker. En Anneke die gaat in de mooie studio, met die ster, gaat ze een prachtig groot bed bouwen, op wieltjes, op rubberbanden voor drie mensen, voor Johnny, voor haar en voor mij. En het kan best dat Anneke en ik daar al heel veel gaan slapen, 's nachts ook en Johnny een enkele keer misschien, in het weekend. En verder vinden we voor Johnny wel een oplossing, dat ie of boven of hiernaast slaapt. Maar dat trappen lopen, voorlopig gaat dat te moeilijk worden. Maar ik heb ook een geluk bij een ongeluk, want vannacht toen dacht ik: nou dit gaat niet meer, hoor. Ik had net mijn pijnpillen ingenomen en desondanks lag ik te kreperen. Ik heb geprobeerd me te ontspannen en na een uur ben ik toch min of meer ingeslapen, dan word ik wel zes keer wakker per nacht, mede... mede van de pijn... maar er zijn ook andere dingen waar ik wakker door word.
| |
| |
Aha, we hebben ook een geluk bij een ongeluk, want ik stond voor mijn bestraling op een wachtlijst van twee, drie weken. En ze hebben me nu op de zesde dag al opgeroepen. Vandaag, vandaag, vandaag! Ik denk omdat ze me maar één keer nodig hebben, ze doen in één keer een bestraling die ze normaal in vijf, zes dagen zouden doen. En dat is om medische redenen, medisch-technische redenen. Ja, en wij hopen zo, we gaan er om vier uur heen vanmiddag, en dan rammen ze me, bombarderen ze me met die X-rays, röntgenstralen en dan zou misschien theoretisch, zou die pijn weg kunnen zijn, in het heupgewricht van mijn rechterbeen. Wat ze ook gaan doen, ze gaan X-rayen, vanmiddag nog, in mijn ribbenkast zitten ook nieuwe tumoren en, ja, ik kan het niet geloven, maar heel misschien ben ik dan vandaag of morgen of over een week of over twee weken die vreselijke pijn kwijt. Maar ja, dan kan het op andere punten weer uitbreken, dus ik denk wel dat ik nu, met Anneke, toch moet gaan denken aan het einde of hoe het zou kunnen zijn. En als je gaat sterven. Want mijn specialist gisteren, die zegt nou... ik vroeg hem, als ik aan deze film waar ik nu mee bezig ben nog drie maanden werk om hem af te ronden, vindt u dat een goed idee? En toen zei hij: Ja, heel aardig. Maar dat betekent toch dat hij misschien ook wel denkt in nog drie maanden professioneel actief en dat je daarna zo in de lappenmand gaat van nieuwe tumoren, nieuwe pijn, nieuwe zwaardere pijnstillers en dat je daar suf en duf van wordt en dat je misschien dan nog wel x maanden of zo kunt leven, maar toch... dat dan mijn grootste power weg is. Ik vind mijn film tot nu toe wel aardig. Het begin vind ik heel mooi. Maar ik wil proberen om jullie nog een keertje of wat serieus toe te spreken, zo serieus als ik kan. Zo serieus als ik kan...
Anneke: Het gaat nu heel slecht. Ed is opgenomen in het ziekenhuis. En ik zit thuis in mijn eentje voor de spiegel om het verhaal door te vertellen. Want voor je het weet, vergeet je dingen. Het ergste is de pijn. Ed kruipt vaak door zijn bed, over de vloer, gillend, jankend van de pijn, alsof hij gemarteld wordt. Dat wordt hij ook. Als ze dit niet kunnen veranderen, wil ik dood. Euthanasie of als het moet zelfmoord, zegt hij. Ze gaan een volkomen andere pijnstilling bij hem proberen, iets met hormonen. Ik ga een keer per dag naar het ziekenhuis. Ik moet mijn eigen krachten sparen.
...
Ed: Dieu, wat zalig. Ik ben twee dagen thuis. In het weekend dat er aan stond te komen, is er toch niemand die volop met je bezig kan zijn en om nou op zaterdag en zondag in het stilliggende ziekenhuis met hele oude mannen op zaal te liggen, mensen die met mekaar niks te maken hebben... heel erg zag ik ertegen op, vreselijk. En in hun vriendelijkheid hadden ze gezegd: Ja, je mag naar huis, hoor. Hop, alles mocht opeens. Ik heb weer hoop. Mijn specialisten hadden altijd gezegd: Van der Elsken, u moet nooit, nooit onuitstaanbaar gaan liggen lijden. U mag nooit onuitstaanbaar gaan liggen lijden. En daar heb ik ze nu dan eens duidelijk aan herinnerd. Ik heb ze ervan overtuigd dat ik gek lag te worden van de pijn. En opeens was alles anders. Het ene ogenblik knots van de pijn en een minuut later hoor ik via een fantastisch mens van de afdeling patiëntenverzorging van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, u kunt zoveel morfine-injecties krijgen als u wilt. Nou ja, en wat dat dan voor je betekent.
| |
| |
De pijn helemaal weg. En zeggen ze: Dinsdag beginnen we een nieuw offensief tegen uw ziekte. Met al die medicijnen, die ik slik en voornamelijk morfine, heb ik zoveel idiote bijwerkingen gekregen. Ik praatte met een dubbele tong. Ik sloeg wartaal uit dag en nacht. Als Anneke bij mij sliep, dan vertelde ze: Midden in de nacht kwam je aanzetten met verhalen van wat leuk die mevrouw daar achter dat gordijn, dat ze lekker brood voor ons bakt, nee, aardappeltjes voor ons zit te bakken met uitjes, lekker Duits. Of: Anneke, heb je een Duits woordenboek voor die man daar. Dat is Igor Cornelissen, iemand waarvan ik net gehoord had dat hij met een boek bezig was. Ik had allemaal dromen, veel Tweede Wereldoorlog-dingen. Veel dingen die met mijn film te maken hadden. En ik moest, moest, moest, ik moest altijd iets aanraken in bed. Ik sliep niet. Ik heb de eerste twee nachten geen minuut geslapen, alleen maar vreselijke pijn gehad. Dus ik draaide in mijn bed rond, rond, rond en probeerde daar iets aan te raken, of daar of aan het kussen. Ik probeerde me zo om te wentelen, o god nee. En met de hardste gillen. De mensen schrokken zich soms rot, echt, ik krijste. En ik probeerde met die lichaamsbewegingen, denk ik, die pijn te ontvluchten, maar dat lukte niet. Nou, en de derde avond dat ik er was, dat weten jullie dus, ben ik woest geworden, heb opgebeld naar mijn specialisten en die hebben gezegd: Ja, dit kan inderdaad niet, we verrijden die man en we beginnen opnieuw over vijf dagen. En zover ben ik nu. Zover zijn we nu. Dus ik ben godsgelukkig, heb heel veel hoop en ik heb het al meer gemerkt, als je weer eens zo dicht bij de dood geweest bent, bij die wens om dood te zijn, nou dan kan het je allemaal niet zo erg veel meer schelen. Dus zelfs als het niet verbetert, ja, dan zal ik toch zien dat ik de belangrijkste dingen van mijn werk afmaak. En dan, met Anneke en Johnny, zal ik de dood zoeken.
...
Het is ongeveer zeven weken later en ik voel me op het ogenblik min of meer fantastisch. Dankzij de specialisten van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam die me van die klote morfinevergiftiging afgeholpen hebben. Ze hebben de morfine als pijnstiller sterk verminderd en me op hormonen gezet, een medicijn dat Provera heet. En dat helpt. En na twee weken ziekenhuis kom ik thuis en daar staat dat prachtige houten bed... Het is gemaakt door onze vriend Vanni Vos, een beeldhouwer, die hier in Edam woont. Eerst had Anneke het bed zullen maken... ja, kom maar even lekker dicht bij de camera... maar die had er geen tijd voor, ja en Vanni blijkt dus nog veel genialer met hout om te gaan dan Anneke, die ook heel goed kan timmeren overigens. En ik vind het van een schoonheid en van een eenvoud. O ja, het staat op wieltjes, dat heb je inmiddels gezien. We wisten dat Vanni een groot houtartiest was, maar dit... a la, laat zo maar staan, schat... nou loop ik naar het bed en dan rij jij een beetje langs het bed... ja, ga maar rijden en geef mij het microfoonsnoer eens mee... voilà, ja, leg maar op het bed die ene kruk... ga maar met die camera rijden... en laat dan die kop zien van die paal... want Vanni heeft het bed gedecoreerd, onder andere met pauwesculpturen... en ik ga lekker naar mijn bedje waar ik, zo ziek ben ik toch nog wel, drieëntwintigeneenhalf uur per etmaal moet liggen, want ik ben zo moe, ik ben zo ontzettend gauw moe... help, daar komt
| |
| |
Anna aan... ogenblikje... ga jij maar door, schat... nou ja hier heeft Vanni een draaiend bord gemaakt waar je van alles op kan zetten en het a-centrisch heet dat geloof ik heeft vastgemaakt op een stang, en zo draait het naar binnen. Dus als ik hier lig, ja, kan er n'importe wat op dat tableau zitten... laat ook eens de papegaai zien, Anneke... o ja, dit, dat zijn slakken, die heeft ie effetjes gesneden en die worden ergens vastgeplakt of zo op het bed, gelijmd. Nou, dit is een ding waar je je aan optrekt en in ziekenhuistermen is dat een papegaai... a la... en hier is een heel lekkere lessenaar, want ik ben bezig om een zootje heel zware boeken te lezen, bijvoorbeeld Het verdriet van België van Hugo Claus. Dat is twee kilo geloof ik. Moet je zien, zalig, ik moet er natuurlijk recht voor gaan liggen. Iedere week komt Vanni met een nieuw accessoir aan... Anneke pen 's effe omhoog, dat ze dat dak goed zien... hebben ze het al gezien? ...En nu ga ik dus ...bon, moet je horen, er staat hier: Wat zijn we gelukkig als ik weer thuis ben in deze prachtomgeving. Echter twee dagen na mijn thuiskomst krijg ik 's avonds een vreselijke pijnaanval in mijn ruggegraat. Het ramt door alle pijnstillers heen. Dat is de shit van deze kanker, hij is onstabiel, onvoorspelbaar. En 's avonds laat de huisarts er bij. Ik krepeer. Ik zeg haar: als jullie dit niet kunnen verbeteren, wil ik eruit stappen, wil ik dood. Ik kan de pijn niet meer verdragen en het is toch uitzichtloos. Het ziekenhuis heeft me naar huis gestuurd met de vriendelijke boodschap: kom maar niet meer terug, laat je huisarts de behandeling maar doen. Als ze het nodig vindt, kan ze ons bellen. Kun je me helpen met euthanasie? vraag ik mijn dokter. Ze is heel ernstig. Ze weet wat ik meemaak, wat ik nu twintig maanden lang aan pijn heb meegemaakt. Maak je niet ongerust, zegt ze, als je het zeker weet, als je het zeker wilt, vinden we de weg, eventueel via die mensen van de Nederlandse
Vereniging voor Euthanasie. Wat een gevoel van rust komt er over me. Zo blij en dankbaar dat ze me van kant willen maken als het nodig is. En dan, halleluja, gebeurt er een klein wonder. De huisarts, die dus 's avonds laat bij ons was, heeft me voor accute pijnstilling een zetpil met een voor ons nieuw medicijn Dyclofenac gegeven. Na twintig minuten is alles veranderd. Geen pijn meer. Ik slaap rustig in... ik ga even rechtop zitten... met de papegaai.
De volgende ochtend is de dokter er weer. Ik wil nog een keer röntgenscanfoto's van je ruggegraat laten maken. Misschien kunnen we daarna bestralen om de pijn te verminderen. De scan-foto's worden gemaakt in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Maar de neuroloog, de uroloog, de radiotherapeut en mijn huisarts besluiten om niet te bestralen. Ik blijf me goed voelen. Ik neem regelmatig Dyclofenac in. Geen bijeffecten heeft de dokter gezegd. Langzaam krijg ik het gevoel, a la, nog één keer, ik wil doorleven. Ik ben heel zwak geworden. Tot voor kort kon ik twintig minuten per dag werken, en dan had ik nog zwaar hulp van Anneke ook nodig, dingetjes optillen en zo. Nu, de laatste week kan ik twee maal een uur per dag werken. Maar ik moet nog, want deze film moest klaar en dit is de laatste opname, dus die is klaar zullen we maar zeggen. En mijn grote retrospectieve fotoboek moet klaar. En daar moeten we nog wat aan doen. Van de week heb ik het omslag uitgezocht, waar ik heel happy mee ben. Maar het is wel echt knokken met de laatste krachten. Ook al lig ik
| |
| |
drieëntwintigeneenhalf uur per etmaal in bed, ik verveel me nooit. Ik lees veel, buiten staat die levensgrote schotelantenne voor wereldtelevisie-ontvangst, die gaat zo over de horizon. Ik heb een wereld-radio-ontvanger bij mijn bed staan en er komen veel mensen langs als ik ze kan hebben, als ik me niet te rot voel.
En buiten, hier vlak voor de deur, ja god, daar is de natuur. Op een paar meter afstand. Onze eigen beesten, schapen, de pauwen, de honden, de katten en de koeien van buurman Wim de Boer en wild, hè. Even kijken, wat heb ik opgeschreven. Eksters, kraaien, reigers, fazanten, patrijzen, roodborstjes, mezen. Dan is er op twee meter afstand een perfect schoon, gezond boerenslootje. En vorige week komt daar opeens een zwanen-echtpaar aan peddelen met vier jonkies. Gisteren
Ed van der Elsken in zijn praalbed
zegt Anneke, gôh, ik heb een winterkoninkje met kleintjes gezien. Nou, als je weet, een winterkoninkje dat is zo groot, dus ik denk die kleintjes, dat is als een capucijner, zoiets. Nee, zegt Anneke, die zijn ook zo groot, want die zijn zo ontzettend pluizig... aaaha, waar ben ik... a ja, en die sloot zit weer vol kikkers, gelukkig. Direct naast ons land, aan de noordelijke kant is een natuurreservaat met flink wat curieuze wilde beesten en op vijftien meter afstand naar daar, in het oosten ligt het IJsselmeer. We hoeven de dijk maar over en we zitten erin en we hebben een opblaas Zodiac-boot met buitenboordmotor, dus mijn kinderen die halen die boot over de dijk en scheuren over het IJsselmeer en eventueel naar Edam door de sluizen naar binnen. En ze kunnen overal heen, Monnickendam, Amsterdam bij
| |
| |
wijze van spreken, met dat bootje... a la... waar ben ik... Ach, van de week, vorige week, voelde ik me echt heel erg lekker en dan krijg ik weer dat ouderwetse gevoel van ik moet nieuwe, prachtige, grote dingen maken. Ik zei tegen Anneke, ik ga misschien een nieuwe, grote film maken. En die heet P.S. Uit het hiernamaals. En daar treed ik zelf in op met die grote engelenvleugels op mijn rug en dan vertel ik de mensen hoe het is als je dood bent, want dat willen ze allemaal graag weten. Nee, nee, roept Anneke, schei daar toch mee uit, man, ga nou lekker uitrusten, je hebt genoeg gedaan en ik ook! Iedereen is nou al maanden op de grens van overwerkt zijn en dat is waar, wat die schat nou al twintig maanden voor me doet.
...
Ik stop ermee. Ik ga afscheid nemen. Ik ben er bijna. Hou je goed allemaal. Sterkte. Doe je best. Laat zien wie je bent. Bye.
|
|