De Gids. Jaargang 155
(1992)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Kroniek & kritiekMuseaal leven
| |
[pagina 57]
| |
niet zo op de spullen die toch buiten beeld blijven. Zo zien we in de zalen van Boymans een duidelijk geïmproviseerde belichting aangebracht met grote spotlights. De wisselende en kleurige belichtingen zorgen voor een feeërieke, zo men wil vrolijk-kermisachtige sfeer. Het is een kijkje achter de schermen dat hoogst ongebruikelijk is in een museum en deze manier van presenteren zal waarschijnlijk geen school maken in Boymans. | |
The Human ClayGreenaways uitgangspunt en zijn wijze van doen verschillen hemelsbreed van de gangbare praktijk waar het de presentatie van moderne kunst betreft. Er is een precedent dat misschien een rol heeft gespeeld, de tentoonstelling die Kitaj in 1976 voor The Arts Council maakte met een aan Auden ontleende titel: The Human Clay. Deze programmatische zin werd ook door Kitajs vriend David Hockney met graagte geciteerd in de toenmalige polemiekrond de moderne legitimatie van de figuratieve kunst. Hockney: ‘The art of making a picture is much to do with a lot of Modernist ideas now. They might be “art”.’2 Hetzelfde zou van Greenaways tentoonstelling gezegd kunnen worden, want Hockney verklaarde verder: ‘And remember this: it is always figures that look at pictures. It's nothing else. There's always a little bit of mirror somewhere.’ In Rotterdam vormen de modellen, die zo prachtig worden uitgelicht, de spiegels waarin het publiek kijkt. Daarover hoeft men niet moralistisch of preuts te doen. Dit alles is één aspect en het is waarschijnlijk interessanter voor de museumstaf dan voor Greenaway en zijn helpers. Wie zijn film Prospero's Books heeft gezien, zal getroffen worden door een andere overeenkomst met de tentoonstelling. Behalve de naakten die in grote getale over het filmdoek marcheren, vliegen de emblemen en geleerde toespelingen je om ogen en oren. Het barst in deze Shakespeareadaptatie letterlijk van de verwijzingen naar | |
[pagina 58]
| |
zestiende-eeuwse, zogenaamd maniëristische kunst met inbegrip van alle iconografische hoogstandjes waar men toen zoveel plezier in had. Dat verschijnsel is niet ongebruikelijk in de Shakespeare-studies, noch in de hedendaagse kunst. Die Welt als Labyrinth, zoals de titel luidt van een nogal fantastisch boek van Gustav René Hocke uit 1957. Het boek is in pocketeditie vele malen herdrukt en onlangs is er een nieuwe prachtuitgave van verschenen. Het meer door kunstenaars en gelovige fantasten dan door kunsthistorici (de scheiding is niet absoluut) gewaardeerde boek is één van de postmodernistische incunabelen en dat wordt al aangegeven door de ondertitels. Manier und Manie in der europäischen Kunst en voor het deel over de literatuur de nog mooiere titel: Sprach-Alchemie und esoterische Kombinationskunst. Combineren,daar komt het heden op aan. In Rotterdam heeft Greenaway vooral het prentenkabinet geplunderd en daaruit veel maniëristische prenten gekozen. Toch is The Physical Self een betrekkelijk nuchtere, redelijke en optimistische show geworden. Het ordeningsprincipe blijkt traditioneel iconografisch. Greenaway presenteert het menselijk lichaam van conceptie en geboorte tot en met de ouderdom. Maar de dood krijgt geen aparte aandacht; sterfscènes, die toch zo veelvuldig voorkomen in de kunst, ontbreken. Een enkele heilige wordt gemarteld, maar dat valt niet te vermijden. Er wordt niet thematisch gelachen of gehuild en mismaaktheid speelt geen rol. Kabouters en reuzen ontbreken al evenzeer. Wat dat betreft heeft Greenaway zich keurig aan het decorum gehouden. De grote verlichte reclamefoto met de pasgeboren baby, die een | |
[pagina 59]
| |
markant punt vormt in de tentoonstelling, heeft in Nederland geen opschudding veroorzaakt, zoals in Engeland wel het geval was. Kortom, Greenaway heeft iets moois en onderhoudens gemaakt volgens een concept dat enerzijds traditioneel iconografisch is, zonder verklaringen van de soms moeilijke kunstwerken, anderzijds stoelt zijn expositie op herinneringen aan de modelklas op de academie. De uitgangspunten zijn zo ouderwets dat ze weer voor modern kunnen doorgaan en daar is niets op tegen. Het is een aardige kunsthistorische les voor museumstaf en publiek. Maar wat zou het aardig zijn als de bezoekers in de gelegenheid werden gesteld om zich met krukjes en tekenplanken rond de modellen te scharen. Tekenen en in de pauzes naar de wanden om te zien hoe ze het vroeger deden. Daar zou iedere rechtgeaarde tekenaar zich zowel geestelijk als lichamelijk wel bij bevinden. |