De Gids. Jaargang 154
(1991)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 882]
| |
Jos Perry
| |
[pagina 883]
| |
Leider en volgelingHet woord fout is niet toevallig gekozen. Na een periode waarin anti-amerikanisme in was en anti-communisme uit, lijken de bordjes nu weer verhangen. Annie Romein heeft de postume pech dat de eerste uitvoerige studie van haar leven en werk het licht zag in een ideologisch klimaat waarin begrip voor opvattingen als de hare geen courant artikel is.Ga naar eind3. ‘Hoe konden zulke intelligente mensen zo naïeve standpunten innemen?’, dat is zo ongeveer het welwillendste commentaar dat je nog kunt horen. Ook in de zojuist genoemde biografie klinkt die verbazing door. Niet gehinderd door enige affiniteit met het linkse milieu waarin het onderwerp van haar studie zich haar leven lang bewoog, en meer geïrriteerd dan geïnspireerd door de dwarsheid en strijdbaarheid van deze rasschrijfster, maakte Angenies Brandenburg van Annie Romein-Verschoor een gefrustreerd aanhangsel van een begaafde man. Meteen aan het begin van hun vijfenveertig jaren omvattende verbintenis zou de verhouding er al een zijn geweest van leider (hij) en volgeling (zij). Zo zou het ‘uitsluitend en alleen Jan Romein’ zijn geweest door wie zij zich voor het socialisme liet winnen. Van dergelijke onbewezen en ook niet erg aannemelijke veronderstellingen (die daarom niet minder apodictisch geformuleerd zijn) ritselt het in de biografie.Ga naar eind4. De eigen politieke stellingname van Annie Romein-Verschoor wordt daarmee tekort gedaan. Die stellingname vertoont meer karakter, morele kwaliteit en intellectueel kaliber dan typeringen als ‘moedertje Stalin’ suggereren.Ga naar eind5. Toen in 1917 in Rusland de revolutie uitbrak, was zij tweeëntwintig. Voor haar en een reeks leeftijdgenoten werd die gebeurtenis ‘een schok in de eigen verovering van de wereld’, zoals zij het later zelf omschreef. Hun idealisme, hun vernieuwingsdrang, tot dan toe heel breed en algemeen en op niets in het bijzonder gericht, kreeg ineens vorm en inhoud. Zij verdiepten zich in het marxisme, sloten zich aan bij organisaties van revolutionair-socialistische studenten en intellectuelen, vervolgens bij de communistische partij. Was An Verschoor een onbeschreven blad, dat de revolutie, de tijdgeest en medestudent Jan Romein naar hartelust (dus rood) konden inkleuren? Tot die misleidende voorstelling van zaken heeft zij misschien zelf mede aanleiding gegeven door alles wat in haar politieke leven aan 1917 voorafging enigszins te bagatelliseren. Weliswaar heeft zij bij verschillende gelegenheden verteld dat het de tegenstellingen in de Indische, koloniale maatschappij rond de eeuwwisseling waren en daarnaast contacten met figuren als haar nonconformistische geschiedenisleraar Reeser, die haar als scholier naar het socialisme dreven. Maar, de zestienjarige toetsend aan later verworven criteria, noemt zij zichzelf als pril socialiste ‘schamel geschoold’. Socialisme was iets dat een theoretisch fundament behoefde en dat was er (nog) niet. De eerste jaren aan de universiteit brachten wel een verruiming van blik, maar toch, als we haarzelf moeten geloven, binnen nauwe grenzen. Zo heeft zij wel eens opgemerkt dat in de Nederlandse studentenpers tijdens de jaren van de Eerste Wereldoorlog - zij maakte toen zelf deel uit van de redactie van het studentenblad Minerva - nauwelijks enige betrokkenheid bij die oorlog blijkt. Het revolutiejaar 1917 was het keerpunt - en zo heeft zij het ook haar leven lang gezien. Voor een biografe die het politieke reduceert tot het persoonlijke moet het dus een geschenk uit de hemel zijn geweest dat 1917 ook het jaar bleek te zijn waarin An Verschoor en Jan Romein elkaar vonden. | |
MinervaWaarom kwamen in die jaren bepaalde jongelieden wel en andere - met vaak dezelfde achtergrond en afkomst - niet tot het marxisme? Vragen als deze zijn, zo merkt Karel van het Reve op, even moeilijk te beantwoorden als de vraag waarom ten tijde van de Reformatie de een calvinist werd en de ander katholiek bleef.Ga naar eind6. Maar in het geval van Annie Verschoor doet zich de omstandigheid voor dat we wat betreft | |
[pagina 884]
| |
de jaren vóór 1917 niet alleen op herinneringen van haar zelf en anderen hoeven af te gaan. We hebben ook een reeks geschriften van haar uit die bewuste jaren, niet gekleurd dus door wijsheid achteraf. Dat zijn haar artikelen in het al genoemde blad Minerva. Zij leverde over een periode van vijf jaar (1915-1920) dertig bijdragen van wisselende omvang. Voorzover ik weet is er nooit iets van opgenomen in bundels of bloemlezingen en ook Brandenburg doet er weinig mee. Ze passen niet zo goed in het beeld dat zij ons voorhoudt. Ze vertellen een heel ander verhaal. Annie Verschoor studeerde vanaf 1914 letteren. Zij volgde colleges bij professoren in de taal- en letterkunde. Maar erg inspirerend waren die voor haar niet. Haar geestelijk voedsel haalde ze elders; bijvoorbeeld in de poëzie van dichters als Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst. Dat deze schrijvers marxist waren, is daarbij niet doorslaggevend geweest. Wat haar in hun werk aansprak, was het samengaan van zeggingskracht en politiek-sociale bewogenheid. Die combinatie werd een rode draad in haar hele oeuvre. Kritisch-afwijzend stond zij tegenover kunst omwille van de kunst zelf; kunst die de maatschappij negeert. Dat zien we meteen in haar allereerste bijdrage aan Minerva. Dat eerste artikel, afgedrukt in het nummer van 2 december 1915, is een speurtocht naar sporen van de wereldoorlog in de recente Nederlandse en Vlaamse literatuur. Ze zoekt niet de patriottistische peptalk - die er natuurlijk óók was. Evenmin ‘het Tachtiger-streven naar het hoge’.Ga naar eind7. Ze zoekt de persoonlijke betrokkenheid van de schrijver bij, de getroffenheid door, de ellende die de oorlog aanricht. Ze schrijft daarover niet hoog te paard gezeten, als koel oordelende rechter, maar integendeel met een soort schaamte. Ze zoekt in de literatuur naar echo's, naar parallellen van haar eigen worsteling met die oorlog. Het was haar persoonlijke gevoel van onmacht dat zij weerspiegeld vond in de oorlogsdagboeken van Stijn Streuvels, in de gedichten van Jacob Israël de Haan. ‘Wat was mijn gevoel waard, dat niet in opstand kwam tegen laconiek zorgen voor eigen alledaagse belangetjes...’ Hoe is het in vredesnaam mogelijk, vraagt zij zich af, dat al dit gruwelijke in de wereld gebeurt en dat wij gewoon doorgaan met koffiezetten en college lopen en uittreksels maken en tentamens voorbereiden? Dat juist deze vrouw (die volgens sommigen de neiging had voor de persoonlijke emotie weg te vluchten in sociologische en politieke algemeenheden) in haar allereerste ‘essay’ zulke ingewikkelde en persoonlijke dingen als ‘twijfel aan eigen gevoelsvatbaarheid’ onder woorden brengt, is dat niet op zijn minst heel curieus? Als zij een halve eeuw later in De Gids schrijft over de ‘loodzware problematiek van de menselijke verantwoordelijkheid tegenover koude oorlog, overbevolking, en wereldarmoede’, dan gaat het over dezelfde dingen; die worsteling hield nooit op. En dat ‘loodzware’ was geen frase. Die dingen drukten haar. Wie hier een vlucht in algemeenheden veronderstelt, moet haar wel als een masochiste beschouwen. Wie haar Minerva-debuut leest kan zich nauwelijks voorstellen dat de schrijfster een tweedejaars studente is; dat zij pas twintig is. Haar betoog is verbluffend ter zake, volwassen van inzicht, persoonlijk van toon. Even persoonlijk is haar volgende bijdrage, in Minerva van 23 maart 1916.Ga naar eind8. Waarom geschreven? Niet om een nieuwe theorie te ontvouwen maar, zoals ze zelf heel huiselijk meedeelt, omdat ze al ruim een week de kriebels heeft - over een toneelkritiek. Een van de dingen die haar erin stoorden, was de stereotiepe voorstelling van sociale groepen als bootwerkers en aristocraten. Ofschoon zij in haar communistische tijd zelf wel eens cliché-formules over ‘het naar zijn bevrijding worstelend proletariaat’ uit de pen zou laten vloeien, toonde zij in haar kijk op arbeiders heel wat meer werkelijkheidszin dan de doorsnee linkse intellectueel. Temidden van de oorlogsellende was er ook in haar, al maanden voordat het bewind van de Russische tsaar ineenstortte, een vast geloof in ‘komende nieuwe groei’. Zij typeerde de periode die zij beleefde als ‘een tijd van zoeken en meenen te vinden’. Maar voegde daar met- | |
[pagina 885]
| |
een met typerende relativering aan toe: ‘of ziet ieder jong geslacht zijn eigen tijd zoo?’Ga naar eind9. Toneel en literatuur vormen op het eerste gezicht het onderwerp van de meeste van haar bijdragen; maar bij minder oppervlakkige waarneming blijkt het meestal over méér te gaan. Telkens stuit je op thema's die haar haar leven lang zullen bezighouden. Verantwoordelijkheid; afkeer van censuur en zelfcensuur; de ‘dubbele roeping’ van de vrouw; de perverterende werking van de koloniale overheersing; afwijzing van het l'art pour l'art... Dat laatste thema herneemt zij in een driedelig essay over de Britse auteur John Masefield.Ga naar eind10. Welk een heerlijk beeld in onze tijd, verzucht zij, ‘een dichter, die bij het uitbreken van de oorlog naar het front trekt om voor de hospitalen houten emmers te maken en als duvelstoejager dienst te doen.’Ga naar eind11. Het was geen oproep aan de schrijvers aller landen hun schrijfgerei in de kachel te gooien. Dat heeft zij zelf ook nooit gedaan. Maar voor kunstenaars die zich systematisch afsluiten voor het hier en nu, sterker, die menen dit aan hun roeping verplicht te zijn, kan zij weinig sympathie opbrengen. De wereld om haar heen vroeg om idealisme; idealisme dat zich vertaalde in doelgericht, ‘nuttig’ handelen. | |
De grote samenhangen zienHierboven werd de vraag opgeworpen waarom de een marxist of communist wordt en de ander niet. Ik heb niet de illusie dat ik daarop met enkele grepen uit Annie Romein-Verschoors jeugdwerk een afdoend antwoord heb gegeven. Wel maken die grepen duidelijk dat deze schrijfster geen windvaan was. Zij was al ‘iemand’ - iemand met een eigen kijk op de dingen -, toen in 1917 in Rusland de revolutie uitbrak en zij met het marxisme en het communisme in aanraking kwam. Dat verklaart mede waarom zij nooit echt in het partijmarxisme is opgegaan; waarom zij haar innerlijke onafhankelijkheid behield. Partijdiscipline, van bovenaf opgelegde inzichten, van bovenaf opgelegde veranderingen van inzicht - daar was zij geen type voor. Jarenlang is zij lid geweest van de communistische partij. Maar afgezien van enkele artikeltjes in De Tribune, was zij er niet actief in. Wel bevestigde het communisme een houding die voordien al aanwezig was. Het besef van het immense algemene leed maakt het klagen over persoonlijke ellende in haar ogen bijna onfatsoenlijk. Typerend is de voldoening waarmee zij, in bovengenoemd Minerva-debuut, vaststelt dat de schrijfster Hélène Swarth, overstelpt door de algemene ellende, haar klachten eindelijk van eigen leed had afgewend. Ze wantrouwde alles wat zweemde naar narcisme en navelstaarderij. In haar ‘In memoriam Rosa Luxemburg’ schrijft zij: ‘Een strijdende vrouw moet veel offeren van wat het mooiste in haar kon zijn; zachte vriendelijkheid, rust en harmonie, maar in een wereld vol schreeuwende tegenstellingen gaat het niet om aanbiddelijkheid.’Ga naar eind12. Met woorden als ‘heldin’ was zij nooit scheutig, maar hier gebruikte ze het. Later zou zij Rosa Luxemburgs brieven uit de gevangenis vertalen. Zij typeerde haar als een vrouw ‘die boven haar eigen leed stond’. Wat het zwaarst was moest het zwaarst wegen, zowel in het persoonlijke leven als in de wetenschapsbeoefening. Marxisme betekende voor haar en haar man niet in de laatste plaats de opdracht ‘de grote samenhangen te zien’. Vandaar dat bijvoorbeeld de gedachte om een dissertatie-onderwerp in de vaderlandse geschiedenis te zoeken hun aanvankelijk ver lag. ‘Dwaas natuurlijk, want later zouden we gaan zien dat wie ernst wou maken met een historisch-materialistische geschiedbeschouwing juist op kleine schaal zou moeten beginnen om de historische samenhang van de menselijke leefgebieden op het spoor te komen.’Ga naar eind13. | |
VolksfrontDe jaren dertig brachten zowel in hun historische belangstelling als op het politieke vlak een wending naar het nationale. Het werden de vruchtbare jaren van het schrijven van De lage landen bij de zee en Erflaters van onze beschaving. | |
[pagina 886]
| |
Ook Annie Romeins proefschrift Vrouwenspiegel was een poging tot het zien van samenhangen op Nederlandse schaal. Wat het politieke betreft: de afstand tot de cpn werd in de jaren van de beruchte Moskouse processen groter, maar niet heel groot. Van zoiets als een breuk was in elk geval aan de buitenkant niet veel te merken; temeer omdat haar activiteit in die partij zoals gezegd ook voordien beperkt was gebleven. Dat kwam zeker niet voort uit een weerzin tegen het werken in formele verbanden. Integendeel, het is juist opvallend hoezeer zij zich vanaf ongeveer 1935 weert in volksfront-achtige organisaties en bladen waarin linkse intellectuelen en kunstenaars van verschillende opvattingen samenwerkten.Ga naar eind14. Al te gemakkelijk heeft men er wel het stempel van ‘communistische mantelorganisaties’ op gedrukt. In deze verbanden ging het echter niet om zieltjeswinnerij voor een Sovjet-Holland; het ging om bestrijding van de oprukkende bruine en zwarte terreur in Europa. Annie Romein werd secretaris van de anti-fascistische Bond van Kunstenaars ter verdediging van Kulturele Rechten, speelde een rol in het antinationaal-socialistische Comité van Waakzaamheid, en schreef een brochure voor Hulp aan Spanje. In de oorlogsjaren was zij betrokken bij het illegale blad De Vrije Kunstenaar en bij plannen voor de organisatie van het naoorlogse kunstleven. In 1946 werd zij redacteur van het eveneens in de illegaliteit ontstane blad De Vrije Katheder. De periode van samenwerking en dialoog duurde vijftien jaar. Ze eindigde in 1950 - wat Annie Romein betreft: onvrijwillig. De cpn wilde dat De Vrije Katheder resoluut koos voor de Sovjetunie. Die houding maakte de samenwerking van communisten en niet-communisten in het blad feitelijk onmogelijk. Het werd opgeheven. In een artikel in De Waarheid kreeg Annie Romein-Verschoor de schuld. Zij werd voorgesteld als handlanger van de Amerikaanse oorlogshitsers. | |
De Derde WegEen mooi moment om anti-communiste te worden. Dat werd zij niet. Ze onthield zich van tirades tegen Sovjet-Rusland en de cpn. Haar standpunt in de jaren vijftig is dat van de Derde Weg. Het voorkomen van een nieuwe oorlog stond voorop. De leden van de Derde Weg-groep meenden dat de wereldvrede niet gediend was met onvoorwaardelijke steun aan een van de twee machtsblokken in de Koude Oorlog. Zij wilden zich niet laten ‘misbruiken’ in de propaganda van het ene blok tegen het andere. Zij protesteerden in 1956 tegen de Russische militaire interventie in Hongarije. Maar in één adem werd ook het ‘vrije Westen’ veroordeeld. Het ‘Feind hört mit’-syndroom speelde een grote rol. ‘De tegenstander niet in de kaart te willen spelen betekende een aanzienlijke beperking van haar openhartigheid,’ zegt Maarten Brands over Annie Romein. Voor die openhartigheid had zij immers maar al te vaak leergeld betaald. ‘De ervaring dat vroegere medestanders haar woorden later tegen haar zouden gebruiken, is haar niet bespaard gebleven.’Ga naar eind15. Volgens Hilda Verwey zou Annie Romein-Verschoor nog tot diep in de jaren vijftig geloofd en geschreven hebben dat vrijwel alles in Rusland beter was dan in het Westen.Ga naar eind16. Nu er een bibliografie van Annie Romein beschikbaar is, moet het een koud kunstje zijn het bewijsmateriaal voor die stelling te leveren. Ik denk dat Hilda Verwey het niet zal vinden. Er zijn over de fellow travellers nogal wat mythes in omloop. Karel van het Reve wijst erop dat als de Romeinen al tot die fellow travellers gerekend moeten worden, zij niet van het soort waren dat zijn mening wijzigde bij iedere koersverandering in Moskou. Hun loyaliteitsgevoelens, of wat daar na de Moskouse processen en de oorlog nog van restte, sprak misschien meer uit hun stilzwijgen over een aantal zaken dan uit lofzangen als waar Verwey op doelt. Zij en hun geestverwanten ‘steunden Stalin zonder stalinist te zijn’.Ga naar eind17. Van goedpraten van onderdrukking en totalitarisme was | |
[pagina 887]
| |
geen sprake. Zo kwam Annie Romein tegenover een partijcommunist als Theun de Vries op voor het recht op een afwijkende mening. Ze kritiseerde het arbeiderisme, de idealisering van het proletariaat zoals dat in communistische kring gangbaar was. Ze nam het op voor de Russische schrijver Boris Pasternak. Ze nam afstand van het Russische socialistisch realisme, dat ze een ‘voortdurend vervormen van de realiteit naar de leer’ noemde.Ga naar eind18. Het klinkt allemaal niet erg pro-Sovjet. | |
Een terugblikEen van haar laatste publikaties was een artikel in het blad Rekenschap. Kort voor haar dood schreef zij op verzoek van de redactie een terugblik op 1917. Zij herinnerde zich de gespannen aandacht waarmee zijzelf en haar geestverwanten de ontwikkelingen volgden. Ze wees er ook op hoe de revolutie ‘die weg zonder eind werd opgedreven van geweld tegen geweld’. Maar, voegt ze daar meteen aan toe, ‘dat is een stuk later moeizaam veroverd inzicht.’ Geweld tegen geweld: dat klinkt apologetisch, nietwaar, de revolutie moest zich verdedigen tegen de contra-revolutie, al dat bloedvergieten was helaas noodzakelijk, het was de schuld van de reactie... Maar zij spreekt ook van een weg zonder eind, en daarmee is de hele ontaarding van die revolutie aangeduid op een manier die weinig ruimte laat voor illusies. Toch leidde dat moeizaam veroverde inzicht niet tot moedeloosheid. Wel tot een wegvallen van zekerheden. Wat overbleef, schrijft ze, was die ene zekerheid ‘dat er achter iedere nederlaag een nieuwe mogelijkheid ligt.’Ga naar eind19. In een lezing rekende Hella Haasse Annie Romein-Verschoor tot de twintigste-eeuwse ‘erflaters van onze beschaving’.Ga naar eind20. Wat mij betreft mag die typering ook gelden voor de manier waarop zij politiek stelling nam. Niet zozeer om haar standpunten over allerlei zaken; standpunten die onvermijdelijk gedateerd zijn, reacties waren op situaties die nu niet meer in die vorm bestaan. Wel om haar houding; haar verantwoordelijkheidsbesef. Het gevoel van verantwoordelijkheid bleef in haar door de jaren heen onverzwakt. Het hield stand, ook toen haar wereldbeeld steeds ingewikkelder en tegenstrijdiger werd; toen alles wat er in de wereld scheef zit steeds onoplosbaarder leek te worden. ‘Verantwoordelijkheid’ is een van de sleutelwoorden in haar werk. De literatuur, de sociologie, de geschiedschrijving stonden voor haar in dienst van het leven. Ze werden nooit een alibi om zich van het strijdgewoel afzijdig te houden. Zij bleef de idealen uit haar studententijd trouw. |
|