[Nummer 10/11]
Inleiding
Dit dubbelnummer over Suriname verschijnt exact op de vijftiende verjaardag van de Republiek Suriname. Het is overigens niet opgezet als een retrospectief en of er veel te vieren valt, is maar de vraag. Mensenrechtenactivist Stanley Rensch die kort geleden naar Suriname terugkeerde, liet in ieder geval zijn feestneus achter in Drenthe. De schaakstelling die Suriname heet, is er niet eenvoudiger op geworden. Ten tijde van de eerste Surinamespecial van De Gids, in 1970, leken de verhoudingen nog relatief doorzichtig: een staat in wording, op weg naar de onafhankelijkheid. Wij tegen hen. Zo simpel liggen de zaken niet meer. Suriname kreeg na 1975 veel te stellen, vooral ook met zichzelf. De daad was bij het woord gevoegd, de werkelijke waarde van het woord kon gewogen worden. En de woorden namen toe: steeds meer groepen uit de Surinaamse samenleving verhieven hun stem, steeds meer talen werden gehoord, niet enkel
Paul Woei, Ritual of life
‘onder de markt’, maar ook in de politieke arena en niet te vergeten: in de literatuur. Na 1980 werden retoriek en idealisme met groeiende verbittering doorgeprikt. Ze verdwenen nooit geheel, maar moesten wel ruimte vrij geven voor de desillusie en: het realisme. Velen namen de wijk of moesten de wijk nemen, op weg naar een in plastic verpakte welvaart of een in drukinkt neergelegde vrijheid; de Luchthaven Schiphol zag een eenrichtingsverkeer van tienduizenden. Qua omvang ligt de Surinaamse populatie in Nederland inmiddels niet ver van die in Suriname af. En terwijl twintig jaar emigratie de Atlantische kloof dieper en dieper lijkt te hebben gemaakt, breidt de luchtbrug van pakketten zich nog steeds uit. Het vliegtuig dat eens
fajalobi - vurige liefde - heette is neergestort, maar de
Ixora macrothyrsa bloeit nog steeds in Suriname.
M.v.K.