Gerrit Sangers
Arrangement
Fluwelen wagens rijden ondergronds. Ze zijn zacht, stralen een gloed uit. Herinnert me aan de speelgoedspoorbaan uit mijn kindertijd. Gedachten komen in, gaan weer weg als de conducteur zijn spiegelei heft. Verder gaan we, die vreselijke stenen stad lang achter ons. Vormeloos, normenloos torenen bomen uit de velden. Zinnen verlaten mijn mond, zinloos allemaal. En een stem dringt ze opnieuw terug naar de plaats vanwaar we kwamen. Leeuwarden. Een in reclameborden verpakte kerktorenspits. Sneeuw in de zomer. Brandende liftkokers. Glimlachende mensen, ogen vol haat en jaloezie. Madeloes heft haar glas rode wijn. Je zou het opgeven, zegt ze, je zou ermee ophouden. Het is nog zinlozer dan zinloos. Dagen hang je gebogen over je Olympia Traveller en je hebt niet één overtuigend woord geschreven. Je zou er beter aan doen een vak te leren. Antwoorden doe ik haar niet. Ergens in de wereld buigt mijn dubbelganger zich over zijn papier, zijn machine en hij schrijft mijn verhaal. Begrijp je niet, Marloes, dat hij mij leegrooft. Hij gaat ervandoor met mijn werk dat ik op de trein heb gezet. Treinen rijden rond, komen steeds langs. Maar hij of zij laat ze ontsporen onderweg. Niets overleeft. Zij, het moet een meisje zijn, zij is mijn dubbelganger, zij is mijn schrijfster. Al dat ik moet doen is haar vinden, met haar slapen. Mijn zaad in haar schoot brengen in ruil voor mijn naam. Wat geeft het nog als ik niet meer schrijf? Zij zal voor mij schrijven. Ik zal het lezen. Langzaam onttrekt ze al het leven uit mij en maakt er verhalen van. Als ik nog niet dood ben is zij de enige in deze wereld die de reden weet. Uit de lade neem ik een pak blanco papier. Je moet weten, Madeloes, Loes, dat ik nog steeds alles kan. Schrijven kan onmogelijk verslavend zijn. Verlangen naar jou is dat wel. Zelfs nu je daar leeft, in Zweden. Dannemora. Met die halvegare leraar van je. Ik vraag me af of ik sterker ben dan hij is. Niet fysiek. Ik leg het tegen mijn oude moeder af. Nee, kan ik
zoveel kracht ontwikkelen om hem uit jouw bed te denken? Kruiswegen zal ik doen, alweer. Niet voor jou, dat is allemaal verspild, zaad op de rotsgrond. Ook jij zal wel weten dat dat een zonde is: verspilling. Je vond het zelfs nodig om een dominee te consulteren om zo je maagdeloosheid te bedekken. Hoeveel onze vaders, hoeveel psalmen zijn daarvoor nodig? Ben je nu weer maagd? Het is wel pijnlijk te bedenken dat mensen als jij de opvoeding van onze kinderen ter hand nemen. Enkel omdat je ervoor geleerd hebt. Kun je zoiets leren? Is die troep giechelende meiden die ik drie jaar geleden in jouw flat aantrof dan zomaar volwassen geworden? Al die domme bolle christelijke meiden? God moge me vergeven dat ik je ge-