De Gids. Jaargang 152
(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 793]
| |
S.F. Baekers
| |
De historische feitenDat Mozart een hechte relatie met de dood kan worden toegeschreven, laat zich met talrijke biografische feiten staven. Al op jeugdige leeftijd kwam hij met de dood oog in oog te staan. Nog maar net negen jaar oud overviel hem in september 1765 op de terugreis vanuit Engeland naar huis een ernstige koorts tijdens zijn verblijf in Den Haag. Hoewel hij op de rand tussen leven en dood balanceerde, bleef de jonge Amadeus op zijn ziekbed doorgaan met componeren.Ga naar eind2. Ook op zijn sterfbed, zo'n vijfentwintig jaar later, manifesteerde zich deze onbedwingbare scheppingsdrang bij Mozart, die letterlijk tot aan zijn laatste ademtocht in | |
[pagina 794]
| |
beslag genomen werd door zijn onvoltooid gebleven Requiem.Ga naar eind3. Nauwelijks twee jaar na zijn Haagse confrontatie met de dood kon een overhaaste vlucht van de familie Mozart uit Wenen, waar een pokkenepidemie heerste, niet verhinderen dat Wolfgang met deze gevaarlijke ziekte werd besmet. In de schaduw van de dood teisterde hem bovendien een blindheid, die negen dagen aanhield.Ga naar eind4.
Behalve deze jeugdige ervaringen aan den lijve met de dood ondergaat Mozart op latere leeftijd nog twee schokkende confrontaties, wanneer in 1778 zijn moeder en in 1787 zijn vader sterft. Zwaar treft het noodlot Mozart tijdens zijn concertreis naar Parijs, die hij in 1778 in gezelschap van zijn moeder onderneemt. Zijn financiële positie is nijpend geworden, terwijl zijn concerten een lauwe ontvangst in Parijs ten deel valt. Tot overmaat van ramp wordt zijn moeder geveld door een ziekte, waarschijnlijk een vorm van tyfus, die haar in korte tijd ten grave zal voeren. Wanneer zij gestorven is, durft Mozart, uit angst voor de ontwrichtende uitwerking van de jobstijding, zijn vader niet meteen de harde waarheid te berichten. Daarom stuurt hij eerst een brief aan Abbé Bullinger, een goede huisvriend van de familie in Salzburg, met het verzoek zijn vader voorzichtig voor te bereiden op het overlijden van diens vrouw. In de aanhef van deze brief geeft Mozart uiting aan zijn hevige gemoedsbeweging: ‘Trauern sie mit mir, mein freünd! - dies war der Trauerigste Tag in meinem leben - dies schreibe ich um 2 uhr nachts' ich muss es ihnen doch sagen, meine Mutter, Meine liebe Mutter ist nicht mehr!’Ga naar eind5. Minder de vrije loop laat Mozart zijn emoties in de brief die hij zes dagen later aan zijn vader schrijft. Het oogmerk daarvan is duidelijk. Met troostrijke woorden wil Amadeus het smartelijke verlies waaronder zijn vader gebukt gaat, draaglijker maken. Daartoe benadrukt hij dat de dood niet te vrezen is, omdat hij de belofte van hereniging met het verlorene inhoudt. Het vooruitzicht van een gelukkiger dan het aardse samenzijn bepaalt Mozarts houding tegenover de dood: ‘Nur die Zeit ist uns unbekannt - das macht mir aber gar nicht bang - wann gott will, dann will ich auch.’Ga naar eind6.
Een dergelijke vertroosting, die Mozarts band met de dood onthult, vinden we eveneens in een brief aan zijn vader, negen jaar later. In april 1787, amper twee maanden voordat zijn vader overlijdt, schrijft Mozart hem dat de dood kan worden opgevat als ‘der wahre Endzweck unsers lebens’. Het naderende einde van zijn vader voorvoelend wil Mozart hem, zonder hem te verontrusten, bemoedigen door een bespiegeling, waarin hij zijn eigen relatie tot de dood uitspreekt. Vertrouwd als hij is met de dood, ‘mit diesem wahren, besten freunde des Menschen’, heeft voor hem het sterven, zo onthult Mozart, ‘nichts schreckendes,... sondern recht viel beruhigendes und tröstendes’. Hoezeer het doodsbesef deel uitmaakt van zijn leven, blijkt ook daaruit dat hij zijn vader bekent: ‘ich lege mich nie zu bette ohne zu bedenken dass ich vielleicht (so Jung als ich bin) den andern tag nicht mehr seyn werde.’Ga naar eind7. Wanneer zijn vader overleden is, schrijft Mozart aan zijn zuster Nannerl: ‘Du kannst dir leicht vorstellen wie Schmerzhaft mir die trauerige Nachricht des gähen Todsfalls unsers liebsten Vatters war, da der Verlust bey uns gleich ist.’Ga naar eind8. Zijn emoties beteugelend om Nannerl te ontzien geeft Wolfgang daarmee op ingehouden wijze blijk van de zware schok die de dood wederom teweeg heeft gebracht in zijn kortstondige bestaan, dat ook zelf al bijna ten einde liep. Uit de hier aangehaalde historische feiten laat zich aflezen hoezeer Mozarts leven stond onder het teken van de dood. | |
De romantische mytheIn het middelpunt staat de band tussen Mozart en de dood ook bij Poesjkin en Mörike, die ieder op een onovertroffen wijze een literair-mythisch gedenkteken voor de componist en zijn muziek van gene zijde hebben opgericht. Poesjkins eenakter Mozart en Salieri | |
[pagina 795]
| |
neemt daarbij de ten dode gedoemde schepper van het onaards vertroostende Requiem tot thema. En Mörike's novelle Mozart auf der Reise nach Prag heeft als melancholieke spil de schaduw van de dood, die reeds over Mozart ligt wanneer hij de grens van het leven overschrijdt in Don Giovanni. Veel van wat hun literaire mythe schildert, onttrekt zich zonder twijfel aan staving door historisch feitenmateriaal. Zo is bijvoorbeeld de suggestie van Poesjkin, als zou Salieri Mozart hebben vergiftigd, nooit bewezen, ook al heeft Mozart zelf kort voor zijn dood een verdenking in die richting gekoesterd en heeft Salieri, vermoedelijk in een vlaag van verstandsverbijstering, jaren nadien schuld bekend en uit berouw zichzelf het leven willen benemen. En evenmin is het waarschijnlijk dat de wederwaardigheden die Mörike schetst, Mozart in werkelijkheid op zijn reis naar Praag zijn overkomen. De kern van hun poëtisering laat zich niettemin in overeenstemming brengen met de historische feiten. Met hun mythe laten Poesjkin en Mörike de schimmige persoon van Mozart, die door de dood is getekend, opgaan in zijn etherische muziek. Daardoor treedt ook Mozarts trek van wereldvreemde afzijdigheid bij hen sterk op de voorgrond. Poesjkin benadrukt deze afzijdigheid en de daaruit volgende maatschappelijke onaangepastheid wanneer hij Salieri laat verzuchten: ‘Die eeuwige lanterfant!... O, Mozart, Mozart!’Ga naar eind9., en wanneer hij Mozart laat bekennen: ‘Maar weinigen zijn wij, wij lediggangers/ Verkorenen, verachters van het nut/ Wij priesters die alleen de schoonheid dienen.’Ga naar eind10. Mörike beklemtoont eveneens de weinig profijtelijke onaardsheid, die de dood in zijn kielzog meesleept, als hij van Mozart zegt: ‘... es wirkte eben alles, Schicksal und Naturell und eigene Schuld zusammen, den einzigen Mann nicht gedeihen zu lassen.’Ga naar eind11.
Belangrijk voor de vormgeving van de mythe is tevens de samenhang tussen het in het teken van de dood staande leven van Mozart en twee kroonjuwelen in diens werk: Don Giovanni en het Requiem. Met nauw verholen ontsteltenis vertelt Mozart in Poesjkins eenakter aan Salieri van de omineuze opdracht tot het schrijven van een dodenmis: ‘... daar staat een man in 't zwart/ Die hoflijk buigt en mij een Requiem/ bestelt, en weer verdwijnt...’Ga naar eind12. Als onheilspellende voorbode van een spoedig einde blijft de gedachte aan zijn duistere opdrachtgever Mozart achtervolgen. ‘Ach, dag noch nacht laat mij mijn zwarte man/ Met rust, en als een schaduw volgt hij mij/ Waar of ik ga; zelfs nu komt het mij voor/ Dat hij als derde hier aan tafel zit.’Ga naar eind13. Wij weten nu dat de geheimzinnige opdracht afkomstig was van een zekere graaf von Walsegg, die de door Mozart gecomponeerde mis valselijk onder zijn naam wilde laten uitvoeren.Ga naar eind14. Maar dat historische feit, waarvan Poesjkin en Mozart zelf nog geen kennis hadden, laat het angstaanjagende effect van de verschijning van de zwarte man onverlet. Poesjkins schildering lijkt daarom, ondanks de feitelijke lacune, toch in overeenstemming te zijn met de eigen ervaring van Mozart, die eveneens zijn mysterieuze bezoeker schijnt te hebben gehouden voor een afgezant van gene zijde, door wie - zoals door de stenen gast in Don Giovanni - het einde werd aangezegd.Ga naar eind15.
Ook Mörike schildert in zijn novelle de verwevenheid van dood en werk bij Mozart. Dat doet hij bijvoorbeeld in de scène, waarin Mozart een privé-concert geeft ten kastele van de adellijke familie die hem op zijn reis van Wenen naar Praag gastvrij onderdak biedt. Mörike beschrijft hoe Mozart voordat hij aan het klavier een aangrijpend gedeelte van zijn pas voltooide Don Giovanni ten gehore brengt, de ambiance aanpast aan de muziek. ‘Er löschte ohne weiteres die Kerzen der beiden neben ihm stehenden Armleuchter aus, und jener furchtbare Choral: “Dein lachen endet vor der Morgenröte!” erklang durch die Totenstille des Zimmers.’ De poëtische weergave van de muziek die dan klinkt, duidt met ongeëvenaarde zeggingskracht de koele eenzaamheid van de dood aan. ‘Wie von entlegenen Ster- | |
[pagina 796]
| |
nenkreisen fallen die Töne aus silbernen Posaunen, eiskalt, Mark und Seele durchschneidend, herunter durch die blaue Nacht.’Ga naar eind16. En als Mozart zijn gehoor verhaalt van zijn gevoelens tijdens het componeren van de opera, blijkt eveneens duidelijk de samenhang tussen werk en doodsbesef. ‘Ich sagte zu mir selbst: wenn du noch diese Nacht wegstürbest, und müsstest diese Partitur an diesem Punkt verlassen: ob dir's auch Ruh im Grabe liess'?’Ga naar eind17. Tenslotte laat Mörike de echo van deze noodlotsgedachte nog spoken door het hoofd van een der aanwezigen bij het concert, de gevoelige Franziska. Haar intuïtie onthult na het vertrek van Mozart, met de scherpte van de terugblik, de band tussen dood en scheppingsdrang. ‘Es ward ihr gewiss, so ganz gewiss, dass dieser Mann sich schnell und unaufhaltsam in seiner Glut verzehre, dass er nur eine flüchtige Erscheinung auf der Erde sein könne, weil sie den Überfluss, den er verströmen würde, in Wahrheit nicht ertrüge.’Ga naar eind18. | |
Enkele filosofische en muzikale aspectenWaarom de romantische mythe van Poesjkin en Mörike zozeer het accent legt op de band tussen Mozart en de dood, laat zich verhelderen door de blik te richten op de filosofische achtergrond van het onderhavige thema. Ten tijde van Mozart beleefde het Verlichtingsdenken een hoogtepunt, dat als reactie de Romantiek en het Duitse Idealisme zou oproepen aan het begin van de negentiende eeuw. Voor de eeuwwisseling bevestigde de filosofie van Kant de emancipatie van het individu, die haar politiek-maatschappelijke neerslag vond in de Franse Revolutie. De grondslag hiervoor was anderhalve eeuw eerder gelegd door Descartes, die rationaliteit en subject op de voorgrond plaatste met zijn stelling: ‘cogito, ergo sum’, ik denk, dus ik ben. Met deze accentuering van het individu werd een eerste stap gezet buiten de omvattende zekerheden, die waren verankerd in religie en dogmatiek. Niet langer zou de aan God toegedichte wereldorde, die tot over de grenzen van de dood reikte, als vanzelfsprekend worden aanvaard. Dit had dan ook een zwaarwegend gevolg voor de houding tegenover de dood. Door de aantasting van de omvattende goddelijke orde ziet het individu zich teruggeworpen op zijn eigen eindigheid. Losgescheurd uit de totaliteit ontwikkelt de sterfelijke mens eerst zijn individualiteit. Deze nieuwe centrale plaats van de dood, die ook Mozarts leven en werk tekent, zal zijn verscheurende invloed in verhevigde mate doen gelden in de Romantiek, die zich terugblikkend herkent in Mozart als voorloper.Ga naar eind19.
Behalve de geschetste voorwaarde van de individualiteit is de dood ook haar vernietiger. Aan deze ondermijnende kracht van de dood ontleent het individu zijn vermogen tot rebellie tegen het bestaande. Vooral bij de romantici zal het verzet tegen consolidering hoog geschreven staan in het vaandel, waarmee ze ten strijde trekken tegen de alledaagsheid van het filisterdom. Maar ook bij Mozart zijn sporen te vinden van de tegendraadsheid en het revolutionaire elan, waardoor de in het teken van de dood staande individualiteit zich onderscheidt van de zelfgenoegzame kuddegeest die zich al te willig conformeert aan de bestaande orde.
Zowel uit het leven als uit het werk spreekt een rebelse houding tegenover de bestaande orde. Weerspannig en eigenzinnig als Mozart was kon hij zich niet voegen naar de luimen van zijn aanvankelijke broodheer, de autocratische aartsbisschop Colloredo van Salzburg, die volstrekte onderdanigheid in dienstbetoon eiste. Het conflict tussen hen, dat niet kon uitblijven, leidde ertoe dat Mozart zich als eerste grote componist zelfstandig in Wenen vestigde, met alle maatschappelijke risico's vandien. Door zijn non-conformisme moest Mozart zich wel geestverwant voelen met de Figaro-figuur, het door Beaumarchais geschapen model van de opstandige individualist die het onderdrukkende ancien régime danig in de tang neemt. Weerzin tegen iedere vorm van dwang | |
[pagina 797]
| |
vormt ook de ruggegraat van de figuur van Don Giovanni. Zijn afkeer geldt niet alleen de gangbare moraal, die hij als schavuit en verleider tart, maar vooral ook de dood als vernietiger van alle individualiteit. De gecomprimeerde uitdrukking van deze rebellie is het halsstarrige no, dat aan het slot van de opera, vlak voordat hij ten onder gaat, Don Giovanni's laatste woord is tot de Commendatore, die hem als stenen afgezant van de dood commandeert tot inkeer en berouw te komen. In de gedaante van Don Giovanni's knecht Leporello weerspiegelt zich het gebrek aan gedweeë volgzaamheid op een ander niveau. Als komische draai aan de tragiek van de opstandigheid zet de opera in met de aria, waarin Leporello met zijn herhaalde non voglio più servir te kennen geeft dat hij de verplichte onderdanigheid tegenover zijn meester meer dan beu is.
‘Ich bin ein Musikus,’ zo kenschetst, naar we zagen, Mozart zijn eigen wezen. We zouden hem dan ook geen recht doen, wanneer tot slot op zijn minst niet een indicatie van zijn muzikale baanbrekendheid zou worden gegeven. Bon ton is aan het begin van de tweede helft van de achttiende eeuw de hang naar eenstemmigheid en tonale eenvoud, waarmee de componisten uit de zogeheten Mannheimse school wilden afrekenen met de polyfone complexiteit van de Barok, die culmineerde in Bach. Deze onderschikking op melodisch en tonaal gebied doorbreekt Mozart door juist, tegen de tendens van zijn tijd in, terug te grijpen naar de fugatische vorm en door chromatische ondermijning van de tonale rigiditeit. Chromatische leidtonen, verminderde septiemakkoorden en enharmonische verwisselingen zijn middelen, waarvan Mozart zich bedient om de bestaande hiërarchische orde op losse schroeven te zetten. Als een spirituele astronaut doorklieft hij, buiten het bereik van de tonale zwaartekracht, de muzikale kosmos tot aan zijn uiterste grenzen. Van zijn tonale durf levert Mozart sterke staaltjes in juist die werken, die zich wat betreft stemming en toonsoort laten associëren met de dood. Zo is er de grote fantasie voor piano in c moll, die met haar ontwrichtende begin ons berooft van alle tonale oriëntatie. Sprekend is ook het voorbeeld aan het begin van de doorwerking van het laatste deel van Mozarts vermaarde symfonie in g moll. Daar raken zelfs onze moderne, niet weinig geblaseerde oren uit balans door de onverwachte opeenvolging van harmonische sprongen. En tenslotte is er het door Mozarts vroege einde torso gebleven Requiem. Het slot van het Confutatis daaruit bereidt troostend voor op de dood, wanneer de muziek zich met behoedzame chromatische schommelingen van de aardse zwaarte bevrijdt. | |
BesluitUit de hier gegeven schets moge duidelijk zijn geworden dat de romantische mythe om Mozart de kern raakt van zijn leven en werk. Even schimmig als de dood, die niettemin de kracht bezit los te scheuren van het bestaande, is de tot muziek gesublimeerde gedaante van Mozart. Zelf bij herhaling geschokt door de aanraking van de dood vermocht hij in zijn werk de zwaartekracht van de alledaagse orde op te heffen. Fysieke en maatschappelijke teloorgang gaf hem, zoals we weten, tenslotte prijs aan de anonimiteit van het armengraf, waarin hij spoorloos verdween. Maar aangezichtsloos als de dood zelf leeft Mozart voort in de schoonheid van zijn muziek.
Deze tekst werd uitgesproken op de in samenwerking met okw georganiseerde thema-avond Mozart en de dood op 14 maart 1989 in Schlemmer te Den Haag. | |
Afkortingenhi = W. Hildesheimer, Mozart, Frankfurt am Main 1980. lo = N. Loeser, Mozart, Haarlem/Antwerpen 1959. mb = Mozart, Brieven, uitgaven: Emily Anderson, The Letters of Mozart, London 1938; W.A. Bauer, O.E. Deutsch, Mozarts Briefe, Frankfurt am Main 1960. Mö = E. Mörike, Mozart auf der Reise nach Prag, in: E. Mörike, Werke, Wiesbaden z.j. pa = B. Paumgartner, Mozart, Zürich 1945. po = A. Poesjkin, Mozart en Salieri, in: A.G. Schot, Van en over Poesjkin, Amsterdam 1968. |
|