| |
| |
| |
Kroniek & kritiek
Politiek leven
Roel van Duijn
Moordneigingen
Waarom is het kabinet-Lubbers II gevallen?
Waarom toch heeft Joris Voorhoeve in de Tweede Kamer aangekondigd die averechtse motie te zullen indienen, tegen de afschaffing van de reiskostenaftrek voor autoforenzen? Het noodzaakte Lubbers de volgende dag het ontslag van zijn ministers bij de koningin te vragen. Dat was allerminst in het belang van de vvd, die nu nog moet zien of ze na de verkiezingen nieuwe ministersposten terugkrijgt. De premier, van zijn kant, kon moeilijk anders, omdat hij door de motie-Voorhoeve niet meer kon bouwen op voldoende parlementaire steun voor de financiering van een kernstuk van het regeringsbeleid, het Nationaal Milieubeleidsplan (nmp).
Het vervolg is bekend: Lubbers kon, naast Nijpels, poseren als de politicus die het niet gegund was geweest iets voor het milieu te doen. En de vvd verloor bij de Europese verkiezingen, wellicht juist omdat zij de indruk gewekt had een plan tot redding van het milieu te dwarsbomen. De vraag die Voorhoeve natuurlijk onmiddellijk na de val van het kabinet gesteld werd, was of hij inderdaad het nmp beoogd had te torpederen. ‘Nee,’ antwoordde hij ten stelligste, ‘ons bezwaar geldt slechts de financieringswijze, die ten koste gaat van één groep en bovendien planologische bezwaren heeft voor de forenzengemeenten.’
Dat was geen erg overtuigend antwoord. Want moeilijk kan ontkend worden dat er verband bestaat tussen vervuiling en autorijden en dat afschaffen van deze autovergoeding dus de logica in zich draagt van het principe: de vervuiler betaalt. Te minder overtuigend, omdat Lubbers ruim te kennen had gegeven dat over de datum van invoering en andere modaliteiten nog goed te praten viel. Bleef over de indruk dat de vvd een voorwendsel gezocht had om uiting te geven aan haar ontevredenheid over de samenwerking in de coalitie en het feit dat zij zich keer op keer overspeeld door het cda voelde. Maar mij overtuigde ook dat antwoord niet. Zou Voorhoeve dan werkelijk te dom zijn om te begrijpen dat de kiezers een breuk in het kabinet, kort voor toch al naderende verkiezingen, om reden van machtspolitiek niet zouden waarderen? Ik kon het niet geloven. En ik hield het erop dat de val van het kabinet over het nmp symbolisch was voor de politieke onmacht om het milieu te redden. Symbolisch voor de harde weerstand in maatschappij en economie tegen een doelmatige aanpak van de bedreiging van de natuur.
Was er dan, aan de andere kant, in Nederland niet een hoopvol klimaat ontstaan ten aanzien van maatregelen om het milieu te redden? In de herfst van 1988 was het rapport ‘Zorgen voor morgen’, van het Rijksinstituut voor Milieuhygiëne, verschenen. Daarin waren de gevaren nietsontziend beschreven. Het broeikaseffect, de zure regen, de aanslag op de ozon- | |
| |
laag, de sluipende drinkwatervergiftiging alsmede de ‘gewone’ verontreiniging met hun gevolgen werden compleet ten tonele gevoerd. Niemand betwistte deze analyse. Niemand sprak de conclusie tegen dat de kwaliteit van het milieu zodanig moet zijn ‘dat ook in de verre toekomst een duurzame economische ontwikkeling mogelijk is’. Dat sloot perfect aan bij het internationale Brundtland-rapport, dat met groot gezag ook juist voor ‘duurzame economische ontwikkeling’ pleitte. Niemand sprak tegen dat, zoals ‘Zorgen voor morgen’ stelt, de uitworp van een aantal gassen (zwaveldioxide, stikstofdioxide en ammoniak) in West-Europa met respectievelijk 90, 70 en 60-80% omlaag moeten ten opzichte van 1980, in het jaar 2000. Toegejuicht werd dat daarvoor een aantal technische maatregelen werden voorgesteld, zoals driewegkatalysatoren voor auto's. Maar het werd stil toen daaraan toegevoegd werd dat technische maatregelen alléén onvoldoende zijn, ‘zodat ook structurele en volumebeperkende maatregelen noodzakelijk zullen worden.’ En muisstil toen het rapport opmerkte dat alleen al het realiseren van de fosfaatnorm van het meststoffenbesluit van de regering een inkrimping van de veestapel met 20 procent vergt.
Maar dat moment van stilte werd doorbroken door Beatrix, die in haar kersttoespraak ongekend openhartig de consequenties trok. ‘Langzaam sterft de aarde en wordt het onvoorstelbare - het einde van het leven zèlf - tòch voorstelbaar.’ En het was ongetwijfeld naar aanleiding van de geweldige bedragen die ‘Zorgen voor morgen’ genoemd had, als de noodzakelijke kosten voor milieusanering, dat zij sprak: ‘De winsten benutten we voor onszèlf, de verliezen schuiven we lichtzinnig door naar de toekomstige bewoners, de generaties die nà ons komen.’
Daarna leek de aandacht voor het milieu grenzeloos. De media leken over niets anders meer te berichten. Werkgevers en werknemers sloten een monsterverbond om samen de milieuproblemen te lijf te gaan. Lubbers, die in de laatste troonrede nog gezet had dat Nederland ‘schoon’ is, haastte zich te zeggen dat milieu vóór inkomen gaat. Minister Nijpels en hij kondigden, als voorlopige climax, de spoedige verschijning van het Grote Plan aan: het nmp. De verwachtingen waren gespannen. Zelf diende ik in de gemeenteraad van Amsterdam vast een nota in waarin ik erop wees dat het nmp ongetwijfeld grote gevolgen voor het gemeentelijk beleid inzake de nieuwe elektriciteitscentrale en nog wat zou hebben. Als basis voor mijn nota gebruikte ik het concept-nmp, dat verdienstelijke ambtenaren van het ministerie van vrom hadden laten uitlekken. Bang dat zij anders in de inter-departementale krachtmeting met Economische Zaken kansloos zouden zijn.
Zelf zat ik op dat moment alweer drie jaar in de gemeenteraad, als vertegenwoordiger van De Groenen. Deze club maakt deel uit van het internationale netwerk van groene partijen die zich de laatste jaren overal een positie in de parlementen verwerven. De Groenen vormen een onafhankelijke milieupartij, los van klein of groot links.
De publiciteit rond het milieu deed me ook persoonlijk goed; er werd in de gemeenteraad naar mij als eenmansfractie meer dan ooit geluisterd. Ik dacht: is het eigenlijk wel nodig om in een kleine groene partij te opereren, als de grote partijen zich langzaam gaan openstellen voor de ernst van het probleem? Ik nodigde milieudeskundigen van buiten De Groenen uit, om ons samen te beraden wat de beste strategie zou zijn om een zo sterk mogelijke groene macht in het parlement te krijgen. Ik stelde hun openlijk deze vraag: moeten degenen die zich sinds jaren inzetten voor milieubehoud zich in een eigen partij verenigen, of moeten zij misschien - nu de toon van de grote partijen groener wordt - de macht opzoeken en zich en bloc aanmelden voor een van die grote partijen? We noemden onze gedachtenwisseling, waarin oude milieumakers als Theo Potma (Centrum voor Energiebesparing), Roefie Hueting, Jan Juffermans (De Kleine Aarde) en Evert van der Poll, het ‘Lente-overleg’.
| |
| |
Wij stonden voor het grote raadsel. Wat moeten we denken van de tegenstelling tussen woord en daad, als het om milieu gaat? Ondanks alles wordt er energiek doorgewerkt aan de uitbreiding van tal van verontreinigingsbronnen.
Neem de stormachtige groei van het vliegverkeer. Kerosineverbranding door vliegtuigen veroorzaakt nog meer stikstofoxiden in de atmosfeer. Schiphol mikt op een verdubbeling van het aantal passagiers binnen tien jaar. Dit betekent ruwweg ook een verdubbeling van de milieuschade. Hoe moeten we de toename van de luchtverontreiniging, door tenminste het vliegverkeer, zien in het licht van de steile afname die ‘Zorgen voor morgen’ eist? Het is een raadsel waarom noch het cda, noch de vvd, noch de pvda of d66 zich daarover bezorgd tonen, maar deze ontwikkeling in de hand werken. De concrete, politieke beslissingen bleven in Nederland, ondanks mooie woorden van Lubbers en regeringsleiders van 23 landen in het Vredespaleis, voor het milieu nadelig uitvallen. In Amsterdam werd, ondanks mijn verwoede pogingen, besloten de nieuwe elektriciteitscentrale niet met gas, doch met kolen te stoken. Dit in weerwil van het feit dat de Gasunie aanbood gas te willen leveren op basis van de kolenprijs. Waarom werd dan niet van dat aanbod een dankbaar gebruik gemaakt? En weet inmiddels niet een kind dat kolenstook een van de voornaamste oorzaken van zure regen is?
Terzelfdertijd koos de Tweede Kamer in meerderheid voor de aanleg van de omstreden Rijksweg 19, die Midden-Delfland doorsnijden zal. Er wordt dus vastberaden doorgewerkt aan de vele autowegen in het tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer. Nog steeds wordt het openbaar vervoer slechts beschouwd als een vervoermiddel naast de auto, niet ter vervanging van. Mede omdat er voor de auto meer geld wordt uitgetrokken is een verdere groei van het autoverkeer onvermijdelijk. De inmiddels demissionaire regering zegt de omvang van het autoverkeer te willen inperken door ‘rekening rijden’, maar wil met de opbrengst daarvan onder meer vijf tunnels aanleggen voor nieuw... autoverkeer. Uit het Structuurschema Verkeer en Vervoer blijkt dat het autobezit in Nederland tot 2010 waarschijnlijk zal groeien met meer dan 70 procent: van 4,5 miljoen auto's naar 8 miljoen. Een zelfde toename wordt verwacht voor het aantal per auto af te leggen kilometers.
De industrie bereidt nieuwe, milieugevaarlijke vestigingen voor. dsm bijvoorbeeld gaat een chemische fabriek aan de Eemsmond bouwen, die kankerverwekkende stoffen in de Waddenzee zal lozen. Toen ik daarop als aandeelhouder van dsm de algemene aandeelhoudersvergadering bezocht en dit probleem aan de orde stelde, werd mij verzekerd dat zo'n ‘minieme hoeveelheid dichloormethaan’ (het gaat om 24 ton per jaar) geen kwaad kan. Als vanouds, maar we discussieerden wel in de onmiddellijke nabijheid van grondwater dat onmiskenbaar door dsm verpest is en stinkt tussen de fundamenten van het oude dorp Urmond.
De industrie als geheel breidt, ondanks prestigieuze ‘milieu-investeringen’, haar bijdrage in de verontreiniging uit. De afvalproduktie blijft hard groeien. Zelfs heeft de regering besloten een nieuwe investering te doen in de verouderde, riskante kerncentrale te Kalkar. De beruchte. Op het gebied van landbouw hebben Braks en Nijpels wel het positieve voornemen een aantal bestrijdingsmiddelen te verbieden, maar toch vermijden ze een structurele aanpak. Hoewel ‘Zorgen voor morgen’ de noodzaak ervan aangetoond heeft, heeft de regering nagelaten de omvang van de veestapel terug te brengen. Besluiten om tot biologische of geïntegreerde voedselproduktie te komen, zijn uitgebleven.
Dat zijn de dubbelzinnigheden van het milieubeleid. Is er een verklaring voor deze politieke schizofrenie?
Op dit punt gekomen meldt zich Roefie Hueting, econoom. In 1971 al heeft hij het boekje Wat is de natuur ons waard? geschreven. Als geen ander heeft hij de verklaring voor de schizofrenie inzake het milieu geschetst. Die
| |
| |
verklaring, wijst hij aan, ligt in het nog altijd beleden geloof in de noodzaak van produktiegroei. Economische groei wordt door de gangbare economen immers opgevat als groei van de produktie. Produktie van industriegoederen, landbouwprodukten en elektriciteit, alsmede die van de openbare dienstverlening. Deze produktiegroei ondergraaft meer en meer de reële welvaart: die is zonder schone lucht, gezond drinkwater en vruchtbare bodem schijn. De jacht naar produktiegroei is een jacht op slechts een deel van de welvaart.
Maar ook Jelle Zijlstra mengt zich in het debat. De oud-directeur van de Nederlandse Bank heeft het cda op haar laatste congres voorgehouden dat voortgezette economische groei voorwaarde is voor een goed milieubeleid. Niet alleen het cda knielde voor het katheder van de spreker, maar ook de regering. Oók de oppositiepartijen van links herhaalden het. Ik beschouw het, mèt de genoemde vrienden van het Lente-overleg, als een paradoxale stellingname. Hoe kan het soort van economische groei dat nu gepland is, dat hetzelfde is als wat tot nu toe de oorzaak van de toenemende milieuaantasting is geweest, plotseling de voorwaarde zijn voor milieuherstel? Een dokter geneest niet met een pistool.
Het probleem is dat welvaart tot nu toe door de economen beschreven is als de optelsom van produktieprestaties. Het is gedefinieerd als Bruto Nationaal Produkt. Het is die definitie die economen als Hueting soms tot wanhoop hebben gebracht, wanneer zij op congressen van economen en statistici steeds maar te horen krijgen dat de welvaart toeneemt ‘omdat het bnp groeit’. Er zou overeenstemming moeten ontstaan over het feit dat welvaart zonder goed drinkwater, zonder vruchtbare grond en frisse lucht geen welvaart is maar een puinhoop. Maar die overeenstemming is nog ver weg, omdat veel economen merkwaardigerwijs zonder enig ecologisch begrip het vertrouwde bnp als maatstaf blijven hanteren.
Economen en politici zouden het er bovendien over eens moeten worden dat het in de lijn van een nieuwe definitie van het begrip welvaart zou liggen om de milieuschade die bij de fabrikage van een produkt wordt aangericht, bij de prijs van dat produkt in te berekenen. Als heffing ten behoeve van maatregelen en voorzieningen voor milieubehoud en als rem op het gebruik. Een Milieu Beschermings Tarief (mbt). Daarentegen zou de btw op arbeid mogen worden afgeschaft, om milieuvriendelijke produkten en dienstverlening (waarin vaak veel arbeid zit) goedkoper te maken. Het Lente-overleg besloot een uiteenzetting van het verschil tussen woord en daad op milieugebied te publiceren, als een soort open brief aan de grote partijen. ‘Milieumaskerade vergroot het gevaar’ heette het stuk. Het besloot met de aanbeveling van enige waarborgen voor morgen, zoals: afremming van de groei van het vlieg- en autoverkeer, sterke bevordering van het openbaar vervoer, intensivering van de energiebesparing, verkleining van de veestapel, afstappen van ontwikkelingshulp die geen acht slaat op de gevolgen voor het milieu en voortvarende herbebossing van juist ook de Derde Wereld.
Ons artikel (Trouw, 28 april 1988) was bedoeld als een toetssteen voor de grote politieke partijen (cda, pvda, vvd, d66). We daagden hen uit om snel te antwoorden en vooral ook in de eerstkomende maanden vorm te geven aan het door ons bepleite beleid. Om de geloofwaardigheid van het stuk onweerspreekbaar te maken hebben wij medeondertekenaars van diezelfde grote partijen gezocht en gevonden. Ook deskundigen zoals prof. Bob Goudzwaard en Hans Achterhuis tekenden. Maar de grote partijen hulden zich desondanks in een diep zwijgen. En wat het gevraagde antwoord in beleidsdaden betreft: een week later bracht een van de aangeschrevenen, de vvd, het kabinet ten val vanwege... een voorgestelde maatregel om het automobilisme een strobreed in de weg te leggen.
Het was duidelijk dat de grote partijen, ondanks hun milieumaskerade, niet open stonden voor onze ideeën. Er bleef maar één politieke weg over: verder gaan met De Groenen. Om in de Tweede Kamer de discussie over het
| |
| |
verschil tussen de woorden en de daden te kunnen voortzetten. En dan als brandpunt te kunnen dienen voor een nieuw overleg, opnieuw met ongeruste milieuverdedigers die in de grote partijen aan de kant geschoven worden.
Een maand na Voorhoeve's misslag is toch nog het Nationaal Milieubeleidsplan (nmp) verschenen. Dit testament van het kabinet Lubbers ii is in zoverre uniek dat nu voor het eerst een regering een langere-termijnplan tegen de milieuverloedering heeft gemaakt. Niet toevallig in Nederland, het smeerpoetsland van Europa. Ons kleine land heeft de grootste dichtheid van auto's en vee en de fermste worp kunstmest, dierlijke mest en vergif per hectare.
Een sterk punt van het nmp is dat er nu voor het eerst maximum-normen worden gesteld aan de uitworp van verzurende gassen, afkomstig van industrie en autoverkeer. Van nu af aan is het niet goed meer mogelijk dat gemeenten nieuwe industrieën in huis halen zonder te regelen dat hun luchtverontreiniging aanzienlijk wordt teruggebracht. Samen met de bestaande industrieën mogen ze de voor 1994 en voor 2000 gestelde normen niet overschrijden.
De toelichting die het nmp geeft op de ernst van de milieucrisis is scherp. Het put daarbij herhaaldelijk uit ‘Zorgen voor morgen’. Indien de degeneratie van het milieu, die daarin beschreven wordt, doorzet, ‘zullen toekomstige generaties lasten moeten dragen waar tegenover geen baten meer zullen staan’, aldus het nmp.
In de geest van het Brundtland-rapport stelt het regeringswerkstuk nu als alternatief een ‘duurzame ontwikkeling’. Een drietal gezonde principes wordt genoemd: het sluiten van de stofkringlopen, het besparen van energie en het bevorderen van kwaliteit (boven kwantiteit) van produkten, produktieprocessen, grondstoffen, afval en milieu. Duidelijk wordt gesteld dat als deze principes niet op nogal korte termijn in praktijk worden gebracht, rampen onvermijdelijk zijn. En daar de trends van de verontreiniging ‘uit elk schaalniveau rijzen’, zullen het wereldrampen zijn. Zoals klimaatsverandering en ziekmakende zonnestraling.
Daar waar het nmp op ‘Zorgen voor morgen’ aansluit, is dat te danken aan een groep ambtenaren, die ook al gewerkt heeft aan dat laatste rapport. Kees Zoeteman en zijn collega's hebben niets nagelaten om het milieugevaar in alle opzichten bloot te leggen.
De doelen die het nmp stelt voor vermindering van de uitworp van schadelijke stoffen zijn echter niet zeer ambitieus: 2400 zuurequivalenten per hectare per jaar aan verzurende neerslag acht de regering aanvaardbaar. Dat is het dubbele van wat ‘Zorgen voor morgen’ als verantwoord scenario voor natuurbehoud voorstelt. De regering moet in het nmp dan ook toegeven dat rond 2000 nog slechts 20% van de Nederlandse bossen zullen resteren. De vraag is echter, of zelfs dat nog haalbaar is.
Het nmp stelt bijvoorbeeld ten aanzien van nox een norm van 40.000 ton voor 2000. Maar alleen al de nieuwe Amsterdamse kolencentrale zal een uitworp hebben van 10.500 ton stikstofoxide per jaar. Toch heeft de Amsterdamse elektriciteitscentrale een vermogen dat slechts enkele procenten van het gehele Nederlandse vermogen vertegenwoordigt. In de norm van het nmp is dus zeker geen ruimte voor zo'n stikstofoxyde-sproeier als die welke nu aan de Hemweg in aanbouw is.
Een ander voorbeeld is de Westrandweg, die het Amsterdamse Westelijk Havengebied met Schiphol zal verbinden. Rijkswaterstaat heeft onlangs uitgerekend dat de weg niet nodig is, als het nmp (geringe groei van het autoverkeer) werkelijkheid wordt. Deze opvatting van Rijkswaterstaat wordt echter door de politici genegeerd: de weg kómt er. Het gevolg van deze en soortgelijke wegen zal zijn dat de groei van het autoverkeer onverminderd doorzet, zodat de norm van het nmp ook in dit opzicht overschreden wordt.
Voorstellen om dit soort plannen af te blazen of wat de kolencentrale betreft binnen de normen van het nmp te houden, heb ik in de gemeenteraad ingediend. Maar hoe reageerde
| |
| |
het merendeel van de fracties? ‘Wij hebben geen tijd gehad om ons in deze materie te verdiepen’ (Cnoop Koopmans, pvda). Zij onttrokken zich aan het debat. Blindelings stemden zij tegen mijn moties, die beoogden het nmp voor Amsterdam te ‘vertalen’. Hoe tracht het nmp de groei van het autoverkeer aan banden te leggen? ‘Verinnerlijking van het milieubelang’ moet de automobilist ertoe brengen minder te rijden. Hoezeer dit een illusie is, blijkt uit het recente onderzoek van het Streekvervoer: voor vrijwel geen automobilist speelt het milieu een rol. Ook al rijden er in Nederland nu evenveel auto's als in het hele continent Afrika.
Kooldioxide, de veroorzaker van het broeikaseffect, wordt door het nmp niet verminderd. Men stelt zich tevreden met het handhaven van het huidige niveau van uitstoot. Dit is, zoals de tekst zelf aangeeft, eigenlijk onverantwoord. Nodig is een vermindering met 80%.
Waarom hebben Nijpels, Smit-Kroes, Braks en Lubbers het niet aangedurfd om met maatregelen en doelstellingen te komen die, binnen de Nederlandse mogelijkheden, wèl toereikend zijn om de natuur te behouden? Het antwoord wordt gegeven in het hoofdstukje over de ‘macro-economische verkenningen’. Daaruit blijkt niet alleen dat rekening wordt gehouden met verdubbeling van produktie en consumptie in het jaar 2010, maar ook dat de maatregelen van het nmp een geringe vermindering van de groei tot gevolg zullen hebben. Van de geplande jaarlijkse groei van 2,5% wordt 0,1 tot 0,2% opgeofferd. Verdere teruggang van de groei heeft de regering niet gewild. Dat zou zonder twijfel een gevolg van wèl-effectieve maatregelen zijn. Er is dus bewust gekozen voor groei boven milieubehoud. Immers, zowel technische maatregelen als directe aanpassing aan de draagkracht van het milieu doen de groei afnemen. Zulke maatregelen maken produkten duurder, althans bij toepassing van het principe ‘De vervuiler betaalt’. En duurder is identiek met lagere arbeidsproduktiviteit en minder groei. Milieuvriendelijke gedragsverandering doet de groei eveneens afnemen. Een trui, een extra deken, fietsen, railvervoer en wintergroenten vertegenwoordigen in termen van de nationale rekeningen een geringer volume dan resp. het hele huis met cv verwarmen, autovervoer en zomergroenten in de winter.
De regering beschrijft haar keuze voor groei boven milieubehoud met een verwijzing naar ‘de oorlogseconomie’ die zou ontstaan als er gekozen zou worden voor emissiereducties van 80 à 90%, die eigenlijk noodzakelijk zijn en bereikt zouden kunnen worden door inkrimping van de hoeveelheden auto's, koeien en schadelijke produkten. Er zou dan volgens het nmp een oorlogseconomie ontstaan, ‘waarin met 10 à 20% van de huidige hoeveelheid grondstoffen en produkten zou moeten worden volstaan’. Voor mij staat vast dat door een keuze voor zowel krimp als technische maatregelen een oorlogseconomie vermeden kan worden. Maar de opstellers van het nmp, in hun angst voor ‘oorlogseconomie’, vermijden elke maatregel die gericht is op produktiebeperking. Zij vinden een vermindering van de groei met 0,2% jaarlijks blijkbaar al een heel offer.
Ik begrijp niet waarom men het woord ‘oorlogseconomie’ hanteert. Niet alleen directe aanpassingen, maar ook het duurder worden van produkten door technische maatregelen betekenen een verandering van het consumptiepatroon in een milieuvriendelijke richting. Wat riekt meer naar oorlog, het vernietigen of het veiligstellen van de basis van ons bestaan? Mij lijkt de keuze voor voortgezette produktiegroei de fundamentele zwakte van het nmp. Daardoor is het onmogelijk de nodige, strenge maatregelen te nemen. Kiezen voor zowel groei van het autopark als voor vermindering van de auto-overlast is bijvoorbeeld een evidente paradox. In Japan, waar alle denkbare technische verbeteringen aan auto's getroffen zijn, is de milieuschade van het verkeer nog toegenomen. Kiezen voor zowel produktiegroei als natuurbehoud is vergelijkbaar met het versneld kappen van het regenwoud om
| |
| |
met de houtopbrengst een reservaat te financieren.
De alarmfase is al lang ingegaan. Tot het uiterste terugbrengen van de produktie van vervuilende artikelen, dat is nodig. Stoppen met plastic bekertjes, auto's en autowegen, vliegtuigen. Dat alles moet ingeruild worden voor stenen kopjes, treinen die bij aankomst in trams uiteenvallen om de passagier direct naar zijn of haar wijk te brengen, enzovoort. De man die nu nog bij dsm wegwerpbekers maakt gaat koffie schenken in een kantoor. De vrouw die nu nog auto's spuit wordt dan conductrice op de tram. Alleen bij zo'n omschakeling van de economie, van vuil naar schoon, is te verwachten dat de bossen gered worden en de zon weer zonder smog schijnen kan. Het zal bovendien een keuze moeten zijn die zoveel mogelijk in Europees verband wordt doorgevoerd.
De vermindering van de voortbrenging van vervuilende produkten zal aanvankelijk de economie met een schok confronteren. Ontslagen zullen vallen, koersen zullen dalen. Op het moment dat haar dictatuur wordt aangetast, zal de economie terugslaan. Slagen we erin toch nog een leefbaar deel van de natuur te redden, dan zal de vraag zich omkeren: hoe redden we de economie? Hoe eerder we tot een ombuiging van de economie overgaan, hoe minder de kans op haar val.
Hoe dan ook, om een versobering van ons leven kunnen we niet heen. Dat betekent niet dat ik het eens ben met hen die roepen dat we ‘offers voor het milieu’ moeten brengen. Verhoging van de kwaliteit van onze leefomgeving, dat is winst, dat is dividend. Toch zullen diegenen onder ons die het vliegtuig naar Tenerife nemen, dat dan wellicht niet meer kunnen doen. Ook zullen we met Kerstmis geen sla meer kunnen eten, maar met wintergroenten genoegen moeten nemen.
Zijn dat offers? Het lijkt me heel betrekkelijk. Leefden wij in de jaren zestig in armoede? Toen dachten we dat we nog nooit zo rijk waren geweest - wat waar was - en vreesden we de verslaving aan de elektrische slagroomklopper. Ook dat terecht, want onze samenleving slorpt nu elektriciteit, brandstof, grondstoffen. Die collectieve verslaving bedreigt onze kinderen met kale bomen.
Als gedaan wordt wat nodig is, zal er, volgens de termen van de gangbare economie, geen groei maar krimp optreden. Men zal zeggen: het bnp daalt, dus het levenspeil. Toegegeven, de koopkracht voor de rijkeren zal dalen, maar wàt er te koop is zal meer kwaliteit hebben. Duurzame produkten! Men zal wonen in gezonde, ecologische woningen, er zal een afname van kanker en longaandoeningen optreden. Nooit meer nadenken over een filter op de waterkraan... Dan zal ook langzamerhand de werkloosheid verdwijnen. Het onderwijs, de landbouw, talloze schone bedrijven, de spoorwegen, de ecologische woningbouw zullen de meesten aan werk helpen.
Ook ‘Groen-Links’, de recente combinatie, wijst er niet op dat de nodige maatregelen tot redding van het milieu zullen leiden tot een snelle ombuiging van de groei-economie. Het eist een verhoging van de uitkeringen met 15 procent. Een dergelijke, grote verhoging van de staatsuitgaven is uitsluitend mogelijk bij voortgezette groei. Verlaging van de defensieuitgaven reikt daartoe niet, te meer daar een drastische aanpak van de milieuproblemen ook volgens het program van Groen Links miljarden kost. Aangezien voortzetting van de economische groei de milieu-ellende nog vergroot, zal er dus gekozen moeten worden: òf versobering, òf verscherping van de milieucrisis. Het is die keuze die Groen Links nalaat te maken. Niet verbazingwekkend trouwens voor een partij waarvan drie van de vier eerste kandidaten tot nu toe duidelijk voor rood hebben gekozen. Ook dat is niet een traditie waarin het past je af te vragen of méér van alles wel gebaseerd kan worden op de mogelijkheden van het milieu.
De groene traditie is anders. Een voorloper als Kropotkin heeft er honderd jaar geleden al de nadruk op gelegd dat landbouwvelden en tuinen zich tot in de steden dienen uit te strek- | |
| |
ken. Hij is daarmee een lange rij tuinstadarchitecten voorgegaan. Is dat een vergeten ideaal uit vervlogen tijden, nu het rapport-Montijn, ook gesteund door Groen Links, de bouw van 300.000 woningen voor het jaar 2000 alleen al in de Randstad bepleit? Frederik van Eeden heeft verteld hoe de kleine Johannes van de dieren leert en hoe deze in lachen uitbarst als de meester in de klas hem voorhoudt dat ‘alleen de mensch door God met rede begaafd was en als heerscher was gesteld over alle andere dieren’. Dat was, nog in het begin van deze eeuw, al een aanval op de mentaliteit die ertoe geleid heeft dat slechts enkelen protesteren tegen de massale mishandeling van de dieren in bio-industrieën en universiteiten. Provo heeft actie gevoerd tegen luchtverontreiniging en een Witte Fietsenplan voorgesteld, toen pvda en cpn nog een auto voor iedere arbeider eisten. Hoe lang heeft rood niet de onbespoten groenten van de Kabouterbeweging (begin jaren zeventig) gehoond? De groene traditie loopt uit op een onafhankelijke groene partij, niet op een die gebonden is aan links. Er is wel een raakpunt met links: het ideaal van de menselijke gelijkwaardigheid. Maar een groot verschil is dat groen wel en rood niet van mening is dat de milieucrisis alle gevestigde, politieke denktrant van zijn sokkel slaat. De milieugevaren bedreigen iedereen: de ondernemer evengoed als de bijstandsmoeder. De milieucrisis stelt ons allen voor de opgave om een nieuwe filosofie, een ecologische, in de praktijk te brengen, en die overstijgt de oude links-rechtstegenstelling.
Niet alleen versobering, ook democratisering moet hand in hand gaan met een effectieve bestrijding van de milieuverpesting. De kinderen, die opgroeien tussen de gifbelten, hebben alle recht en reden om mee te beslissen over de toekomst. Wat mij betreft wordt de kiesgerechtigde leeftijd flink verlaagd, bijvoorbeeld tot veertien jaar. Kinderen van die leeftijd zijn niet minder betrokken bij het lot van deze maatschappij dan de volwassenen, die trouwens toch niet minder dan de kinderen naar het Jeugdjournaal kijken als ze willen weten wat er aan de hand is. Ook het onderwijs zal - dat hoort bij democratisering - een veel grotere zelfstandigheid ten opzichte van de politieke macht moeten krijgen. Zodat het niet langer dient als opleiding voor nieuwe deelnemers aan de economische groei, maar bewuste mensen aflevert, die weten hoeveel bomen je moet planten om de kooldioxide-uitworp van een elektriciteitscentrale te absorberen.
Belangrijk onderdeel van de democratisering is ook nog steeds het pleidooi voor de instelling van een referendum: de mogelijkheid voor de bevolking om zich over brandende kwesties rechtstreeks te kunnen uitspreken. De afgewezen voorstellen van de Commissie-Biesheuvel moeten de komende tijd een nieuwe kans krijgen, vind ik.
Is het voldoende om als verklaring voor de kamikaze-aanval van de vvd op het kabinet-Lubbers ii aan te voeren dat die aanval symbolisch was voor de bestaande harde weerstand tegen een doelmatige aanpak van de milieuverontreiniging? Ik denk dat ik het antwoord nu preciezer kan geven.
Het kabinet is ten val gekomen, omdat het voor het eerst in de geschiedenis van een westers land het milieuprobleem onder ogen begon te zien en daarbij schoorvoetend, hier en daar, de vraag opwierp of er produktiebeperkende maatregelen moesten worden genomen. Dat doende kon het er niet omheen vast te stellen dat zulke maatregelen, hoe noodzakelijk ook, al gauw de economische groei aantasten. Ofschoon in het Nationaal Milieubeleidsplan tenslotte amper gekozen is voor vertraging van de groei (o,1 à 0,2 procent per jaar, meer niet), heeft het plan voor het eerst het probleem van voortgezette groei aan de orde gesteld. Ongewild, niet met veel woorden, maar voor wie dóórdacht, was het inzicht duidelijk. Dat het nu juist de kern van de heersende vooruitgangsgedachte is - wat anders dan economische groei? - die het milieu naar het leven staat.
En daarom mocht het kind niet levend ter wereld komen. Het Nationaal Milieubeleidsplan, dat met z'n geboorte twijfel zou kunnen
| |
| |
oproepen aan de juistheid van de economische groei, ontmoette om die reden moordneigingen. Dat het lot de vvd heeft uitgekozen om de moord te voltrekken is uiteindelijk minder interessant dan deze pijnlijke, maar onthullende conclusie.
|
|