de aanduidings van klugtigheid ontaard en jy die werklikheid anderkant die werklikheid in ontvlugting loop soek.’
De natuurlijke werkelijkheid van het Kaapse schiereiland met de over alles dominerende Tafelberg wordt - in overeenstemming met het toeristisch perspectief op Kaapstad - vanuit een door de eeuwen geijkt perspectief vanuit zee als een reusachtig decor gezien. De berg als decor en de mensen als spelers, respectievelijk requisiten, zij vormen het perspectief van deze voorstelling: ‘Sy beskou die berg se sagte swart skouers beskermend geneig om die middestad wat in die baai se skoot smeul. Waarborg vir geborgenheid speel die berg. Kaggelmantel en haard speel die berg met neonkole in sy diep swart rooster.’ Het perspectief kan ook worden omgekeerd: nu vanaf het gevangeniseiland: ‘Vir wat skram Piet weg van die Robbeneilandse perspektief, wonder Lefebvre. Die perspektief van die bewaarder. Die perspektief van die gevangene. Die perspektief van die molslang, hy wat die voete sien loop, die voete tel. Sal die revue dan handuit ruk as die stemme van die eiland, windveryl, seeveryl, ook gehoor word?’
De voorstelling van het wereldgebeuren en van het mensenleven als een groot schouwspel, waarin ieder zijn hem toebedeelde rol moet spelen, tot de dood hem die rol uit handen neemt, vormt een traditioneel motief van de Europese literatuur sedert Plato, Seneca en Augustinus. We vinden dit in het bijzonder tijdens de barok (bij Calderón, Vondel en Gryphius bij voorbeeld), maar ook in de negentiende eeuw (Hebbel) en rond de eeuwwisseling (Hofmannsthal) was dit gegeven zeer actueel. In de Kaapse Rekwisiete ontbreekt echter de metafysische zingeving of kan deze ten hoogste worden vermoed.
In het toneelstuk Trilogie des Wiedersehens van de Westduitse schrijver Botho Strauss merkt een van de personages op: ‘Waar een beeld is, heeft de werkelijkheid een gat.’ Dat is precies het probleem van Lefebvre, die door de beelden heen tot de werkelijkheid probeert te geraken. Ik zou hier de constatering aan willen vastknopen dat het verbazingwekkend is om te zien hoeveel elementen van het moderne (postmoderne) proza in Europa een integraal deel uitmaken van deze roman. De gemeenschappelijke basis bestaat uit de onmacht om tot de werkelijkheid te komen. De realiteit is gebroken, doordat beelden en perspectieven zich ervoor schuiven, doordat de menselijke zintuigen a priori volgens het schema der bespiegeling functioneren.
De roman Kaapse Rekwisiete test als het ware alle mogelijkheden om het verlammende schema van tentoonstelling en voorstelling te doorbreken en dit schema door iets waars te vervangen, ja om misschien wel tot het hoogste te komen dat een mens bezielt en onrustig maakt, tot verlossing.
De terugkeer naar de vrede en de harmonie van de jeugd is er alleen in aanzet. De demonische grootmoeder Gladys verspert de weg naar die vorm van tijdloosheid. Bij de zoektocht naar het oereigenste ik speelt de liefde een voorname rol. Lefebvre heeft een verhouding gehad met haar directeur Alec. Wat een bron van geluk had kunnen zijn, krijgt in het overspel van de getrouwde Alec het karakter van een voorstelling, met de buren als bedreigende toeschouwers. In sterke mate geldt het karakter van voorstelling en daardoor van vervreemding ook voor de seksualiteit van het met Lefebvre bevriende echtpaar Paul en Huibrecht: ‘... hy wou 'n skouspel sien. Ek weet nie,’ teem Huibrecht, ‘of hy heeltyd na my gekyk het nie, maar dit het so gevoel. Hy het seker. Natuurlik. Partykeer het hy op die bed, op die voetenent, gesit terwyl ek dit vir hom moes doen. Die ergste is, ek het begin hou daarvan.’ Huibrecht kon de reactie van haar man op haar zelfbevrediging niet zien omdat ze blind is. Zij mist deze mogelijkheid van zintuiglijke waarneming. Maar in de ogen van Lefebvre is dat geen gemis, eerder een winst aan tastzin. De alternatieve mogelijkheid die deze vriendin Huibrecht te bieden heeft, lijkt zich nog verder uit te strekken. Paul vermoordt zijn vrouw en pleegt daarna zelfmoord. Maar, hoezeer ook over de dood als